Deze column gaat over Zwarte Piet. Ik zeg het maar alvast, zodat u halverwege niet voor verrassingen komt te staan en dit met liefde gemaakt tijdschrift tegen iemands hoofd slaat.
Heeft u de bladzijde al omgeslagen? Nee? Fijn dat u er nog bent. Ik wil u graag meenemen naar Midden-Limburg, november 1999. De recente komst van een Somalische familie met negen kinderen naar ons dorp stemde me vrolijk. We waren niet meer de enige vluchtelingen in de buurt. De blikken van achterdochtige ouders waren voor even niet meer op mij gericht. De verlegen Somalische jongen die voorin de klas plaatsnam leek aanvankelijk in niets op mij, maar vreemde vogels klikken nou eenmaal met andere vreemde vogels. Overleven in de eenzaamheid van de vijver, u kent het wel.
Het Sinterklaasjournaal was in die tijd mijn Bijbel, dus onderzocht ik de mogelijkheden van een loopbaancarrière als Zwarte Piet. Ik had mijn ouders sinds hun komst naar Nederland wel eens afkeurend over het fenomeen horen praten, maar ik begreep niet wat er nou in vredesnaam af te dingen viel op een stel altijd vrolijke acrobaten die gratis snoep uitdeelden. Tot ik in de schoolpauze een paar klasgenootjes tegen ons Somalische vriendje aangeplakt zag staan. Hun vettige kinderhanden in zijn haar. Eindelijk een echte Zwarte Piet in het dorp. Hij vulde met zijn familie gemakkelijk een hele stoomboot. Ons vriendje kromp voor onze ogen ineen. Niemand zag het, we waren allemaal verblind door onze goede bedoelingen. Een jaar later verhuisde hij met zijn familie naar Engeland. Een ander soort vijver, een ander soort eenden.
In
de loop der jaren heb ik veel soortgelijke en nog ergere
(kinder)verhalen uit eerste hand gehoord. Ik heb mijn zwarte en witte
collega’s in hun vreedzame protest met eieren bekogeld, bedreigd,
bespuugd en hardhandig gearresteerd zien worden. Ik heb een vriendin
die haar half-Surinaamse kinderen binnen laat spelen in de eerste
week van december om ze te beschermen tegen de vernederende grappen
van buurkinderen. Ik heb in 2015 het advies van de Verenigde Naties
over het aanpassen van deze
traditie
landelijk genegeerd en bespot zien worden.
En nu de
belangrijkste stap lijkt te zijn gezet, de landelijke intocht en het
Sinterklaasjournaal voor het eerst helemaal Zwarte Piet-vrij, zie ik
velen in de Randstad achterover leunen alsof de strijd al is
gestreden. Alsof het dorp waar ik ben opgegroeid in december niet nog
steeds volhangt met afbeeldingen van vaders en moeders in blackface
en gouden oorringen. Ik heb een groot deel van mijn leven in Limburg
én in de Randstad gewoond en ik weet serieus nog steeds niet wie er
nou precies een groter bord voor zijn kop heeft. Wat ik wel weet is
dat Sinterklaas niemand pijn doet, en Zwarte Piet wel. Ik weet ook
dat er geen weg meer terug is. Als je als land volwassen wordt en
naar je eigen zwarte pagina’s durft te kijken, kun je ze niet meer
omslaan voordat je de hele tekst hebt gelezen én begrepen. En als je
niet durft, zullen zij die daar het hardst door geraakt worden je er
met engelengeduld aan blijven herinneren dat het tijd is om je ogen
te openen. Om voor eens en voor altijd af te schminken en ons ware
gezicht te laten zien. Blijken
we meer op elkaar te lijken dan we denken.