Beneden in de hal hangen een paar ingelijste tekeningen van bewoners. Eén ervan springt eruit: rottende, halftransparante herfstbladeren in beverig handschrift. Een oefening voor de linkerhand, hoor ik later. Niet om het zichzelf extra moeilijk te maken, zijn rechterarm is verlamd. 

   Hij heeft dwarsfluit gestudeerd aan het conservatorium, daarna is hij naar de kunstacademie gegaan. Hij heeft altijd in betrekkelijke anonimiteit getekend en geschilderd dat de stukken ervan afvlogen. Maar hij is ook nog altijd bezeten van ‘klassieke’ muziek, van de avant-garde vooral – Stockhausen, Kagel, Berio.

   Drie jaar geleden heb ik hem leren kennen: hij was voor mij de sensatie van de expositie die ik als gastcurator in het Sittardse Domein mocht inrichten. Een knappe man, halflang zwart krullend haar, twinkelende, intelligente ogen. En mon Dieu, wat een schilderijen! Figuratief, donker, hallucinerend, angstaanjagend. Invloeden van Bacon en Kiefer, muziek en literatuur, de hoogste ambities.

   Zevenenveertig is hij nu. Hij woont, onbarmhartig geslagen door het lot, in een verpleeghuis in de buurt van Utrecht, te midden van mannen en vrouwen in verstarde houdingen en starend in het niets. Ik zie hem weer voor het eerst, geen idee in welke conditie ik hem aantref.

   Dan wordt hij in een rolstoel de bezoekerszaal binnengereden. Hij kijkt verdwaasd om zich heen, ik weet dat zijn geheugen forse gaten vertoont. Ineens herkent hij me. Hij is blij verrast, probeert te praten. Schilderen zal hij nooit meer. Een paar van zijn ‘oude’ schilderijen die hier hangen – vrijwel niemand die ze kent – behoren tot het indringendste wat ik dit jaar heb gezien. Hij verdient een flinke expositie in een gerenommeerd museum.    

 CYRILLE OFFERMANS