Onder de zestig meter hoge schachtbok bij C-mine gaat sinds kort een nieuwe attractie schuil. Een anderhalve kilometer lange, ondergrondse tocht probeert het bijna onmogelijke: het mijnverleden zichtbaar maken zonder al te directe verwijzingen naar de historie van Winterslag.
Wie bij C-mine Expeditie zoekt naar de traditionele koempelromantiek, komt bedrogen uit. Bij de prijsvraag voor een bestemming voor de ventilatietunnels onder het cultuurcomplex in Genk zo’n vijf jaar geleden won de minst voor de hand liggende inzending: die van de jonge architecten Armand Eeckels en Halewijn Lievens van NU Architectuuratelier in Gent. En dat was niet zomaar.
“Het heel erg museale hebben we bewust vermeden”, legt Lievens uit. “Dat leidt al snel tot multimediale toepassingen. Het nadeel daarvan is dat ze al na drie jaar gedateerd en achterhaald kunnen zijn. Onze oplossing is architecturaler. De ruimtes doen het werk. We hebben de bestaande ondergrondse gangen gecombineerd met nieuwe, waardoor een anderhalve kilometer lange wandeling ontstaat.” Eeckels en Lievens gelden als architectuurbeloftes, maar maakten vooralsnog naam met kleinere projecten als inrichtingen, paviljoens en het ontwerpen van een niet gerealiseerde, ondergrondse woestijnvilla voor Binnen-Mongolië. Zo’n groot project als in Genk namen ze nog niet eerder voor hun rekening.
‘Laat je meezuigen in de C-mine Expeditie!’, bloklettert de campagne die de nieuwe attractie op het oude mijncomplex van Winterslag breed onder de aandacht moet brengen. Genk gokt op een trekker van formaat. Zo’n honderdduizend bezoekers per jaar moeten af gaan komen op het ‘belevingsparcours’.
De architecten hebben de toegang niettemin heel smal gehouden. Slechts één persoon tegelijk kan naar binnen. Vanuit het voormalige energiegebouw, waar ook de theaterzalen en expositieruimten van C-mine zijn ondergebracht, leidt de gang naar een bredere ventilatietunnel onder het plein. Lievens: “We streefden niet naar de historische reconstructie. Het is de bedoeling om mensen het gevoel van het beslotene, hen het ondergrondse zelf te laten ervaren.”
De traditionele mijnervaring wordt in de euregio al volop aangeboden. Vaak verzorgen voormalige koempels er nog de rondleidingen. In Nederlands Limburg wilden een kleine eeuw geleden al heel wat mensen zien hoe het zwarte goud gewonnen werd. Rondleidingen in echte mijnen waren onder meer vanwege veiligheidsrestricties niet mogelijk. Dus werd er een mijn nagebouwd in een mergelgroeve in Valkenburg, op dat moment dé toeristische trekpleister van de regio. Blegny-Mine in Blegny (tussen Eijsden en Luik) komt het dichtst bij the real thing. Bezoekers, gekleed in overall en mijnwerkershelm, dalen er af in de voormalige mijn, tot een diepte van zo’n zestig meter. Heerlen huisvest het Nederlands Mijnmuseum in het gebouw van schacht II van de voormalige mijn Oranje-Nassau I. In Beringen (even ten noorden van Hasselt), waar tot twintig jaar geleden steenkool uit de grond werd gehaald, zit het Vlaams Mijnmuseum. In een deel van de mijngebouwen wordt uitgebreid teruggeblikt op de tijden van weleer met films, fossielen, werktuigen en voorwerpen. In de kelders waant de bezoeker zich ouderwets ondergronds. Ook hier verzorgen voormalige mijnwerkers rondleidingen. Sinds eind april kent het museum een vernieuwde opzet met meer multimedia en interactiviteit.
In Genk gaat C-mine Expeditie veel associatiever te werk. In vijf ‘geheugenkokers’ worden verhalen verteld die speciaal voor de attractie geschreven zijn door auteurs als Bart Moeyart, Stijn Meuris en Luuk Gruwez. Lievens: “Het oorspronkelijke idee was om ze te laten uitgaan van relicten, van voorwerpen uit de mijntijd. Maar de schrijvers pakten al snel meer vrijheid. Dat hebben we toen maar zo gelaten.” Kunstenaars maakten werk bij de fictieve verhalen. Ze bespelen alle zintuigen van de bezoekers door behalve beelden bijvoorbeeld ook geur en geluid te gebruiken.
Waar vroeger de schacht tot bijna negenhonderd meter diepte de grond inging, wordt met een graphic tegen de wand zichtbaar gemaakt hoever het gangenstelsel zich op die diepte uitstrekte: tot vijf kilometer naar beide kanten. De anderhalve kilometer, die
C-mine Expeditie ondergronds blijft, kan die werkelijkheid onmogelijk vangen, maar doet wel pogingen om het gevoel over te brengen. Met een doolhof bijvoorbeeld. En met een door een woud van ijzeren palen gestut plafond, om aan te geven dat de gangen mensenwerk waren en zomaar konden instorten.
Tegen het einde van de ondergrondse wandeling maken twee naast elkaar gelegen, lange bakstenen tunnels indruk. Door de ene liepen de mijnwerkers richting lift naar beneden. Door de andere kwamen ze, als ze besmeurd weer boven kwamen en op weg gingen naar de badzalen. “Een deel van de mijnwerkers sprak daarom over de witte en de zwarte gang”, vertelt Lievens. Als aandenken aan al die kerels die er ontelbare keren doorheen gingen, is er nu het geluid van voetstappen te horen. Veel meer hebben de architecten er niet mee gedaan.
Het zou flauw zijn om alles wat C-mine Expeditie te bieden heeft vooraf weg te geven. Het volstaat om aandacht te vragen voor onverwacht contact tussen onder en op het plein bij de schachtbokken.
Vanuit de laatste ondergrondse ruimtes van de attractie gaan de bezoekers weer omhoog om uit te komen op een platform op zo’n vijftien meter hoogte. Ook voor mensen met hoogtevrees goed te doen en voldoende voor een uitzicht op Genk en omgeving. Durfals kunnen per trap naar de top van de zestig meter hoge schachtbok. Daar kan bij helder weer tot diep in Nederlands Limburg en tot aan Luik worden getuurd. En valt vooral op hoe ongelofelijk veel bos in de directe omgeving van Genk te vinden is.
Vijf miljoen euro heeft de C-mine Expeditie gekost. “De grootste inspanning zat misschien wel in het voortraject”, blikt Lievens terug. “Het kostte nogal wat overtuigingskracht om bestuurders te winnen voor deze onconventionele benadering. Niet helemaal onbegrijpelijk. Van hun kant was er de nodige politieke moed voor nodig om voor deze weg te kiezen.”
Het resultaat stemt breed tot tevredenheid van iedereen die bij de voorbereidingen betrokken was. Nu is het afwachten of de verwachte aantallen bezoekers gehaald gaan worden.