Een laatste column. Daar gaan we. ‘Life is made of so many partings welded together’, schreef Charles Dickens in Great Expectations. Het valt niet mee, die aaneenschakeling van afscheid. Ik ben er niet goed in, dus heb ik er een hekel aan. Zelfs in de meest pietluttige vorm doet het me een beetje pijn: het wegleggen van een volgeschreven schrift, de laatste blik op een vakantiehuis waarvan je weet dat je het nooit meer terug zult zien, het vervangen van een gloeilamp voor een duurzamer exemplaar. Elke keer dat mijn hart zich samenknijpt over iets kleins voel ik me een pathetische stumper. Zo zag ik mezelf vandaag boven een prullenbak staan met een versleten wollen sok in mijn hand. Welke gedenkwaardige momenten had ik ook alweer met dit object beleefd? Toen ik me hiervan bewust werd probeerde ik mezelf een schop onder mijn kont te geven. Dat blijkt dus fysiek onmogelijk. (God wat hoop ik dat we nooit worden gedwongen de film van ons leven terug te kijken.)

Ik hoop ik dat we nooit worden gedwongen de film van ons leven terug te kijken.

Op een feestje heb ik twee opties: een Irish goodbye ,of als laatste overblijven, want meer dan drie mensen gedag moeten zeggen is een marteling. Als theatermaker moet ik ook voortdurend afscheid nemen van de mensen met wie ik in de maanden daarvoor een familie heb gevormd. Voorstelling voorbij, familie voorbij. Nog een laatste borrel met kaasplank en dat was het dan. Verschrikkelijk.

Op de basisschool had ik een vriendje die vijf geiten hield in zijn achtertuin. Op weekenddagen kwam hij me thuis ophalen met onze favoriete geit Witje aan een hondenlijn. Toen het beestje vroegtijdig kwam te overlijden, waren we in diepe rouw. Eigenlijk moest het naar een dierencrematorium, maar we hebben net zo lang bij de moeder van mijn vriendje gezeurd tot we de kleine geit in een hoek van hun grote achtertuin mochten begraven. Het werd een volwaardige afscheidsceremonie. We maakten een gedenkbeeld van takken en houten kerstversieringen, we zongen kerkelijke liedjes en improviseerden een gebed. Niemand keek ervan op, het was maar kinderspel. Maar wij namen bewust en bloedserieus afscheid, en dat was helend.

Mijn verdriet ligt bij het feit dat ik eigenlijk elk afscheid dezelfde aandacht zou willen geven, maar dat dit onmogelijk is. De hoeveelheid is te groot. Het tempo ligt te hoog. Er is zoveel te doen. En daarom wordt zelfs het weggooien van een wollen sok iets pijnlijks. Je lijdt niet om de sok, je lijdt om de tijd die door je vingers glipt terwijl je niet oplet. En het gebrek aan tijd om fatsoenlijk om die tijd te rouwen.

Mijn favoriete vak op de middelbare school, klassieke culturele vorming, schijnt volgens Wikipedia te zijn afgeschaft (au). Het was mijn favoriete vak omdat Henk Simons het gaf, een classicus die zijn leerlingen tot laat op de vrijdagmiddag geboeid hield. Henk is met pensioen gegaan in het jaar dat ik mijn diploma kreeg, en mijn klasgenoten en ik gaan nog af en toe bij hem langs in zijn met boeken bezaaide huis in Weert, niet klaar om hem los te laten. Ik weet dat hij dit leest. Beste Henk, blijf alsjeblieft nog even.

DARIA BUKVIĆ