Fons Bruins renoveerde schouwburgen in Sittard, Heerlen en Eindhoven en begeleidde als directeur de verbouwing van het pas geopende DeLaMar Theater in Amsterdam. In Maastricht onderzocht hij de haalbaarheid van de Timmerfabriek. “Er moet reuring aan het Bassin komen.
<Fons Bruins: ‘Ik leer nog elke dag van Joop van den Ende’.>
Apetrots en met lichte tred toont Fons Bruins het fonkelnieuwe DeLaMar Theater nabij het Leidse Plein in Amsterdam. De directeur is wat je noemt in zijn nopjes met de gerealiseerde droom van theaterproducent Joop van den Ende en zijn vrouw Janine. In vijf jaar tijd verbouwden architecten Arn Meijs en Jo Coenen het Nieuwe De La Mar Theater en de naastgelegen Calypso-bioscoop tot een prachtig theater met twee klassieke bonbonnières.
De zalen met 943 en 601 stoelen, vernoemd naar Wim Sonneveld en Mary Dresselhuys, zijn technisch hypermodern en stralen door het rode pluche vooral nostalgie uit. Het theater uit 1947 vergaarde roem omdat Wim Kan er zijn oudejaarsconferences hield. Niets dan lof heeft Bruins voor Van den Ende, die nog steeds twee keer per dag met een lijstje vragen komt binnenvallen en drie keer per dag belt om te informeren naar de kaartverkoop. En die loopt gesmeerd. Al 110.000 entreebewijzen verkocht DeLaMar, waarvan 30.000 sinds de opening op 28 november.
In de strak ingerichte foyers kan het publiek zich vergapen aan 166 foto’s van Nederlandse topfotografen als Erwin Olaf en Anton Corbijn, vaak in opdracht van Janine van den Ende gemaakt. In de foyers foto’s van de levende helden van het theater, die daarmee heel leep ook aan DeLaMar worden gekluisterd, in de artiestenkamers foto’s uit het rijke verleden. Bruins: “Ik heb in de pauzes het publiek al een aantal keren moeten vragen terug te gaan naar de zaal. – ‘Ja maar, we hebben de foto’s nog niet allemaal gezien’, werpen ze dan tegen.”
De kunstwerken in het theater komen uit de kunstcollectie van Joop en Janine van den Ende. Bruins wijst naar een beeld van Karel Appel in de foyer. “Af en toe rijdt er een vrachtwagentje voor uit Baarn (waar Van den Ende woont) om een kunstwerk af te laden dat dan ergens nog een plek moet krijgen. Is wel handig als ik er weet van heb in verband met de verzekering”, grijnst Bruins die op verzoek van de theaterproducent de organisatie vorm gaf, de bouw begeleidde en de programmering voorbereidde. Tot in de kleinste details heeft Van den Ende zich met de wederopstanding van het theater bemoeid. “Uiteindelijk zijn er 83 wijzigingen op de bouwtekeningen geweest. Hij is heel erg scherp. Op alles, of het nou om de koffiekopjes in de artiestenfoyer gaat of het ontwerpen van advertenties. Ik ga graag de discussie met hem aan en ik weet dat hij dat waardeert. Ik leer nog steeds van die man.”
De VandenEnde Foundation stak 65 miljoen euro in DeLaMar en Bruins kreeg nog wat geld mee voor de programmering. Hoewel hij de zalen huurt en zijn zaken uiteraard financieel op orde moet hebben, geeft hij grif toe dat het heerlijk werken is in de opstartfase in de wetenschap dat geld geen onoverkomelijk probleem is. En dat ie niet steeds naar een wethouder hoeft te lopen om zijn hand op te houden. Er zit geen cent subsidie in DeLaMar.
Fons Bruins 1942) werd geboren in het Gelderse Zeddam. Zijn vader wilde dat hij in een van zijn café-restaurants zou gaan werken maar hij kwam als boekhouder via Philips (1961) terecht bij de Eindhovense schouwburg (1964). In 1971 werd hij directeur van de schouwburg in Sittard, tien jaar later kreeg hij dezelfde post in Heerlen en van 1992 t/m 2007 was hij directeur van Stadschouwburg Eindhoven.
Als Heerlen vandaag spreekt van een culturele lente, dan moet Fons Bruins er zo ongeveer in de ijstijd hebben gewerkt. Hij wil zijn irrigatiewerkzaamheden in de culturele negorij die Heerlen begin jaren tachtig was niet overdrijven maar hij heeft er wel gezaaid. Net als in Sittard en later in Eindhoven verbouwde hij er de schouwburg, haalde grote orkesten naar de stad en presenteerde de eerste musicals van Joop van den Ende.
Na zijn pensionering in 2004 startte hij met zijn dochter Suzanne een theatermanagementbureau. Niet alleen Van den Ende wist dat te vinden voor DeLaMar, hij werd ook binnengehaald in Maastricht om in 2007 een haalbaarheidsonderzoek naar de Timmerfabriek te doen, het beoogde nieuwe culturele centrum aan het Bassin in Maastricht.
U onderzocht toch ook de wenselijkheid van een musicaltheater aan de Maas?
