De reacties op het werk van de Spaanse architect Santiago Calatrava zijn even extreem als zijn ontwerpen. De nieuwbouw van station Guillemins in Luik heeft alle kenmerken van een Calatrava, zijn ontwerp voor de universiteitscampus in Maastricht is daarentegen opvallend sober. “Een campus moet toegankelijk én monumentaal zijn.”
Calatrava zonder krullen
Klaar in 2005, staat te lezen op een groot billboard bij de nieuwbouw van station Guillemins in Luik. Vooralsnog oogt het station en omgeving als een verwaarloosde bouwput, al laat de enorme stalen constructie geen tijfel: hier verrijst een onvervalste Calatrava.
De Spaanse architect Santiago Calatrava (1951) dankt zijn faam aan zijn ontwerpen van bruggen, vliegvelden en stations: gigantische constructies die doen denken aan enorme insecten, skeletten van prehistorische wezens of ruimteschepen uit verjaarde sciencefictionfilms. Als er iemand invulling heeft gegegeven aan het begrip landmark, dan is het Calatrava.
Ook in Luik wil Calatrava’s TGV-station méér zijn dan een knooppunt voor openbaar vervoer. Het nieuwe Guillemins moet de verloederde omgeving een impuls geven. Om dat te bewerkstelligen, is de menselijke maat niet heilig, en Calatrava zelf is de laatste die daar moeite mee heeft.
Maar hoe sacraal kunnen moderne stations, lucratieve locaties voor beleggers en projectontwikkelaars en daardoor steeds meer lijkend op winkelcentra, zijn? Calatrava stelt zich graag de Grand Central Terminal in New York ten voorbeeld, een monumentaal gebouw dat na de ingebruikneming in 1913 als een katalysator fungeerde in zijn omgeving, waar later Seagram Building en Park Avenue verrezen. Toch wordt in de Grand Central Terminal niet de hoogmis van het consumentisme gevierd, het stationsgebouw staat juist bekend vanwege zijn sacraliteit. Calatrava vergelijkt de stationshal met het Pantheon in Rome. “We hebben schoonheid nodig, en schoonheid kan grote dingen in beweging zetten.”
Toen de Italiaanse architect Aldo Rossi eind jaren tachtig naar Maastricht kwam om te praten over nieuwbouw voor het Bonnefantenmuseum, was hij verrast door de door kerktorens overheerste skyline van de stad. Maastricht was een beetje als San Gimignano, het Toscaanse stadje met zijn torens die herinneren aan de machtsstrijd die zich jarenlang binnen de muren afspeelde. Zo kwam Rossi tot het ontwerp van een museum met een klassieke campanile die wilde concurreren met de andere torens in Maastricht. Vooral met die van de Onze Lieve Vrouwekerk aan de overkant van de Maas; de analogie is niet te missen.
Tien jaar later maakte Santiago Calatrava een toer door de stad. Op uitnodiging van Servatius, de woningvereniging die een studentencampus wilde laten verrijzen aan de zuidrand van de stad. Servatius-directeur Leks Verzijlbergh liet hem ook Céramique zien, het architecturaal paradepaardje van de stad. Calatrava verbaasde zich verbaasde over het keurslijf waarin internationaal befaamde collega’s zich met hun ontwerpen hadden laten drukken. “Hij heeft daar geleerd dat hij moest uitkijken niet te worden vermalen in de Nederlandse bureaucratie van welstandscommissie, bestemmingsplannen en bouwbudgetten.”
Tijdens Calatrava’s schetswerk steeg het bouwbudget van 45 naar 80 miljoen euro, ook vanwege de aanpassingen van de plannen. Inclusief infrastructuur, architectkosten, advisering en vergunningen gaat de Maastrichtse campus, waarvan deze maand de bouw start, 133 miljoen kosten.
Calatrava was geen voor de hand liggende keus. Op het gebied van woningbouw heeft hij pas de laatste jaren ervaring opgedaan, met de woontoren Turning Torso in Malmö (2004) als bekendste voorbeeld. Voor Verzijlbergh is dat geen probleem: “Servatius heeft meer dan honderd jaar historie in de woningbouw, dus die deskundigheid kunnen we zelf inbrengen.”
