Geen passender thema bij een designmanifestatie in Genk dan ‘conflict’. In de voormalige mijnstad waar nu ook Ford Genk de poorten sluit, is de sociale frictie op elke straathoek zichtbaar. Maar conflicten leiden ook tot vernieuwing. “Als Adam en Eva zich indertijd hadden verontschuldigd bij God, was er geen conflict geweest, maar ook geen vooruitgang.”
“Als ik al niet ambitieus ben, wie moet het dan wel zijn?”, vroeg burgemeester Wim Dries zich in september 2010 in Zuiderlucht af. Het was aan de vooravond van de opening van C-mine, het tot cultuurcluster getransformeerde hoofdgebouw van de voormalige mijn Winterslag. Nog geen jaar in functie als burgemeester van Genk praatte Dries, amper 38 toen, als een prijswinnende marketeer over het potentieel van zijn geboortestad. Hij deed dat in de toekomende tijd. Niet vanwege zijn nog jonge dienstverband, maar omdat de voormalige mijnstad nog niet halverwege was van wat ooit reconversie, en tegenwoordig liever transitie wordt genoemd. Grote woorden, die duiden op verandering, aanpassing, omschakeling, vernieuwing.
Dat was 2010, ruim drie jaar geleden. Veel van de ontwikkelingen die Dries toen schetste, zijn inmiddels in gang gezet. Met name C-mine heeft de grootste sceptici verrast, het succes ervan heeft Genk, toch een beetje het lelijk eendje onder de Vlaamse steden, veel aandacht en goodwill opgeleverd. Ook over de grens. Steeds meer Nederlanders vinden hun weg naar C-mine, waar rondom de nieuwbouw van MAD Faculty (hogeschool voor Media, Arts en Design) en theater de opgeknapte oudbouw van Winterslag onderdak biedt aan een samenklontering van creatieve bedrijvigheid. De klassieke slogan ‘nieuwe ideeën in oude gebouwen’ van de Amerikaanse sociologe Jane Jacobs wordt in tal van steden gebezigd, maar is op weinig plaatsen zo naar de realiteit getild als in C-mine.
Totdat in 2012 de sluiting van Ford Genk werd aangekondigd.
Begrippen als reconversie en transitie kregen van de ene dag op de andere een nieuwe dimensie. Eind dit jaar, grofweg een kwart eeuw na de sluiting van de Genkse mijnen, sluit Ford Genk voorgoed de poorten en krijgt de stad opnieuw een mokerslag: inclusief toeleveringsbedrijven verdwijnen er zo’n 6000 banen. En dat terwijl de stad met een werkeloosheid van 13,5 procent nog niet hersteld was van een eerdere sanering bij Ford in 2000, waardoor 5000 mensen zonder werk kwamen. Ter herinnering: Ford werd begin jaren zestig naar Genk gelokt om de pijn van de naderende mijnsluitingen te verzachten.
Een dag na de onheilstijding zat burgemeester Wim Dries bij TV Limburg met bewonderenswaardige vastberadenheid uit te leggen dat de handen uit de mouwen moesten om deze tegenslag om te zetten in nieuwe kansen voor de regio. Genk heeft zichzelf een ‘duty of vision’ opgelegd, een verplichting tot visie. De stad, vindt Dries, moet erop uit om het eigen DNA te koppelen aan de kansen van buiten die zich voordoen. Vergelijkbaar met de uit het niets komende eerste steenkoolvondst in 1902, die het toen 500 inwoners tellende gehucht dat Genk toen was ineens liet meedeinen met de vaart der volkeren.
Net als Heerlen aan de Nederlandse kant van de grens bood de mijnbouw een unieke kans tot economische groei, welvaart en moderniteit. Met de komst van Ford in 1962 kwam er een nieuwe impuls. Langzaam maar zeker kon Genk ook een urbane ontwikkeling in gang zetten die in 2000 bekroond werd met de officiële status van stad. En wat voor een. Met ruim tachtig nationaliteiten en de laagste scholingsgraad van Vlaanderen geldt Genk als multicultureel laboratorium waar iedereen met argusogen naar kijkt. Als Wim Dries het heeft over een ongekende sociale uitdaging, hoeft daar amper een toelichting bij.
Met C-mine kreeg Genk in 2010 het podium voor artistiek talent dat past bij de nieuwe stedelijke ambities. Met C-mine Crib groeit er inmiddels ook een cordon van creatieve bedrijvigheid omheen die de voormalige Winterslag-site ook een economische factor van betekenis moet geven. Het imago van labo-stad wil Genk ook op de voormalige Waterschei-site tot wasdom laten komen, op het gebied van technologie en duurzaamheid, met initiatieven als Thor Park, Energy Ville en de T2 Campus.
In die caleidoscopische stad die Genk anno 2014 is, kijkt niemand vreemd op wanneer de Design Triënnale Vlaanderen er neerstrijkt. Waarbij het goed van pas komt dat curator Kurt Vanbelleghem in deze zevende versie inzet op social design. Met Conflict & Design als provocatieve titel. Verwacht er geen kekke wapenschouw voor trendy ontwerpers-ontwerpen, zoals we die kennen uit de glossy magazines. Vanbelleghem selecteerde design dat leidt tot een betere, in elk geval duurzamere wereld. Design zoals het ooit is bedoeld: als middel, niet als doel.
Men zij dus gewaarschuwd: binnen het genre is er amper een grotere afstand denkbaar dan tussen de kekke Salone Internazionale del Mobile, die elk jaar hipsters uit de hele wereld naar Milaan lokt, en de Designtriënnale in Genk. Die, om elk misverstand te voorkomen, de titel Conflict & Design heeft meegekregen. Weliswaar probeert C-mine al enkele jaren een ontluikende regionale design-scene onderdak te bieden, maar Genk is en blijft vooral een stad van conflicten, op allerlei niveaus: tussen traditie en vernieuwing, tussen platteland en verstedelijking, tussen de tientallen verschillende etnische identiteiten, tussen werkenden en werklozen, tussen de voormalige mijnsites, tussen doemdenkers en kansenpakkers.
Conflicten zijn er niet om te mijden, zegt curator Kurt Vanbelleghem, je moet ze juist opzoeken. Als twee tegengestelde elementen op elkaar botsen, heb je een moment van innovatie. Zie het als de basis van onze beschaving. Vanbelleghem: “Als Adam en Eva zich indertijd hadden verontschuldigd bij God, was er geen conflict geweest, geen tegengestelde belangen, maar ook geen vooruitgang.” Elke crisis is een kans, is de overtuiging die Vanbelleghem uitdraagt. Het is alsof we een echo horen van burgemeester Dries.
Uitgaande van zijn stelling dat designers een rol kunnen spelen om uit conflicten voortkomende kansen om te zetten in duurzame oplossingen, heeft Vanbelleghem meer dan zestig projecten geselecteerd. Ze hebben gemeen dat ze allemaal het etiket social design kunnen dragen. Net als in de architectuur is in de designwereld de tijd voorbij van vrijblijvend imponeergedrag. Crisis en conflicten vragen wereldwijd om oplossingen. Ontwerpers die daar niet aan bijdragen, zullen steeds vaker werkeloos aan de kant blijven.