Dat je mensen over de grenzen met kunst en cultuur dichter bij elkaar brengt, is een fata morgana van zwevers en wensdromers. Toch biedt de titel van Culturele Hoofdstad van Europa, te verzilveren door Maastricht in 2018, een uitgelezen kans om eindelijk werk te maken van de euregio. “Het woord ambitie wordt in dit gebied al te lang met kleine letters geschreven.”

“Als ik Europa opnieuw mocht vormgeven, zou ik beginnen met cultuur.” De uitspraak van Jean Monnet, een van de vroege vormgevers van de Europese eenwording, is het motto van de Maastrichtse kandidatuur om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden.

Zou het?

Met alle respect voor Monnet, ik geloof er geen biet van. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de EU er nu beter aan toe zou zijn als zestig jaar geleden het primaat niet bij de economie, maar bij de cultuur zou zijn gelegd. De combinatie kunst en politiek blijft een ongelukkige, een garantie tot teleurstelling en erger. Waar de kunsten deel gingen uitmaken van politieke ideologieën, zo laat de geschiedenis zien, liep het slecht af. Met de staat, met de kunsten en met de mensen.

Met enige regelmaat vragen mensen mijn mening over de Maastrichtse ambitie om Culturele Hoofdstad te worden. Vaak laten ze doorschemeren er zelf weinig heil in te zien. Hoewel ik geleerd heb daarmee uit te kijken, rangschik ik die houding onder – laat ik me netjes uitdrukken – Limburgse bescheidenheid. Het woord ambitie wordt in deze contreien al te lang met kleine letters geschreven. Het concept van ‘het was niks, het is niks en het wordt niks’ zit er goed ingeramd.

Dus niet erom heen gedraaid: het is een goed plan om Culturele Hoofdstad te willen worden. Niet uit drang naar (culturele) emancipatie, hoewel daar zeker aanleiding toe is; Zuid-Limburg, de regio Aken als ook Belgisch-Limburg tellen in hun respectieve hoofdsteden amper mee, en er zijn hier en daar nog wel wat achterstanden weg te werken. Dus als je als stad (of regio) je positie kunt verbeteren, moet je een goed verhaal hebben om die kans te laten lopen. En dat verhaal heb ik nog nergens gehoord. Daarnaast kan het predicaat ‘Culturele Hoofdstad’, voorbeelden te over, de sociaal-economische positie van de regio een enorme boost geven. Daar gaat dit stuk over. Van mij mag die ambitie dus gerust in hoofdletters worden geschreven.

Of het wat wordt, in 2018? Domme vraag, makkelijk antwoord: daar valt zes jaar voor dato zo goed als niets van te zeggen. Daar helpt ook de presentatie van het Maastrichtse bidbook, afgelopen woensdag als eerste van de vijf Nederlandse kandidaat-steden, geen moedertje lief aan.

Toch moet er juist nu worden nagedacht over de kansen op succes. De paradox van de Maastrichtse kandidatuur is dat de nogal complexe aanpak (zes steden, drie provincies, een regio en een landsdeel) een sterk wapen is om de race te winnen: in geen enkele kandidatuur zit de Europese problematiek zó verankerd als in de ruim 10.000 vierkante kilometer grote, bijna vier miljoen inwoners tellende Euregio Rijn-Maas. Die kracht is tevens de zwakte. De politieke inkleuring van deze euregio is behangen met hooggestemde idealen die, eenmaal vanuit de bestuurlijk bastions uitgestrooid, al bleken afgebladderd voor ze het volk bereikten. In een filmpje dat de Vlaamse programmamaker Stijn Meuris ruim een jaar geleden maakte voor VIA2018, het bureau dat de kandidatuur uitdraagt, zaten straatinterviews die er niet om logen. Binnen het gebied weet vrijwel niemand waar het begrip euregio voor staat. De passage is er inmiddels uitgeknipt, u begrijpt waarom.

Toch komt er juist met de Culturele-Hoofdstadkandidatuur een uitgelezen kans voorbij om van die euregio eindelijk eens gemene zaak te maken. Daarvoor moeten nog heel wat vestingmuren vallen, en het wordt absoluut een zaak van de lange adem – maar had er iemand gezegd dat het een makkie zou worden dan?

De sleutel naar succes ligt allereerst in het relativeren van de titel. Oftewel: hoe ‘cultureel’ moet het feestje in 2018 worden?

Dat het met die euregio-droom nooit wat is geworden, komt deels door de drogreden dat de bewoners van deze euregio een gemeenschappelijke geschiedenis zouden hebben. Daar is hooguit incidenteel sprake van, en het zit zeker niet in de hoofden van de bewoners. Daarnaast zijn er nog tal van wetten en praktische bezwaren die voorkomen dat de Europese droom in deze kleine enclave tot daad verheven wordt. Maar bovenal is er het gebrek aan (infra)structuren. 27 jaar na Schengen leven grensbewoners nog steeds met de rug naar elkaar toe – behalve in de weekends wanneer er over de grens geshopt kan worden. Een beweging overigens waarmee de culturele instellingen na al die jaren nog steeds geen raad weten; de meeste Zuid-Limburgers die over de grens een theater of museum bezoeken, ken ik bij wijze van spreken persoonlijk.

Dat je grensbewoners met een cultureel programma dichter bij elkaar brengt, dat je met kunst grenzen kunt slechten, is een fata morgana van zwevers en wensdromers. Wie herinnert zich nog After Cage? De EuRegionale 2008? De Groenmetropool? Zomaar een greep uit de euregionale projecten waarvan de effecten op zijn minst discutabel zijn.

