…als een feniks uit zijn as.

Charleroi, stad van vergane glorie in het hartje van Le Pays Noir, het zwarte land. De mijnbouw is weg, de metaalindustrie verdwenen, de werkloosheid onveranderd hoog. Fotograaf Derk Zijlker en filmmaker Jelle Dijkstra maakten er een boek en een film over. Inmiddels wordt er 750 miljoen euro in de wederopstanding gestoken. “Deze stad had een flinke schop nodig.”

We staan achter de moskee van de arbeiderswijk Marchienne-au-Pont in een sombere, doodlopende straat vol builen en kuilen. Voor het laatste pand staat de matzwarte Volkswagen van Nicolas Buissart. “Zou dit zijn nieuwe huis zijn”, vraagt filmmaker en cameraman Jelle Dijkstra zich hardop af.

Nicolas Buissart, touroperator te Charleroi.

Nicolas Buissart (34) is de man achter Charleroi Adventure City Safari. Hij verzorgt wandeltochten van een uurtje of vier, niet langs de kerken of de kroonjuwelen van de stad, niet langs het standbeeld van Lucky Luke die hier werd geboren. Hij leidt bezoekers langs de rafelranden van de stad, door vervallen industriële gebouwen, metrostations die nooit werden afgebouwd, en de plek in de Samber waar de moeder van de toen 13-jarige René Margritte met een blinddoek om een einde maakte aan haar leven.

De gevel van Buissarts huis is opgetrokken uit een allegaartje aan bakstenen, daartussen groeien planten. Een trein dendert rakelings langs over een spoorbruggetje. Daaronder stroomt de Samber, de oever is bezaaid met zwerfafval. Het huis heeft geen dak, door een gapend gat in de gevel op de eerste verdieping verschijnt Buissart grijnzend, een hamer in zijn handen. Hij kocht de bouwval, deel van een voormalige spiegelfabriek, voor 15.000 euro om er, nou ja, om er iets te beginnen. Hij weet nog niet precies wat, hij ziet wel. Misschien iets met jazz en kunst.

Na de burgemeester zal Buissart zo´n beetje de bekendste inwoner van Charleroi zijn. Een jongen van de straat, eerlijk, obstinaat. Hij assisteerde Derk Zijlker en Jelle Dijkstra, een Nederlands duo dat zich had voorgenomen de schoonheid van het verval van de stad vast te leggen in foto’s en op film. Met grote regelmaat reden ze naar Charleroi, waar Buissart hen hielp de grauwe wijken te ontdekken.

Sinds ze hun project hebben afgerond, hebben ze hem niet meer gezien. Nu schallen ze zijn naam tegen de gehavende gevel van zijn huis, zodat ze hem boek en dvd cadeau kunnen doen. Het boek van

Jelle Dijkstra en Derk Zijlker aan het werk.

fotograaf Derk Zijlker (Haarlem, 1982) heet Souvenir de Charleroi. De film van cineast Jelle Dijkstra (Emmen, 1982) heet Bienvenue a Charleroi en ging afgelopen najaar in première tijdens het Nederlands Filmfestival en is op YouTube inmiddels 28.000 keer bekeken.

Het weerzien is hartelijk. Buissart nodigt uit de directe omgeving te verkennen: spoorwegen, pijpleidingen, graffiti, braak, verval en heel veel rondslingerende lege blikken bier. Ultieme plek om zijn safaritochten af te trappen.

Corruptie, criminaliteit, leegstand, werkloosheid, armoede, sinds de mijnen dicht zijn en de metaalindustrie verdwenen, gaat het niet goed met Charleroi. Getalenteerde jongeren vertrekken naar Brussel of Namen omdat de stad geen universiteit heeft. In 2008 riepen lezers van de Volkskrant Charleroi uit tot de lelijkste stad, een twijfelachtige eer die ook nog toeristen oplevert: mensen die komen kijken of het klopt. Nicolas Buissart zag er handel in en de socialistische burgemeester Paul Magnette deed wat hij moest doen: hij ontvouwde dit jaar een ambitieus tienjarenplan, genaamd Charleroi Métropole, kosten circa 750 miljoen euro, om de stad weer nieuw elan te geven.

De effecten zijn goed zichtbaar als je vanaf een van de twintig (!) mijnterrils naar het centrum van de stad kijkt. Allereerst is daar de 75 meter hoge politietoren van de Franse sterarchitect Jean Nouvel in blauw geglazuurde tegels. De toren, ook bedoeld als uitbreiding van de beroemde dansschool van Charleroi, geldt als landmark van het nieuwe Charleroi. Er moet ook nog een nieuw museum voor moderne kunst verrijzen. Elders in het centrum zijn kranen in bedrijf: boulevards, wegen, pleinen worden rigoureus op de schop genomen. Er verrijzen kantoren, woontorens en shoppingmalls.

Ooit was de provincie Henegouwen een zeer welvarend gebied door steenkoolmijnen en staalindustrie. Charleroi groeide met iets meer dan 200.000 inwoners zelfs Luik voorbij als grootste stad van Wallonië door in 1977 veertien dorpen in de omgeving op te slokken. Na de sluiting van de mijnen in de jaren zeventig raakte de stad in verval. De fabrieken, uitgesmeerd over enorme oppervlaktes in de stad, kwam leeg te staan. Ondanks de hoge werkloosheid (circa 25 procent) bleven huurprijzen en woningprijzen zeer hoog. “Speculanten hebben deze stad vermoord”, zegt Buissart achter een pils in het buurtcafé dat doet denken aan De nuttelozen van de nacht van Jacques Brel. Een van de stamgasten hoort Nederlands spreken en probeert te vragen waar de filosoof Spinoza heeft gewoond, maar verrek, hij krijgt het gewoon niet over zijn lippen. Intussen zet Buissart uiteen dat er een enorm verschil is tussen de uitstraling van shiny Charleroi Airport, groot geworden door Ryan Air, en de barre werkelijkheid in de stad zelf. “Het verschil tussen Walifornië en Alwanië.”

