Soms vraag ik me af of theaterbezoekers door hebben dat er echte mensen op het podium staan in plaats van 3D-hologrammen. Nou ja soms; ik heb het zo’n beetje tijdens elke voorstelling die ik bijwoon.

Ik vraag het me af wanneer een dame voor me op de derde rij in de schouwburg, slechts twee minuten na de pauze, de behoefte voelt om een zak met snoepjes uit haar tas te toveren, deze tergend traag open te maken, naar het onderste snoepje in de zak te graaien, om vervolgens al haar buren te gaan trakteren.

Ik vraag het me af wanneer een man naast me halverwege een Griekse tragedie gebeld wordt, maar hij in plaats van uit schaamte door de grond te zakken, rustig een appje gaat beantwoorden. Wellicht iets in de trant van: “Medea staat op het punt haar kinderen te vermoorden, bel je zo terug.”

Ik vraag het me af wanneer het publiek in het Concertgebouw meer geluid lijkt te produceren dan de musici. Kuchconcerten: grieperige mensen die zich op geen enkele manier bezwaard voelen om hun gehoest, gesnik en gerochel de vrije loop te laten. Dropconcerten: pottertjes uit een tinnen doosje schudden blijkt in de theaterzaal een opgave van jewelste. En natuurlijk babbelconcerten: opgewonden types die hun buren, ondanks diens uitstekend werkende gezichtsvermogen, vertellen wat ze allemaal op het podium zien gebeuren. “Oooooh kijk nou! Hij trekt z’n broek naar beneden!” Dank je wel Carla, ik snakte naar je vlijmscherpe observatie van deze scène.

Artiesten beklagen zich steeds meer over de bak met ruis die vanuit het publiek hun kant op komt. Ongeacht of de zaal gevuld is met middelbare scholieren of bejaarden. Ik hoor mijn eigen acteurs zich regelmatig afvragen: “Weten mensen eigenlijk dat ze niet in de bioscoop zitten? Dat ik alles zie en hoor, ieder oplichtend telefoonscherm en iedere fluister?”

Ik vraag het me ook al vele jaren af. Ik heb in mijn voorstellingen werkelijk alles geprobeerd om mijn publiek eraan te helpen herinneren dat er geen emotieloze projecties op het toneel staan en naast ze zitten. Van voice-overs (zou u zo vriendelijk willen zijn uw telefoon hélemaal uit te zetten?) tot grappig bedoelde inleidingen van de acteurs zelf (u mag na afloop in de foyer zo vaak met ons op de foto als u maar wilt!); soms heeft het bar weinig effect. Een van mijn minder geduldige acteurs heeft ooit een voorstelling stilgelegd om in discussie te gaan met een man op de eerste rij die zat te snurken, en die klaarblijkelijk door niemand om hem heen wakker werd geschud. Of hij zijn vrije avond niet liever op de bank had willen doorbrengen. De situatie hield het midden tussen hilarisch en extreem pijnlijk.

Zoals vaste lezers weten ben ik allerminst een voorstander van stijfheid en etiquette in de schouwburg. Ik vind het buitengewoon belangrijk dat iedereen zichzelf en ontspannen kan zijn tijdens een avondje uit. Maar ik sta er ook versteld van hoe sommige mensen totaal voorbijgaan aan anderen op plekken als het theater, de sauna of de stiltecoupé. Daar waar we komen voor concentratie en reflectie. Hoe gemakkelijk persoonlijke gedoetjes de ruimte krijgen om de gemeenschappelijke beleving te overstemmen. Misschien moeten wij ons, net als de mensen op het toneel, iets meer inleven in onze medespelers. Het levert altijd een sterkere voorstelling op.