Hoe te voorkomen dat VIA2018 in datzelfde rijtje terecht komt? Niet door het begrip ‘cultureel’ te schrappen – beetje moeilijk bij een titel als culturele hoofdstad – maar om het in elk geval ze ver als mogelijk op te rekken. Duitsers, Walen, Vlamingen en Nederlanders in deze euregio het gevoel geven dat ze iets gemeen hebben, kan alleen met een programma dat drie hoofdpunten bevat: infrastructuur, infrastructuur en infrastructuur. Of, in rond Nederlands: verbinding, verbinding, verbinding. In dat verband is de inmiddels befaamde Eutropolis-kaart van Maurer United Architects geen speeltje uit een wensdromende subcultuur, maar een fascinerende metafoor. Het idee achter die kaart zou de programmatische hoofdmoot moeten zijn van het Maastrichtse bidbook: dít is wat wij voorstaan. Want zonder de op deze kaart verbeelde fysieke en sociale verbindingen wordt het feestje genaamd Culturele Hoofdstad niet meer dan het ophangen van nieuwe gordijnen.

Om Maastricht Culturele Hoofdstad effectief te laten zijn, moeten we ook het jaartal ‘2018’ met een korreltje zout nemen. De opdracht van VIA2018 – het verbinden van vijf regio’s met verschillende geschiedenissen, talen en sociale structuren – is een zaak waar meerdere generaties overheen gaan. Om dit zo diverse gebied bijeen te smeden moeten er serieuze spoorverbindingen over de grens komen, en snelle transits naar Randstad, Brussel, Parijs, Londen en Berlijn. Met één ticket moet je als forens, weekendshopper of cultuurliefhebber in veertig minuten van Genk naar Aken (55 km) kunnen reizen in plaats van de 2,5 uur die je nu zit ingescheept. Niet minder belangrijk is het mogelijk maken van grensoverschrijdende arbeid door de blokkades in sociale verzekeringen en pensioenen op te heffen. En de invoering van viertalig onderwijs maakt de toekomstige beroepsbevolking van de euregio tot een unique selling point voor heel Europa waar de campussen in Sittard-Geleen en Maastricht wel bij zullen varen. Zo ontstaat een euregio die competitief is, en kan er ook een culturele sprong voorwaarts gemaakt worden.

Om VIA2018 een succes te maken, moet de euregio een aantrekkelijk vestigingsgebied zijn voor bedrijven én voor mensen. Een dynamische, internationaal georiënteerde regio waar de noodzaak voor jongeren om te vertrekken daalt. Het Bonnefantenmuseum maakt kans te groeien van 100.000 naar 150.000 bezoekers per jaar, met mensen van binnen en buiten de regio. De toeloop naar theaters kan weer gaan stijgen, de Maastrichtse Timmerfabriek wordt (vooral) een ronkende motor van creatieve economie in plaats van (alleen) een verzamelgebouw van in zichzelf gekeerde cultuurinstellingen. Het gerestaureerde Eiffelgebouw biedt onderdak aan een unieke bundeling van kunstopleidingen, genoemde campussen leggen een basis voor een kenniseconomie en genereren werk en welvaart. Er ontstaat een voedingsbodem voor kleinschalige, duurzame ambachtelijkheid met economische potentie; door de toegenomen mobiliteit over de grenzen (Eutropolis!) maakt de afzetmarkt eindelijk waar wat de cijfers altijd beloofden.

Kan een kleine organisatie als VIA2018 de slagkracht ontwikkelen voor zulke gigantische verschuivingen, en slagen waar overheden decennialang geen deuk in een pakje boter sloegen? Nee en ja. VIA2018 is een politieke lobby noch een bestuurlijk vehikel dat de loop van de geschiedenis kan veranderen. Maar de titel van Culturele Hoofdstad kan wel als hefboom fungeren naar een euregio die wérkt. Het is dus zaak dat politiek en bestuur deze kandidatuur met volle overtuiging op de schouders nemen. Zodra de infrastructurele en sociaal-economische bedding op orde is, kunnen de kunsten hun verbindende werk doen.

Heeft VIA2018 gefaald als spoorverbindingen, pensioenafspraken, viertalig onderwijs en campussen er over zes jaar niet zijn? Nee hoor. Als er rond die tijd bestuurlijke deals liggen dat ze er in de jaren twintig zullen zijn, is er alle reden voor een feest dat een jaar, en zelfs langer mag duren.

Alles wat hierboven staat, schreef ik op voordat ik afgelopen woensdag het bidbook onder ogen kreeg. De na woensdag veel gehoorde reactie dat de bieding nogal abstract is, mogen de ontwerpers wat mij betreft als een compliment opvatten. Het is te zot voor woorden in 2012 een strak programma samen te stellen dat zes jaar later uitgevoerd zou moeten worden. Belangrijker is dat twee van de vier pijlers onder de bieding betrekking hebben op verbindingen en stedelijkheid, en dat het belang van meertaligheid wordt onderkend. Als op die onderdelen rode stippen worden geplakt, komt het met de culturele component ook wel goed.

Curieus in het geheel blijft de nog steeds gehuldigde opvatting dat het proces belangrijker is dan het product. Geen man overboord, aldus VIA2018, als de titel niet wordt binnengehaald, er zijn immers tal van interessante initiatieven ontstaan. Fout! Het gaat uitsluitend om het resultaat, al hoeft dat niet in 2018 al zichtbaar te zijn. Ambities schrijf je met hoofdletters. Alleen als de titel wordt binnengehaald, kan de sociaal-economische hefboom in werking gezet worden. Tot dan spelen de kunsten de tweede viool, en dat is goed zo.