De Servatius-directeur had tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk kennis gemaakt met het werk van Calatrava. Hij zag er een tv-documentaire over de architect en was onmiddellijk verkocht. “Zijn werk past bij mijn idee van een campus. Die moet uitnodigend zijn, passend in de bestaande omgeving én monumentaal: om respect af te dwingen bij de gebruikers. De meeste campussen zijn snel uitgeleefd, daar kan na tien jaar de groot onderhoudsploeg aantreden.”
De voorbereidingen verliepen niet zonder problemen, grote architecten hebben grote ego’s. Toch is Calatrava tijdens de besprekingen “slechts één keer” weggelopen, zegt Verzijlbergh, “toen de aannemer een te groot stempel op het project ging drukken.”
Servatius werd zelf hoofdaannemer, met vier onderaannemers: een betonbedrijf en een installatiebedrijf uit Nederland, een staalbedrijf uit België en een Spaans bedrijf voor de koperen gevelbekleding. “Je moet een beetje gek zijn om met Calatrava te willen werken”, zegt Verzijlbergh. En je moet wat te besteden hebben. Calatrava bedong een fee van twintig procent van de bouwkosten, beduidend meer dan gebruikelijk. Verzijlbergh: “Hij is nu eenmaal duurder dan de architect om de hoek.”
De Maastrichtse campus is een traject van de lange adem. Na bijna tien jaar van voorbereidingen begint deze maand de bouw. In september 2010 moeten 550 studenten er hun intrek kunnen nemen. Verzijlbergh zegt geen rekening te houden met verdere vertraging. “Calatrava houdt de tekeningen in eigen hand en is persoonlijk aanspreekbaar. Daar zijn strenge afspraken over gemaakt, ook om te voorkomen dat hij tijdens de bouw met ontwerpwijzigingen komt.”
Wie bekend is met het oeuvre van Calatrava zal met enige verbazing naar het Maastrichtse ontwerp kijken. Meest herkenbaar in het oorspronkelijke ontwerp was de schelpvormige sporthal in het hart van de campus. Inmiddels zijn er aan twee kanten vierkante kantoren aangeplakt, waarmee het ontwerp letterlijk is gekortwiekt. Ook de strakke symmetrie van geschakelde kubussen met studentenwoningen is opmerkelijk in een oeuvre dat wordt beheerst door organische vormen. Verzijlbergh: “Calatrava tekent vanuit het menselijk lichaam. Die geschakelde kubussen zijn symbolen van het hoofd. Een universiteit is toch een verzameling knappe koppen.”0
Terwijl de meeste Calatrava-ontwerpen wit zijn, krijgen de Maastrichtse campuswoningen een koperen gevel. Een keuze die tot een politieke rel leidde omdat GroenLinks voor milieuproblemen vreesde. Servatius zegt het probleem te hebben opgelost door het door het koper vervuilde hemelwater op te vangen en te zuiveren. Dat gebeurt via de ruim 28.000 vierkante meter grote vijver, parallel aan de studentenwoningen. Ook water is een typisch Calatrava-element. De gebouwen in zijn thuisstad Valencia, samen de ‘Stad van de Kunsten en de Wetenschap’ vormend, zijn eveneens omgeven door enorme waterpartijen. “Het beheer van de vijver is een vak apart”, zegt Verzijlbergh. “Het mag geen vieze plas worden zoals bij het NAi in Rotterdam. Zwemmen? Dat valt niet aan te raden bij een diepte van dertig centimeter. Maar er al ongetwijfeld wel eens een student ter ontnuchtering in het water belanden.”
Dat Calatrava gedurende het voortraject zoveel heeft moeten inleveren van zijn oorspronkelijke ontwerp, wordt over enkele jaren wellicht als een zegen gezien. In de architectuurwereld worden zijn recente ontwerpen steeds minder gewaardeerd. Zijn handschrift is verworden tot een maniertje. “Eigenlijk ontwerpt hij geen gebouwen meer, maar produceert hij vooral bouwkundige symbolen”, schrijft cultuurcriticus en curator Deyan Sudjic aan het slot van zijn boek De macht van het bouwen. Die ruimte heeft hij in Maastricht niet gekregen. De hem zo karakteriserende uitbundigheid is er, bijna naar Céramique-traditie, stevig ingetoomd. De vaak nodeloze excentriciteit die veel van zijn ontwerpen kenmerkt, is achtergebleven op de tekentafel.
