De roman Grond van Wil Boesten gaat over de relatie tussen afkomst, opvoeding, artistieke drang en onzekerheid. In snel gemonteerde taferelen en scenes geeft de roman een beeld van een wordingsproces en crisis tegelijk.

Wanneer Jazztrompettist Lucas Lels door een vulkaanuitbarsting op IJsland vast komt te zitten op het vliegveld van New York krijgt hij een telefoontje uit Maastricht: zijn oom Louis is dood. Lucas kijkt terug op zijn wordingsgeschiedenis, zijn opvoeding, de liefde voor de trompet en de strijd met de grootvader die hem na de het fatale ongeluk van zijn ouders opvoedde.

Geleidelijk aan raakt hij verstrikt in een web van onzekerheden, oude wrok en teleurstelling.

Eenmaal terug in Nederland verlamt zijn twijfel hem meer en meer en hij besluit zijn verleden op te zoeken. De confrontatie met zijn Limburgse geboortegrond blijkt meer en meer uit te lopen op een harde confrontatie met zichzelf. Lucas ontdekt dat wie wil vliegen eerst los moet komen van de grond.

Hij had Louis’ enthousiasme over het reisje naar New
York nog proberen te temperen: het publiek kon er heel
vervelend en onberekenbaar zijn, hij kende verhalen over
ijzige stiltes, weglopende bezoekers. Maar Louis wimpelde
dat weg, hij leefde nog met het beeld van de roemruchte
clubs met neonletters aan de gevel en levende muziek tot
het ochtendgloren; waar je binnenliep, doodgemoedereerd
je toeter uitpakte en dan lijzig zei: Can you do with some
horn, guys?
Maar zoiets was film, eenzelfde drogbeeld als
Lucas ooit naar Parijs had gelokt, op zoek – ruim twintig
jaar te laat – naar het Germain-des-Prés van de jaren
zestig. Quatsj, zei Louis, dat eeuwige gemaar, laat dat
nou es blijven, jong. Dit is de droom van elke muzikant,
New York, man. Eindelijk! In dat eindelijk had Lucas
teleurstelling beluisterd. Onderweg naar Luik had hij de
balans opgemaakt. Bijna zesenveertig was hij, een lang cv
met veel podia en namen, een hele rits opnamen waaraan
hij had meegewerkt, zijn eigen kwintet, drie sterren
voor hun nieuwste cd in de krant. Dankzij schnabbels en
lessen had hij genoeg om de huur aan het Sarphatipark te
betalen, en zelfs wat spaargeld. En nu eindelijk New York?
Eindelijk? Niet zo voorzichtig! Weg van de middenstreep,
had Ralph hem ooit toegeroepen? Daar ligt ook de goot,
had hij geantwoord. Misschien was de angst om in de goot
te belanden ook in het Mekka groter dan het verlangen het
midden van de weg te verlaten?
‘Patricia, kun je me vertellen wat er is gebeurd?’
Bedaard en zonder opsmuk vertelt ze dat ze hadden
gewandeld, daarna als gewoonlijk gegeten in Château
Neercanne, waar ze ook altijd een kamer namen. Louis
wandelde graag, hij had Lucas vaak genoeg meegetroond
op tochten door het Bronnenland en over het Plateau.
Dan wond hij zich op over de mergelafgravingen, over de
vernietiging van het land. Dit is toch prachtig? Mis je dit
niet? vroeg hij op een keer. Lucas haalde zijn schouders
op, missen? Ik zou daar bij jullie nooit kunnen aarden, zei
Louis, ik ben net een zinkviooltje, dat kan maar op één
ondergrond overleven, alleen hier. Zinkviooltje? zei Lucas
verbaasd, wat is dat? Dat bedoel ik nou, zei Louis, elders is
het beter, hè, maar beter dan wat weet je niet. Beter, beter,
had Lucas gezegd, het is meer… Louis wees in het rond.
Dit is ook jouw grond. Lucas had zijn armen gespreid, zijn
voeten uit elkaar en gezegd dat hij niks voelde. Je wíl het
niet zien, hè. Nee, zei Lucas bozig, ik zou niet weten wát
ik zou moeten zien, of missen, leuk hoor, die heuveltjes,
maar… Louis had zijn ergernis amper kunnen verbergen:
je moet je nu even afzetten natuurlijk, net van Sjraar
Lels verlost… ach jong, er komt een moment dat het gaat
trekken.
‘Het was een heerlijke dag, we hebben gewandeld, super
gegeten. Maar vanochtend in bed werd Louis plots niet
goed.’ Ze ademt een paar keer diep en beschrijft hoe
hij in de ambulance opnieuw wegzakte en de broeders
vanuit het ziekenhuis opdracht kregen te stoppen bij het
revalidatiecentrum waar een van hun specialisten juist
visite liep op de hartbewaking. Haar woorden worden
weer rillerig. ‘Voor de zekerheid… zeiden ze nog.’ Ze slikt,
haar stem hapert. Lucas hoort alleen nog het onderdrukte
klokken in haar keel.
‘O, is het Annadal een revalidatiecentrum tegenwoordig?’
Hij bijt op zijn tong, maar de onbenulligheid is er al uit.
Patricia geeuwt luid. ‘Ik heb van de dokter een of ander
kalmerends gekregen.’
Ze zou niet alleen moeten zijn nu, maar hij durft niet te
vragen naar haar familie die haar heeft laten vallen nadat
ze bij haar leraar was ingetrokken. Een zootje in de Voer
aangespoelde proleten uit Leuven, noemde Louis ze. Blij
dat ik er vanaf was, zei Patricia, dat hypocriete secreet
van mijn moeder was op die leeftijd al zwanger van mij,
haar tweede. Zij moest dan ook lachen om het onnozele
zinkviolendispuut, haar kon je overal poten had ze gezegd,
zij had genoeg aan wat kunstmest. Ze had Louis in zijn arm
geknepen en naar Lucas geknipoogd.
Patricia geeuwt opnieuw en verontschuldigt zich. ‘Ik
moest me neerleggen en slapen gaan van zodra ik iets van
die pillen voelde. Daag Luuk, later bel ik terug op, daag.’
De emotie heeft haar taal diep België in gedreven. Voor
Lucas kan zeggen dat hij – ja, dat hij wat eigenlijk, nog een
onnozelheid? – verbreekt ze de verbinding.

Wil Boesten, Grond. Uitgeverij Atlas/Contact, 21,99 euro.

De auteur is op zondag 23 augustus om 14.00 uur te gast bij
boekhandel Dominicanen in Maastricht. Aanmelden kan via
info@boekhandeldominicanen.nl of
043 4100010043 4100010