“Nee, nou het was heel raar. Wethouder Jean Jacobs ging over de timmerfabriek en burgemeester Leers over het musicaltheater. Die twee konden niet door een deur. Ik had contact met Jacobs, met Leers heb ik nooit een woord gesproken. Natuurlijk zou de komst van een musicaltheater consequenties hebben voor het Theater aan het Vrijthof. En Leers was snel, die was de boel aan het veroveren, bood de grond voor een habbekrats aan, enzovoorts. Van den Ende en zijn directeuren Erwin van Lambaart en Henk Kivits hebben in Maastricht gesprekken gevoerd, maar daar was ik niet bij. Rieu zou een rol krijgen, er zouden 300 voorstellingen per jaar zijn in een zaal van 1200 man. Alsof met Rieu alles goed zou komen. Vervolgens wilde ontwikkelingsmaatschappij Belvedère onderzocht hebben wat de mogelijkheden zijn als ze zelf zouden gaan bouwen. Veel te duur natuurlijk. Met alle respect, Maastricht is maar een stad van 110.000 inwoners. Het achterland is voor een deel Duitstalig en Franstalig. Bovendien zijn er musicaltheaters in Essen en in Antwerpen. De markt is dus niet groot genoeg daar. Einde verhaal.”
Opvallend in uw advies: het pleidooi voor een middenzaal in de fabriek en geen eigen zaal voor het LSO.
“Die middenzaal is belangrijk om producties uit het middensegment, zowel qua publiek als qua aanbod in Maastricht te krijgen. Ik noem Scapino, Orkater, Krisztina de Chatel. Het LSO heeft meer ruimte nodig, zeker om te repeteren. Een middenzaal in de Timmerfabriek zou ruimte voor het LSO vrijmaken in het Theater aan het Vrijthof. Een eigen concertzaal kost veel geld. Ik ken de financiële situatie niet van het LSO maar je moet realistisch zijn. Met het LSO alleen red je het niet in zo’n zaal dus moet je bij gaan programmeren. Dat kost goud.”
De Timmerfabriek moet het vestigingsklimaat in Maastricht aantrekkelijker maken. Gaat dat lukken?
“Cultuur is zonder meer een belangrijke factor voor het verbeteren van een vestigingsklimaat. Zeker als je hoog opgeleide mensen naar je regio, je universiteit of je ziekenhuis of je bedrijf wil lokken. Maar het bedrijfsleven in Maastricht is tweede categorie. Grote bedrijven als Mosa, Sphinx en Vodafone zijn weg of trekken zich terug. In die tijd van het onderzoek ben ik ook bezig geweest om geld uit het bedrijfsleven binnen te halen voor de Timmerfabriek. Ik kreeg nog geen vijf ton bij elkaar. De meerwaarde van de Timmerfabriek is die middenzaal met een nieuw aanbod en de cross-overs die de verschillende gebruikers kunnen maken. Er moet altijd iets te doen zijn, er moet reuring aan het Bassin komen. Maastricht is cultureel in de breedte een beetje ingezakt. Er gebeuren wel interessante dingen maar op een hoog abstractieniveau. Er zijn wel revues en dergelijke, maar in zijn algemeenheid is het toch voor de Kenner und Liebhaber. Niks mis mee maar je moet het andere ook doen, zoals Bas Schoonderwoerd van het theater in Heerlen goed heeft begrepen. Je zult in toenemende mate je geld moeten verdienen met horeca en populaire programma’s. Als ik dan zie welke bezuinigingen er ook in Maastricht opgelegd zullen worden en de gezelschappen vooral theaters zullen gaan kiezen waar veel belangstelling is, nou…dan kun je wel eens problemen krijgen.”
Denkt u dat Maastricht een kans maakt om Culturele Hoofdstad van Europa te worden?
“Als ik zo’n bid zie van het WK Voetbal, goed samen bedacht door Nederland en België, vraag ik me af waarom dat op cultureel gebied niet kan. In Limburg, Brabant, Utrecht, Friesland: overal wordt er enorm veel geld uitgegeven in de voorbereiding. Kan dat niet efficiënter? Allemaal dromen ze natuurlijk van nieuwe zalen, zoals voetbalclubs van nieuwe stadions. De Euregio, het grensoverschrijdende, is wel een sterke factor. In Brabant hebben ze Martijn Sanders (oud-directeur Concertgebouw, voorzitter Holland Festival) naar voren geschoven om de kar te trekken. Die man heeft enorm veel contacten en ingang in het bedrijfsleven. Willen Guido Wevers en Huub Smeets een kans maken, dan moeten zij ambassadeurs van naam en statuur aan zich kunnen binden. De gemeenten moeten hun meest prominente vertegenwoordigers naar voren schuiven. Stefano Mazzonis, algemeen directeur van de opera in Luik, of die veelbelovende burgemeester van Aken, types als professor Wiel Kusters of de theaterregisseurs Ivo van Hove en Johan Simons die het nu zo goed doet bij de Münchner Kammerspiele. En wie gaat er lobbyen?”
Als ze u vragen als directeur/bouwpastoor voor de Timmerfabriek?
“Nee, hooguit een eerste opzet maken of zo. Ik ga niet meer op stap voor centjes, tegen die tijd ben ik 71, kom op. Ik stop hier officieel per 1 maart maar blijf nog een jaar als adviseur voor enkele dagen per week. Ik wil meer genieten, meer voorstellingen zien. Te weinig glamour? Nou ja, het is vooral anders, in publiek en programmering. Dit vind ik leuker.”
Fons Bruins: “De markt voor een musicaltheater in Maastricht bleek niet groot genoeg. Einde verhaal.” foto Jasper Groen