In dit land wonen ongeveer 85.000 Nederlanders van voormalig Joegoslavische afkomst. Daarmee vormen ze een van de grotere groepen immigranten, van wie de meerderheid in de jaren negentig is gevlucht voor de Joegoslavische burgeroorlog.

Ik ben één van die 85.000 Nederlanders. En één van de miljoenen ex-Joegoslaven die zich met een koffer vol kleren en een hoofd vol herinneringen hebben verspreid over de hele wereld. Op zoek naar een plek waar je achternaam er niet toe doet, en je kleding kogelgatenvrij blijft.
Net als de meeste mensen kan ik erg trots zijn op fantastische prestaties van mijn landgenoten. Daphne Schippers of Sifan Hassan die gouden plakken binnenhalen, je kunt me ervoor wakker maken. Toch valt dat in het niet bij het gevoel dat de kop opsteekt wanneer mijn ‘dubbele landgenoten’, zoals ik andere voormalig Joegoslavische Nederlanders noem, iets bijzonders doen. En al helemaal als die bijzonderheden binnen het culturele domein plaatsvinden. Het besef dat het sommigen, misschien zelfs de meesten is gelukt om in pak ‘m beet 25 jaar hun koffer en herinneringen uit te bouwen tot een zinvol bestaan in dit land maakt me buitengewoon trots. Ik weet ongeveer welke reis er is afgelegd.

Vanja, Bekir en Ena zijn drie van die 85.000 anderen. En alle drie bezorgden ze me afgelopen maand zulke trotse momenten dat ik er een stukje rechter van ben gaan lopen.
Vanja Rukavina is een fantastische acteur die als kind vanuit Sarajevo in Gouda terechtkwam, voordat hij tegelijk met mij op de Toneelacademie Maastricht belandde. Aanvankelijk waren we allebei niet van plan om bevriend te worden met ‘die andere Bosniër’, maar dat verzet hield minder dan een paar dagen stand. We werden vrienden en maakten meerdere voorstellingen samen. In januari ging zijn nieuwe solovoorstelling Language in première: een overrompelend theatraal college van een jonge man en zijn verregaande fascinatie voor taal. Ontroerd keek ik toe hoe mijn vriend in vlekkeloos Nederlands, Engels, Bosnisch, Japans en een beetje Koreaans een poging deed om anderen te begrijpen en door anderen begrepen te worden. En dan met name door zijn schoonouders, die niet accepteren dat hun dochter gaat trouwen met iemand die niet Koreaans is. En dan is hij ook nog eens acteur. Ik kon alleen maar hopen dat ze zo snel mogelijk deze voorstelling gaan zien.
Vlak daarna werd ik uitgenodigd om te luisteren naar de nieuwe nummers van Bekir Kolić, een 21-jarige student aan de Herman Brood Academie, kind van Montenegrijnse ouders, die een plaat aan het maken is vol goed gezongen Nederlandstalige R&B. In de studio van Akwasi’s platenlabel Neerlands Dope werd ik tussen de zwoele tracks door verrast door een lied met een paar coupletten in mijn eigen geboortetaal, over het missen van een thuis dat je niet kent. Een volstrekt eigenzinnig geluid dient zich aan in de Nederlandse urban culture.
In de prestigieuze Tiger-competitie van het International Film Festival Rotterdam was dit jaar maar één Nederlandse regisseur genomineerd, de in Bosnië geboren Ena Sendijarević. In een bomvolle Pathé de Kuip ging haar eerste lange speelfilm Take Me Somewhere Nice in première. Ik werd meegezogen in het verhaal van een pubermeisje dat een roadtrip maakt met twee jongens om haar in Bosnië wonende vader te begraven. Een surrealistisch coming of age-verhaal over ontluikende seksualiteit en de botsing van twee werelden. Vol adembenemende shots van Bosnië in blauw, roze en lila. Een week later won Ena de Special Jury Award voor buitengewone artistieke prestatie.
Dames en heren, zet u schrap voor de nieuwe avant-garde. Ze heet migrantenkind.