In het midden van de twintigste eeuw startte het provinciebestuur van Belgisch-Limburg met het aanleggen van een collectie kunstwerken en sierobjecten. In de loop der jaren breidde de collectie gestaag uit met aankopen, legaten en schenkingen tot meer dan 2000 kunstwerken en voorwerpen vandaag. Sommige stukken hebben een vaste plek in het provinciehuis, andere instellingen en gebouwen. Heel wat werken worden in het depot bewaard.

Fred Eerdekens, Voorbeeld-Tegenspraak, 1993

De kunstcollectie was een indirecte manier om kunstenaars te ondersteunen en hun werk naar het grote publiek te brengen. Dat verklaart deels waarom de collectie zo gevarieerd is. Je vindt er werken van Limburgse kunstenaars, zowel historische figuren als gerenommeerde hedendaagse kunstenaars, nobele onbekenden én jonge talenten. Een waaier aan schilderijen, tekeningen, etsen en driedimensionaal werk. Daarnaast ontdek je er ook kunst van internationale grootheden en allerlei bijzondere werken en voorwerpen die aan de provincie Limburg geschonken werden.
Via het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed werkte het provinciebestuur een depotbeleid uit, ook voor de kunstcollectie. In 2006 werd de volledige collectie in kaart gebracht en vervolgens digitaal ontsloten via de erfgoeddatabank erfgoedplus.be en de Europese broer, europeana.eu. Met de tentoonstellingen onder de noemer Gekaderd zet de provincie Limburg een volgende stap in het ontsluiten van de kunstcollectie.
De twee curatoren van de expositie, Marc Milissen en Herman Maes, zelf vormgever en/of kunstenaar, zijn met Gekaderd niet aan hun proefstuk toe; ze hebben ruime ervaring in het samenstellen van exposities, waarbij Maes de focus vaak op avant-gardekunst legt. Als duo maakten ze diverse thematische expo’s rond Belgisch-Limburgse kunstenaars uit de afgelopen decennia.
Vorig jaar nam het duo de uitdaging aan om de kunstcollectie van Belgisch-Limburg onder de loep te nemen. Ze doorkruisten letterlijk diverse gebouwen en het depot op zoek naar de interessantste werken. De eerste tentoonstellingen van Gekaderd waren te zien in de Begijnhofkerk in Sint-Truiden en de residentie van de Belgische ambassadeur in Den Haag. De exposities presenteerden uitsluitend werken uit de provinciale kunstcollectie, telkens volgens een ander concept, vanuit een andere invalshoek.
Voor een presentatie uit de collectie Belgisch-Limburg in het Gouvernement in Maastricht kozen de curatoren voor een presentatie waarin 17 kunstenaars uit die provincie worden uitgelicht en waarbij twee kunststromingen uit de periode 1960-2000 de revue passeren. Deze selectie wordt aangevuld met werk van internationale collega’s die hen inspireerden.
De kunstenaars waren van belang voor de evolutie van de kunstgeschiedenis in Belgisch-Limburg. Ze namen stuk voor stuk een vooruitstrevend standpunt in: avant-garde in haar zuiverste vorm. Zij bepaalden de maatstaf voor het landschap van de kunsten.

Guy Bleus, Locks 1 – Chorcawa Sisters + S.D., 1980

Frank Stella, Sinjerli Variation II, 1971
Jan Carlier, Man, 1988

In de expo word je meegenomen doorheen twee generaties kunstenaars die in Limburg iets losgemaakt hebben. De eerste generatie situeert zich in de jaren 1960-1970, met klinkende namen als Vincent Van Den Meersch, Hugo Duchateau en Ado Hamelryck. Zij startten ook het kunstonderwijs op in Limburg. Niet enkel kunstenaars dus, maar ook pedagogen met een artistieke visie. Door die onderwijspraktijk bepaalden ze ook de richting van de kunst van de volgende generatie. Met een analytische blik bestudeerden ze de basistechnieken van de teken- en schilderkunst. Doordachte composities, vaak zeer kleurrijk, weerspiegelen een rooskleurig wereldbeeld.
Vanaf de jaren 1980 komen kunstenaars als Walter Daems, Jan Carlier en Paul Sochacki in opstand tegen dat in hun ogen beperkte wereldbeeld. Voor hen herbergt de realiteit meer facetten die ze in hun werk naar voor brengen door te experimenteren met diverse materialen in combinatie met een zeer impulsieve werkwijze. Hun kunstwerken kan je niet in één oogopslag vatten.
In het tweede deel van de tentoonstelling presenteren de curatoren werk van internationale grootheden als David Hockney, Richard Hamilton en Gerhard Richter die als inspiratie voor de Limburgse kunstenaars fungeerden. Met het aankopen van deze werken bood de provincie de kunstenaars van eigen bodem niet alleen een referentiecollectie, maar ook de nodige contacten om deel te kunnen nemen aan diverse tentoonstellingen van vooraanstaande kunstinstellingen.
In de tweede helft van de 20ste eeuw ondergaat de kunst in beide Limburgen dezelfde invloeden; van een uitwisseling van kunst of dialoog tussen beide provincies is echter geen sprake. Wel worden in de jaren 1980-1990 in Aken, Maastricht, Hasselt en Keulen euregionale kunstexposities georganiseerd. De grootste inspiratiebron voor de deelnemende kunstenaars was het Van Abbemuseum in Eindhoven. Later koos ook het Bonnefantenmuseum in Maastricht voor een progressief kunstbeleid, waardoor de Nederlandse invloed op de Belgisch-Limburgse kunstenaars nog groter werd.
Het grootste verschil tussen kunstcollecties aan weerszijden van de grens is het aankoopbeleid. Nederlands-Limburg koos bewust voor een progressieve aanpak, de werkwijze van Belgisch-Limburg was meer behoudzuchtig. Het Provinciaal Centrum voor Beeldende kunsten, het latere Z33 – Huis voor Actuele Kunst, heeft tot in de jaren 1990 wel gezorgd voor een progressievere aanpak met linken naar nationale en internationale kunstenaars.

Pierre Cordier, Chimigramme, 1976

Koen Vanmechelen, New Generation, 2004

Jan Carlier, Man, 1988

Roger Raveel, Een heel klein karretje om de hemel te vervoeren, 1977

Vincent Van Den Meersch, Compositie in blauw, 1972

Dieter Roth, Zonder titel, 1973

Malou Swinnen, Naakt (uit De Pose), 2002.
foto Malou Swinnen

Patrick Caulfield, Zonder titel,1973

Paul Sochacki, Zonder titel, 1988. foto Eddy Daniels