Europa is een mooi en noodzakelijk project. Maar de Europeanen…
Net als Van Dale had ik van het woord grensondernemer nog nooit gehoord. Tot ik er een week of acht geleden achter kwam dat ik er zelf een ben.
Vitale beroepen? Pas toen het virus serieus om zich heen begon te grijpen kwam ik tot de ontdekking dat ik er zelf een heb.
Het was door die vitaliteit dat ik, wapperend met mijn werkgeversverklaring, de gedownlockte grens over mocht. Een enkele keer werd er een vraag gesteld. Wat dat Zuiderlucht nou eigenlijk deed, wilde een overigens erg beminnelijke motormuis op de E34 van me weten. Hij was tevreden met mijn antwoord.
Toen ik me een keer in het weekend aan de grens meldde, vroeg de gendarme waarom ik juist nu aan de andere kant moest zijn. ‘Om te werken’, zei ik. Om een, gezien haar blik, nakend vervolgonderzoek voor te zijn liet ik er snel op volgen: ‘Ik ben journalist.’
Waarna ze hoofdschuddend de rij-maar-door-beweging maakte.
‘Het Europees Parlement? Wat is dat?’
Europarlementariër Dirk Jan Eppink hervatte vorige week zijn werk in Brussel, ook hij liet bij de grens zijn werkgeversverklaring zien, zo vertelde hij aan NRC. De douaniers staarden naar het document en vroegen: ‘Het Europees Parlement? Wat is dat? Wat ga je daar dan doen?’
Vitale beroepen, het is een van de vele ontmaskeringen van corona, zijn vooral onderbetaalde beroepen. Verplegers, vuilnisophalers, leraren, chauffeurs, politieagenten, beroepsgroepen die de afgelopen jaren allemaal wel eens op het Malieveld hebben gestaan. Veelal vergeefs.
De zorg, zo weten we inmiddels, is verworden tot een kapot bezuinigde moloch met feodale trekjes. Werknemers in de thuiszorg gaan in hun vrije tijd nog even naar hun cliënten om een praatje te maken, de vaatwasser uit te ruimen, het bed te verschonen, boodschappen te doen. Tijdens werktijd lukt dat niet, dan moeten ze hun urenstaat invullen.
In de journalistiek, mijn eigen hoogst vitale beroepsgroep, is het weinig anders. Steeds meer journalisten zijn horigen met een nul-urencontract die bukken en buigen om her en der de kruimels op te rapen. Nu de kranten, zonder sport en adverteerders, dunner zijn dan ooit zitten ze behalve thuis ook zonder werk.
In de meeste sectoren is het niet anders. De ren-je-rot-samenleving van het laatste decennium vóór Corona leunde op structureel onderbetaalde ZZP’ers, van pizzakoeriers tot zorgwerkers, van de festivalindustrie tot de bouw, van de cultuursector tot het toerisme. De post waar geslepen interim-managers altijd weer op wisten te bezuinigen waren de personeelskosten.
‘Trouwens, als ik ga thuiswerken staat volgende week de Belgische fiscus voor de deur.’
In euro’s uitgedrukt is de vitaliteit van mijn huidige functioneren nul komma nul. Wat de herhaalde ‘we-moeten-het-samen-doen’ oproep van de premier ook moge betekenen, voor grensondernemers, hoe vitaal ook, is geen overbruggingsregeling. Niet eens die habbekrats van 1050 euro. Zoek het lekker zelf uit joh!
Moet ik trouwens ook in het post-coronatijdperk de grens wel over voor mijn vitale functie? Of moet ik mee met de roeptoeters die menen dat thuiswerken een remedie is voor tal van kwalen van deze tijd?
Een vrijwillige quarantaine? Dacht het niet. Trouwens, als ik ga thuiswerken staat volgende week de Belgische fiscus voor de deur. Dan is mijn woning deels kantoor en krijg ik, in plaats van overbrugging, een extra heffing.
Europa is een mooi en noodzakelijk project. Maar de Europeanen…
WIDO SMEETS