De reacties op het werk van de Spaanse architect Santiago Calatrava zijn even extreem als zijn ontwerpen. De nieuwbouw van station Guillemins in Luik heeft alle kenmerken van een Calatrava, zijn ontwerp voor de universiteitscampus in Maastricht is daarentegen opvallend sober. “Een campus moet toegankelijk én monumentaal zijn.”
Calatrava zonder krullen
door Wido Smeets
Klaar in 2005, staat te lezen op een groot billboard bij de nieuwbouw van station Guillemins in Luik. Vooralsnog oogt het station en omgeving als een verwaarloosde bouwput, al laat de enorme stalen constructie geen tijfel: hier verrijst een onvervalste Calatrava.
De Spaanse architect Santiago Calatrava (1951) dankt zijn faam aan zijn ontwerpen van bruggen, vliegvelden en stations: gigantische constructies die doen denken aan enorme insecten, skeletten van prehistorische wezens of ruimteschepen uit verjaarde sciencefictionfilms. Als er iemand invulling heeft gegegeven aan het begrip landmark, dan is het Calatrava.
Ook in Luik wil Calatrava’s TGV-station méér zijn dan een knooppunt voor openbaar vervoer. Het nieuwe Guillemins moet de verloederde omgeving een impuls geven. Om dat te bewerkstelligen, is de menselijke maat niet heilig, en Calatrava zelf is de laatste die daar moeite mee heeft.
Maar hoe sacraal kunnen moderne stations, lucratieve locaties voor beleggers en projectontwikkelaars en daardoor steeds meer lijkend op winkelcentra, zijn? Calatrava stelt zich graag de Grand Central Terminal in New York ten voorbeeld, een monumentaal gebouw dat na de ingebruikneming in 1913 als een katalysator fungeerde in zijn omgeving, waar later Seagram Building en Park Avenue verrezen. Toch wordt in de Grand Central Terminal niet de hoogmis van het consumentisme gevierd, het stationsgebouw staat juist bekend vanwege zijn sacraliteit. Calatrava vergelijkt de stationshal met het Pantheon in Rome. “We hebben schoonheid nodig, en schoonheid kan grote dingen in beweging zetten.”
Toen de Italiaanse architect Aldo Rossi eind jaren tachtig naar Maastricht kwam om te praten over nieuwbouw voor het Bonnefantenmuseum, was hij verrast door de door kerktorens overheerste skyline van de stad. Maastricht was een beetje als San Gimignano, het Toscaanse stadje met zijn torens die herinneren aan de machtsstrijd die zich jarenlang binnen de muren afspeelde. Zo kwam Rossi tot het ontwerp van een museum met een klassieke campanile die wilde concurreren met de andere torens in Maastricht. Vooral met die van de Onze Lieve Vrouwekerk aan de overkant van de Maas; de analogie is niet te missen.
Tien jaar later maakte Santiago Calatrava een toer door de stad. Op uitnodiging van Servatius, de woningvereniging die een studentencampus wilde laten verrijzen aan de zuidrand van de stad. Servatius-directeur Leks Verzijlbergh liet hem ook Céramique zien, het architecturaal paradepaardje van de stad. Calatrava verbaasde zich verbaasde over het keurslijf waarin internationaal befaamde collega’s zich met hun ontwerpen hadden laten drukken. “Hij heeft daar geleerd dat hij moest uitkijken niet te worden vermalen in de Nederlandse bureaucratie van welstandscommissie, bestemmingsplannen en bouwbudgetten.”
Tijdens Calatrava’s schetswerk steeg het bouwbudget van 45 naar 80 miljoen euro, ook vanwege de aanpassingen van de plannen. Inclusief infrastructuur, architectkosten, advisering en vergunningen gaat de Maastrichtse campus, waarvan deze maand de bouw start, 133 miljoen kosten.
Calatrava was geen voor de hand liggende keus. Op het gebied van woningbouw heeft hij pas de laatste jaren ervaring opgedaan, met de woontoren Turning Torso in Malmö (2004) als bekendste voorbeeld. Voor Verzijlbergh is dat geen probleem: “Servatius heeft meer dan honderd jaar historie in de woningbouw, dus die deskundigheid kunnen we zelf inbrengen.”
