De kritiese aksiejaren zijn even terug in Maastricht waar het Bonnefantenmuseum het over de conceptuele boeg gooit. In de jaren zeventig trok André Cadere – spreek uit: Caderé – met zijn houten stokken naar musea en cafés en leverde zo kritiek op de machtsstructuren in de kunstwereld. Een fascinerende figuur, meer door zijn verhalen dan in het werk dat nu te zien is.

Cadere was here

Een goede vriend van mij heeft soms licht subversieve neigingen. Ga je een draaideur in, wurmt hij zich op het laatste nippertje achter je, zodat je alleen nog dicht tegen elkaar aan gedrukt en schuifelend verder kunt. De Pools-Roemeens-Franse kunstenaar André Cadere (1934-1978) deed vergelijkbare dingen. Hij maakte kleurige houten stokken, meestal anderhalf tot twee meter lang en behoorlijk opvallend, en nam deze mee naar openingen van tentoonstellingen van andere kunstenaars. Die waren daar niet altijd van gediend. Bij een opening in de sjieke galerie Maeght in Parijs in 1973 moest Cadere zijn stok bij de ingang afgeven. Geen nood, hij had nog een klein stokje in zijn binnenzak! Dat haalde hij een tijdje later te voorschijn en legde het op de vloer van de galerie. Daarmee was de tentoonstelling, al was het maar voor een moment, door hem ‘bezet’. Het verschil met die vriend van mij is dat het voor Cadere niet alleen een grap was.
Caderes barres de bois rond zijn opgebouwd uit ronde houten segmenten waarvan de diameter gelijk is aan de hoogte. De kleuren van de segmenten zijn volgens een ingenieuze systematiek gerangschikt, maar in iedere stok zit één fout. Zelf noemde Cadere zijn werk peinture sans fin – schilderkunst zonder einde. Dat sloeg op het feit dat de ronde stokken geen voor of achter en geen boven of onder hebben. Ze kunnen worden opgehangen, neergelegd of tegen de muur gezet. Je kunt er ook mee gaan wandelen, bijvoorbeeld naar tentoonstellingen van collega-kunstenaars.
Het werk van Cadere past in een stroming in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw die de grenzen van de traditionele schilderkunst probeerde op te rekken. Geestverwanten waren onder meer het Britse duo Gilbert & George en de Fransman Daniel Buren, beroemd door zijn verticale kleurbanen die hij ook buiten het museum toonde. Cadere deed hetzelfde met zijn stokken. Meer nog dan Buren had hij daarmee ook politieke bedoelingen.
“Een galerie is een machtsstructuur”, zei Cadere in 1976. “Mijn kunst is de situatie van mijn werk in de kunstwereld.” Vanuit die gedachte infiltreerde hij in galeries, organiseerde hij ‘tentoonstellingen’ die uit niets anders bestonden dan een uitnodiging en een reeks promenades over een Parijse boulevard met één van zijn stokken, of ging hij parallel aan een presentatie van zijn werk in een Londens museum dagelijks met een stok in de pub zitten. In de ogen van Cadere hielden kunstenaars, galeries, musea en verzamelaars elkaar in een ijzeren greep, de ‘ideologie’ van de witte wanden van de tentoonstellingsruimte maakte ze volkomen afhankelijk van elkaar. Cadere wilde deze machtsstructuur blootleggen en aan de kaak stellen. Schaamteloos maakte hij gebruik van het systeem maar toonde tegelijkertijd zijn onafhankelijkheid ervan. Subversief, autonoom, kritisch: het zijn de jaren zeventig ten voeten uit.
Tot zover alles goed en wel. André Cadere is een boeiende kunstenaar die in de radicaliteit en consequentie van zijn kritiek op de bestaande machtsverhoudingen in de kunstwereld vrijwel al zijn tijdgenoten achter zich liet. Zo gezien is de hernieuwde aandacht voor deze jong gestorven provocateur terecht. Het probleem is dat er aan zijn werk op zich niet zoveel te zien is. Het is het verhaal erachter, terug te vinden in de uitstekende catalogus, dat het interessant maakt.
In het Bonnefantenmuseum liggen inmiddels die stokken. Niet veel mensen zullen in alle ernst op zoek gaan naar de fouten die erin verstopt zitten. Gemaakt van hout en beschilderd in vrolijke kleurtjes doen ze nog het meeste denken aan verantwoord speelgoed. Maar spelen mag natuurlijk niet. Met Caderes dood zijn het definitief museumobjecten geworden, zorgvuldig uitgestald tussen de witte wanden waar Cadere zich juist tegen afzette. Gelukkig zijn in de zalen aan het begin van het parcours een paar stokken ‘achteloos’ bij werk van Michael Krebber, Marcel Broodthaers en Gilbert & George neergezet. Hier wordt nog iets van de anarchistische sfeer van Cadere’s acties opgeroepen. Het aardigst zijn misschien wel de zakformaat stokjes die in enkele vitrines tussen de uitnodigingen en de correspondentie liggen. Ineens zie je hem voor je: hij kijkt even om zich heen, haalt een barre ter grootte van een opgerold A4-tje uit zijn jaszak en legt hem tussen de geëxposeerde spullen. Cadere was here.
André Cadere – peinture sans fin.

Bonnefantenmuseum Maastricht, tot 14 september 2008. Zie www.bonnefanten.nl.