De wijk Marcienne, gezien vanaf een mijnterril.

Ze zullen op het gemeentehuis wel blij zijn met een ambassadeur als hij? Hij loert in zijn glas. “Laatst werd ik op straat tegengehouden tijdens een rondleiding. Als jij zo doorgaat, eindig je op de bodem van een veertig meter diepe put”, zei iemand vanuit een auto.” Zijlker en Dijkstra schrikken. “Ach”, wuift Nicolas hun zorgen weg, “ze blaffen veel maar ze bijten niet.”

Met burgemeester Magnette heeft hij nooit een woord gewisseld. Niet vreemd als je weet dat die een hekel heeft aan clichéverkopers, lieden die alleen oog hebben voor het verval van zijn stad. Binnen tien jaar wil hij zijn stad uit het slop hebben. “Vijf jaar lang hebben ze me genegeerd”, zegt Buissart, maar nu ik zowat over de hele wereld de media heb gehaald, begrijpen ze dat ook ik bezoekers naar de stad breng.” Hij geeft drie rondleidingen per week, zijn tour is populair bij architectuurstudenten uit Nederland, Duitsland en Frankrijk. Dat hij Engels spreekt is in zijn voordeel. Waag het niet hem te beschuldigen van negativisme. Hij is een van de initiatiefnemers van Rockerill, een imponerende fabriekshal, een heel eind buiten het centrum, waar muziek en beeldende kunst worden gepresenteerd. De naam knipoogt naar de staalgigant Cockerill-Sambre, ooit een van de grote bedrijven in Charleroi. Hoe dan ook, Buissart wordt ervan beschuldigd de vuile was buiten te hangen. “Ze begrijpen gewoon niet dat Charleroi een flinke schop nodig had.”

Zijlker en Dijkstra bleken aardig geïntimideerd toen ze de stad voor het eerst bezochten. Al bij hun eerste pilsje werden ze gewaarschuwd op hun spullen te letten. Voortaan gingen ze ongeschoren op pad, met een petje op. Laptop, beurs en paspoort lieten ze achter in de hotelkamer. Stoere knapen, ze spraken geen woord Frans. Dus maakten ze voorgedrukte briefjes met een tekst dat ze deze ‘très belle ville’ in beeld wilden brengen. Derk: “Soms werkte het – achteraf – heel komisch. Toen we een aantal jongeren op een bankje wilden filmen, pakte een van hen een loden pijp en kwam op ons af. We duwden hem een briefje in handen, maar de tekst bleek toch niet helder genoeg. Geduldig wachtten ze op de beste momenten om te klikken of te filmen. “Soms hadden we een heel mooi kader en moest we geduld hebben tot er iets op die plek zou gebeuren.”

Thuis in Amsterdam en Utrecht droomden Derk en Jelle zelfs van Charleroi. Ze vonden de stad aanvankelijk behoorlijk naargeestig en verlaten. Toen ze hun project startten, moest Charleroi Métropole nog geschreven worden. De

Een 'Carolo' in de wijk Jumet.

politietoren zagen ze langzaam hoger worden. Het huis van Marc Dutroux in de deelgemeente Marcinelle werd afgebroken. “Beelden van dat huis zouden een veel te grote stempel drukken op boek en film. Maar het was heftig hoor. Het was dichtgetimmerd en iemand had er een jongetje met een vlieger op geschilderd. En het hing vol met briefjes van schoolkinderen.”

Uiteindelijk bleken de Carolo’s, zoals de inwoners zichzelf noemen, zeer open en hulpvaardig. “Ze zijn trots als Rotterdammers”, zegt Zijlker. “Ze zijn trots op dat woord Carolo. Er spreekt kracht en solidariteit uit.” Vandaar ook dat ze zowel in boek als film een bloemist citeren. Die zegt: “We proberen altijd een vrolijke indruk te maken. Zelfs als we een beetje buikpijn hebben, blijven we lachen. Toch is ons imago zwart gemaakt door de rest van de wereld. Maar Charleroi blijft Charleroi. Het is Le Pays Noir, het zwarte land, maar het is niet zwart in ons hart, het is wit.”

Zijlker maakte meer dan tienduizend foto’s, Dijkstra 25 uur film. Ze vinden dat ze geen stereotype beeld hebben neergezet. “We hebben hier al die tijd met respect en de beste intenties het leven van alledag gevolgd. Het nieuwe elan kwam gaandeweg.” Inmiddels is hun band met de stad voor het leven. Ze denken eraan om hun project een vervolg te geven door ook de wederopbouw in beeld te brengen. “Je kunt natuurlijk niet alleen investeren in steen”, zegt Dijkstra. “Er moet een mentaliteitsverandering plaats vinden. Van al die Carolo’s die ’s morgens achter een Duvel gaan zitten, moet je het niet hebben.” Zijlker: “Er is eindelijk een generatie opgestaan die echt iets aanpakt. Vanuit de sport of de cultuur wordt de stad nieuw leven ingeblazen. Het pand van Rockerill is door bewoners gekocht door samen geld bijeen te leggen. En kijk, op donderdagavond spelen er de beste bands.”

Film: www.vimeo.com/116462642

Boek: derkzijlker.com

www.charleroiadventure.com

Boven: Het nieuwe politiekantoor van de Franse architect Jean Nouvel in Charleroi.

Foto’s: Derk Zijlker.