Iedereen een eigen fabriek
Over twintig jaar maakt iedereen zijn eigen voorwerpen. Gewoon thuis, zelf ontworpen of gedownload op de computer en gemaakt met een 3D-printer. Toekomstdroom? Niet lang meer. Want de ontwikkeling gaat razend snel, zegt Chris Anderson, technologiegoeroe en brein achter de netwerkconferentie TED en het web- en technologieblad Wired. Zuiderlucht sprak met hem. “De 3D-printer leidt tot een nieuwe vorm van entrepreneurschap.”
“Er is geen beter moment om in het diepe te springen”, zegt Chris Anderson (51) ietwat aarzelend. Sinds een maand is hij Chief Executive Officer van 3D Robotics, het bedrijf waar hij in 2009 de mede-oprichter van was. 3D Robotics maakt onbemande vliegtuigrobots; het was lange tijd zijn hobby, nu is het zijn werk. Hij gaf er het hoofdredacteurschap van Wired, wereldwijd het grootste tijdschrift over technologie en het web, voor op. “Ik twijfel er al jaren over of ik ondernemer moet worden of niet. Ik heb er veel over geschreven, en het bij anderen aangemoedigd. Nu ben ik op het punt gekomen dat ik het aandurf.”
Wat trok Anderson – die mede de zorg draagt voor vijf kinderen – over de streep? “Over twintig jaar heeft iedereen een fabriek in zijn huiskamer staan. De implicaties daarvan zijn enorm.” En dus ook de ondernemerskansen. In zijn meest recente, net vertaalde boek Makers: De nieuwe industriële revolutie heeft Anderson het zelfs over de derde industriële revolutie. De combinatie van de netwerkmaatschappij en het toegankelijk worden van nieuwe technologie zoals 3D-printers, lasercutters en 3D-scanners zal de samenleving drastisch veranderen. Het tijdperk van de grote bedrijven, van de multinationals, is voorbij, meent Anderson. “De echte kennis en vernieuwing zit op het web.” Zijn partner bij 3D Robotics is een Mexicaanse tiener die hij ontmoette via internet. Een briljante jongen zonder noemenswaardige opleiding die zijn eigen onbemande vliegtuigjes bouwde. Anderson wil er maar mee zeggen: de trage hiërarchische organisatie heeft zijn langste tijd gehad. Zeker nu de technologie om fysieke producten te maken binnenkort voor iedereen bereikbaar zal zijn.
Om Anderson te begrijpen is het noodzakelijk om z’n werk voor Wired onder de loep te nemen. In 2004 schreef hij het artikel over de dynamiek van nichemarkten op het web. Twee jaar later verscheen zijn boek The Long Tail: Why the Future of Business Is Selling Less of More waarin hij zijn ideeën verder uitwerkte. In het kort: door het internet is de hele wereld een potentiële doelgroep geworden. Een kleine niche, bijvoorbeeld mensen die geïnteresseerd zijn in dwergamfibieën die leven in het noordwesten van Afrika, wordt zo groot genoeg om financieel rendabel te zijn.
Anderson noemt boekwinkel Amazon als voorbeeld. Geen boek, hoe obscuur ook, dat er niet te koop is. Die enorme verscheidenheid is de kracht van de online-boekwinkel. Wie zich specialiseert in niches heeft de toekomst, zo meent Anderson. In zijn tweede boek schreef hij over de digitalisering van fysieke producten. Ontdaan van hun fysieke karakter worden producten eenvoudig digitaal verhandelbaar en dus minder waard. Neem muziek: de plaat, de cassette, de cd, allemaal verleden tijd. De traditionele muziekindustrie is op sterven na dood.
Dat opent nieuwe mogelijkheden, zegt Anderson. Door producten gratis aan te bieden als lokkertje voor andere producten waar het echte geld mee wordt verdiend. Voorbeeld? Wie een bepaald abonnement neemt op T-Mobile kan niet alleen bellen en internetten, maar heeft toegang tot achttien miljoen tracks via muziekplatform Deezer Music bij een aantal van haar abonnementen. De gratis muziek is een lokkertje, het zijn de abonnementen waar het geld mee wordt verdiend. Inmiddels is dat freemium-model voor veel bedrijven normaal geworden. De ideeën die Anderson heeft uitgewerkt en beschreven in Wired vormen de basis voor Makers én voor zijn eerste stappen als moderne entrepreneur.
In Makers toont Anderson zich schatplichtig aan de invloedrijke Canadese mediatheoreticus Marshall McLuhan die een halve eeuw geleden beweerde dat technologie onze wereld vormgeeft en daarmee ons doen en laten verandert. Anderson laat de eerste industriële revolutie beginnen met de Spinning Jenny, een handspinmolen, met in plaats van één acht spoelen, die in 1776 voor het eerst in gebruik werd genomen. De machine maakte het mogelijk om per werknemer veel meer wol en katoen te verwerken dan voorheen. Pas later werden de schaalvoordelen – door de opkomst van de stoommachine – omgezet in fabrieken, lopende banden en hard, eentonig werk dat normaal gesproken geassocieerd wordt met de industriële revolutie. Anderson: “Toch begon de revolutie klein, bij een persoon, bij een uitvinder. Dat is essentieel. De schaalvergroting paste in de tijdsgeest van de negentiende en twintigste eeuw, maar dat is niet de essentie van de verandering”, legt Anderson uit.