De Servatius-directeur had tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk kennis gemaakt met het werk van Calatrava. Hij zag er een tv-documentaire over de architect en was onmiddellijk verkocht. “Zijn werk past bij mijn idee van een campus. Die moet uitnodigend zijn, passend in de bestaande omgeving én monumentaal: om respect af te dwingen bij de gebruikers. De meeste campussen zijn snel uitgeleefd, daar kan na tien jaar de groot onderhoudsploeg aantreden.”
De voorbereidingen verliepen niet zonder problemen, grote architecten hebben grote ego’s. Toch is Calatrava tijdens de besprekingen “slechts één keer” weggelopen, zegt Verzijlbergh, “toen de aannemer een te groot stempel op het project ging drukken.”
Servatius werd zelf hoofdaannemer, met vier onderaannemers: een betonbedrijf en een installatiebedrijf uit Nederland, een staalbedrijf uit België en een Spaans bedrijf voor de koperen gevelbekleding. “Je moet een beetje gek zijn om met Calatrava te willen werken”, zegt Verzijlbergh. En je moet wat te besteden hebben. Calatrava bedong een fee van twintig procent van de bouwkosten, beduidend meer dan gebruikelijk. Verzijlbergh: “Hij is nu eenmaal duurder dan de architect om de hoek.”
De Maastrichtse campus is een traject van de lange adem. Na bijna tien jaar van voorbereidingen begint deze maand de bouw. In september 2010 moeten 550 studenten er hun intrek kunnen nemen. Verzijlbergh zegt geen rekening te houden met verdere vertraging. “Calatrava houdt de tekeningen in eigen hand en is persoonlijk aanspreekbaar. Daar zijn strenge afspraken over gemaakt, ook om te voorkomen dat hij tijdens de bouw met ontwerpwijzigingen komt.”
Wie bekend is met het oeuvre van Calatrava zal met enige verbazing naar het Maastrichtse ontwerp kijken. Meest herkenbaar in het oorspronkelijke ontwerp was de schelpvormige sporthal in het hart van de campus. Inmiddels zijn er aan twee kanten vierkante kantoren aangeplakt, waarmee het ontwerp letterlijk is gekortwiekt. Ook de strakke symmetrie van geschakelde kubussen met studentenwoningen is opmerkelijk in een oeuvre dat wordt beheerst door organische vormen. Verzijlbergh: “Calatrava tekent vanuit het menselijk lichaam. Die geschakelde kubussen zijn symbolen van het hoofd. Een universiteit is toch een verzameling knappe koppen.”0
Terwijl de meeste Calatrava-ontwerpen wit zijn, krijgen de Maastrichtse campuswoningen een koperen gevel. Een keuze die tot een politieke rel leidde omdat GroenLinks voor milieuproblemen vreesde. Servatius zegt het probleem te hebben opgelost door het door het koper vervuilde hemelwater op te vangen en te zuiveren. Dat gebeurt via de ruim 28.000 vierkante meter grote vijver, parallel aan de studentenwoningen. Ook water is een typisch Calatrava-element. De gebouwen in zijn thuisstad Valencia, samen de ‘Stad van de Kunsten en de Wetenschap’ vormend, zijn eveneens omgeven door enorme waterpartijen. “Het beheer van de vijver is een vak apart”, zegt Verzijlbergh. “Het mag geen vieze plas worden zoals bij het NAi in Rotterdam. Zwemmen? Dat valt niet aan te raden bij een diepte van dertig centimeter. Maar er al ongetwijfeld wel eens een student ter ontnuchtering in het water belanden.”
Dat Calatrava gedurende het voortraject zoveel heeft moeten inleveren van zijn oorspronkelijke ontwerp, wordt over enkele jaren wellicht als een zegen gezien. In de architectuurwereld worden zijn recente ontwerpen steeds minder gewaardeerd. Zijn handschrift is verworden tot een maniertje. “Eigenlijk ontwerpt hij geen gebouwen meer, maar produceert hij vooral bouwkundige symbolen”, schrijft cultuurcriticus en curator Deyan Sudjic aan het slot van zijn boek De macht van het bouwen. Die ruimte heeft hij in Maastricht niet gekregen. De hem zo karakteriserende uitbundigheid is er, bijna naar Céramique-traditie, stevig ingetoomd. De vaak nodeloze excentriciteit die veel van zijn ontwerpen kenmerkt, is achtergebleven op de tekentafel.