Waar ooit de mijn Winterslag floreerde, ontstaat een werkplaats voor creatieve economie en innovatie. Paul Depondt kwam poolshoogte nemen en verbindt verleden met toekomst. “Hier ontstaat een culturele hotspot, waar zowel populaire cultuur als eigenzinnige artistieke vernieuwingen hun plek kunnen vinden.”
De voormalige mijnwerkersstad Genk is ambitieus en durft dit, bij de projectmatige ontwikkeling van C-mine, ook tonen. Cultuur en economie gaan samen, maar daarom moet je het verleden niet uitwissen. Op de site, die nog in volle ontwikkeling is, komt binnenkort een ‘belevingsroute’, die vanuit de imposante Energiegebouwen – die nu zijn verbouwd tot cultuurcentrum – bezoekers via een ondergronds traject iets wil laten zien van het mijnverleden.
Op zo’n inspirerende plek, denkt Genk, kunnen jonge bedrijven zich ontwikkelen. De stad wil niet alleen (met overheidsgeld en Europese steun) investeren in louter cultuurvoorzieningen, theaters en expositieruimte, maar ook in de economische ontwikkeling van de regio. De toon die je in Genk hoort, is dynamisch en positief: de site wordt een plek voor bedrijfsinnovatie en ondernemerschap, met kunstenaarsateliers en creatieve bedrijven. Op de gronden van de voormalige Winterslag-mijn, die nu een cultureel stadshart worden, kunnen bedrijven in het complex en in andere mijngebouwen huisvesting vinden. Daardoor ontstaat synergie tussen kunsten en – waar het uiteindelijk in Genk om gaat – een nieuwe economische welvaart.
In 1988 sloot de mijn van Winterslag – een sociaal drama in een streek die van de ontginning van ‘vette’ kool voor de staalindustrie leefde. De mijnsluitingen gingen niet zonder slag of stoot. Er was sociale onrust, er waren stakingen aan vooraf gegaan. In de regio vroeg men zich af, na het leed van de sluitingen, hoe je de vroegere ‘mijnsteden’ die het landschap van het Limburgse bekken sinds een eeuw vorm hadden gegeven, een nieuwe toekomst kon geven. De regio, luidde het in het Masterplan voor de mijnsite van Winterslag, stond “voor de immense uitdaging om zich te heroriënteren en een nieuw sociaal en economisch profiel op te bouwen”. Het oude mijnpatrimonium, dat decennialang welvaart had gebracht, bood “belangrijke ontwikkelingspotenties”. Maar wat kon je met dat omvangrijke patrimonium aanvangen, met die hoge schachttorens, enorme compressorenzalen, bunkers, liften, gigantische ventilatoren, met de hele ondergrondse en bovengrondse infrastructuur van de vroegere mijnen?
Genk bedacht een project van vooral ‘innovatie’. De stad wil ontwerpers aantrekken, scherpe bedenkers van nieuwigheden. C-mine, zeggen de partners die op de fundamenten van de voormalige Winterslag-mijn een ‘cultureel hart voor de stad’ hebben opgericht, is een site under construction. De plek wil vooral “creatieve innovatie realiseren”, zoals het met heel krachtige woorden klinkt in de teksten van de Genkse ontwikkelaars, “door verbindingen te leggen tussen academische opleiding, en onderzoek, artistieke creatie en presentatie, creatieve economie en creatieve recreatie”. Er zijn al, naast de herinrichting van de oude mijngebouwen als nieuw cultureel centrum, verschillende projecten gerealiseerd: een bioscoopcomplex, de huisvesting van een kunstenfaculteit, de inrichting van het ‘huisatelier’ van porseleinkunstenaar Piet Stockmans – bekend om zijn ontwerpen voor de gedekte tafel. Men wil een Design Innovation Lab oprichten, waardoor hogeschoolstudenten al meteen kunnen samenwerken met een bedrijf; er komt een Centrum voor Creatieve Bedrijfsinnovatie en Ondernemerschap, dat startentende bedrijven huisvesting wil geven. Er zijn plannen om een onderneming, die gespecialiseerd is in lichtontwerpen, in de ‘paardenstallen’ onderdak te geven. Verscheidene designers hebben al een atelier op de site.
De geschiedenis van de Limburgse kolenmijnen – voor de huidige generatie vooral van de sluitingen ervan – is een van de zwarte pagina’s in de Belgische geschiedenis. Winterslag was in 1917 de eerste Vlaamse mijn die in productie ging. Er werden voor de arbeiders woningen gebouwd, veertig jaar na de opening van de kolenmijn telden de moderne ‘tuinwijken’ niet minder dan tienduizend inwoners, bijna een vierde van de totale bevolking van Genk. Inmiddels kent de stad grote werkloosheid en zoekt ze hoe – bij aanwezigheid van een grote allochtone bevolking – cultuur als een maatschappelijk bindmiddel kan fungeren zonder al te zalvend te zijn. Er zijn ideeën voor ondernemerschap, voor kleine bedrijfjes, voor durf. Waar ooit Winterslag floreerde wil C-mine een plek worden “voor mensen die in hun professioneel leven of in hun vrije tijd geprikkeld willen worden door diverse vormen van creativiteit.” De ambities zijn groot. C-mine cultuurcentrum is voor Genk én de regio een ‘culturele hotspot’, waar zowel populaire cultuur als eigenzinnige artistieke vernieuwingen hun plek kunnen vinden.