De tweede industriële revolutie vond plaats in onze woonkamers: met de komst van de personal computer in de jaren tachtig. “De informatiemaatschappij begon niet met de uitvinding van de computer, met de grote mainframes van bedrijven als IBM, maar met de mogelijkheid van individuen om een machine aan te schaffen waarmee grote hoeveelheden informatie konden worden verwerkt, geïnterpreteerd en verstuurd.” De opkomst van het internet schaart Anderson ook onder die tweede revolutie. En nu is het dus tijd voor de derde. Dat is er, net als de eerste, eentje van de hardware. 3D-printers bestaan al sinds de jaren tachtig en worden gebruikt in industriële omgevingen. Ook in ziekenhuizen worden 3D-printers gebruikt om weefsel en orgaanmateriaal te printen. Dat gebeurt met dure, voor particulieren onbetaalbare apparaten.
Sinds een paar jaar zijn er 3D-printers op de markt die betaalbaar zijn voor iedereen. Voor een slordige vijfduizend euro heb je al een aardige 3D-printer. Het Nederlandse bedrijf Freedom of Creation verkoopt ze zelfs voor circa 1250 euro. Het zelfbouwpakket is niet eenvoudig in elkaar te zetten en het print-oppervlak is stukken kleiner dan dat van de Makerbot, een in technonerd-kringen populaire zelfbouwprinter, maar het apparaat is wel mooi bij de Bijenkorf te koop. Een ring printen duurt vijftien minuten, een armband een uur en een schoen zo’n tien uur. Het resultaat is nog niet bepaald indrukwekkend. Het printen van gedetailleerde ontwerpen is onmogelijk en plastic is vooralsnog het enige materiaal. Toch: de eerste 2d-printers waren duur, langzaam en kwalitatief matig. Anderson weet het zeker: “Op termijn heeft iedereen een 3D-printer in huis die geavanceerde ontwerpen met meerdere materialen kan printen.” Welke grote gevolgen dat gaat hebben voor de maakindustrie en onze maatschappij als geheel laat Anderson in het boek grotendeels onbesproken. Hij richt de focus op de nieuwe ‘makers’, zoals hij er zelf nu ook een is: de mensen die met behulp van een 3D-printer in staat zijn zelf ontwerper én producent te zijn.
Op internet zwerven inmiddels duizenden 3D-ontwerpen rond die gratis zijn te downloaden en ingeladen kunnen worden in CAD-software – om verder bewerkt te worden. Met een druk op de knop kan het object worden gemaakt. Voor grote hoeveelheden blijft produceren in lagelonenlanden goedkoper, en ook kwalitatief beter, maar dat gaat de komende jaren drastisch veranderen, meent Anderson. “Technologie democratiseert. Mensen worden creatief omdat de mogelijkheid er is om objecten te maken. Dat leidt tot een nieuwe vorm van entrepreneurschap. Wie producten maakt voor een niche, voor zeg een paar duizend tot tienduizend klanten, kan daarmee prima uit de voeten.”
Zo ontstaat een nieuwe klasse van ondernemers, meent Anderson. Creatieve ondernemers, ambachtsmensen ook. In dienst van een groot bedrijf zouden die mensen niet aan de bak komen omdat hun ideeën te radicaal zijn voor massaproductie. En daar raakt de nieuwe technologie aan de essentie van het web. “De innovatie manieren van ondernemerschap die zijn ontstaan door het internet kunnen nu worden toegepast om zelf fysieke producten te gaan produceren”, vertelt Anderson enthousiast. “Geld kan worden opgehaald via crowdfunding-platforms als Kickstarter. Producten kunnen eenvoudig worden verkocht via marktplaatsen als Etsy.com.” Volgens Anderson gaat de 3D-printer de economie veranderen.. Maar een écht radicale verandering zoals Marshall McLuhan die in de jaren zestig voorspelde, voorziet hij niet. Anderson voorziet twee toekomstvisies. In de eerste zorgt technologie als 3D-printing voor een radicale verandering waarbij iedereen producent wordt, grote bedrijven helemaal verdwijnen en daarmee de ook de massamarkteconomie van de twintigste eeuw. In de tweede worden de meeste producten thuis gemaakt, maar ontstaan er van daaruit als vanzelf succesvolle bedrijfjes die groter groeien en niveau van ‘thuisprinten’ ontstijgen. Anderson: “Ik geloof gewoon niet dat ons huidige productiesysteem snel zal verdwijnen.” Lachend: “Daarbij ben ik net ondernemer geworden, en geloof ik er heilig in mijn bedrijf heel groot gaat worden.”
Wie wil weten wat een 3D-printer anno 2012 al voor elkaar krijgt, kan terecht bij een FabLab in, bijvoorbeeld, Maastricht, Hasselt, Aken en Luik. Vestigingen in Venlo, Roermond en Heerlen zijn op komst. In Maastricht vinden vooral kunstenaars, ontwerpers, modelbouwers, studenten en starters hun weg naar de 3D printers. Volgens Frits Hoff, oprichter van FabLab Maastrichtse, groeien de mogelijkheden van 3D-printers met de dag. Zijn eigen FabLab noemt hij “een klein TNO-tje, een laboratorium voor onderwijs & research en een 3D-copycenter”. Net als Chris Anderson heeft hij het gevoel aan de vooravond te zijn beland van de Derde Industriële Revolutie. “Het gaat zo snel dat we moeten beseffen dat we over de toekomst niet kunnen voorspellen.”