Afgelopen maand zag ik het briljante kostuumdrama The Favourite, het vierde seizoen van de televisieserie How to Get Away with Murder, de musical Waitress, het toneelstuk Home, I’m Darling en las ik Nachtouders van Saskia De Coster. Het was een goede maand, want al deze werken hebben één overeenkomst: er staan vrouwelijke personages centraal waarmee ik me daadwerkelijk kan identificeren. Vrouwelijke personages die worden geportretteerd op een eerlijke en volwaardige manier, vol tekortkomingen en lelijkheden. Net mensen.
Wat moet het heerlijk zijn om een (witte) man te zijn en een hele cultuurgeschiedenis te hebben om jezelf in weerspiegeld te zien. Je heldhaftigheid, hoogmoed, haat en heerlijkheid. Trek een willekeurig boek uit de kast of stream een willekeurige film, kleine kans dat het niet over jou gaat. En ook al klinkt dat als een vrij onschuldig privilege, de andere kant van de medaille voelt als een gortdroge vlakte, een paleis zonder spiegels.
Ik weet nog hoe lastig ik het vond om als student aan de Toneelschool (2007-2011) in de bibliotheek stukken te vinden om te regisseren. Ik zag mijn belevingswereld zelden weerkaatst. Destijds besefte ik nog niet dat zo’n negentig procent van de toen op school aanwezige literatuur werk was van mannelijke westerse auteurs, van wie het overgrote deel ook nog was opgegroeid in een tijd waarin het vrouwenkiesrecht niet eens bestond.
En ik maar denken dat ik gewoon een hekel had aan toneelteksten.
De Amerikaanse cartoonist Alison Bechdel tekende in 1985 een strip genaamd The Rule, waarin een van de personages zegt dat ze alleen films kijkt waarin minstens twee vrouwen voorkomen, die op z’n minst een minuut met elkaar praten, over iets anders dan een man. Dit heeft de basis gevormd voor de bechdeltest, waarbij films en series langs precies deze meetlat worden gelegd als graadmeter voor de aanwezigheid van vrouwen in fictie. Ondanks de bijna lachwekkend simpele voorwaarden om voor de test te slagen, valt de ene na de andere kaskraker door de mand. Maar vanwege de populariteit van het fenomeen is de bewustwording en daarmee ook het aantal Hollywoodfilms dat voor de test slaagt de afgelopen jaren flink gestegen. Natuurlijk zegt zo’n test niks over de kwaliteit van een verhaal, maar het legt wel een pijnlijk maatschappelijk gegeven bloot: de structurele ondervertegenwoordiging van vrouwen en minderheden in de kunsten en de popcultuur.
Representatie is van onschatbare waarde. Door het monstersucces van Marvels Black Panther groeien zwarte kinderen wereldwijd eindelijk op met superhelden die op ze lijken, en zien kleine meisjes dat ook zij zich met technologie kunnen bezighouden, een speer mogen werpen en een man voor zich kunnen laten buigen.
Iedereen zou zichzelf moeten kunnen herkennen op het podium, op het witte doek of in tijdschriften, en dan niet alleen als superheld, president of topadvocaat, maar ook als monster, verslaafde of mislukkeling. Ervaren hoe bevrijdend en troostrijk het is om in een personage dat op je lijkt al die verschillende kleuren terug te zien. Om in het verhaal niet slechts de functie te vervullen van ‘Smurfin’ (enige vrouw in een veelzijdig mannenensemble) of ‘gay best friend’ (hysterische homo voor comic relief) of ‘verplichte bijrol met kleurtje’ (zodat de producent zijn diversiteitsquota haalt). Maar om er écht toe te doen, in de volle omvang van je mens-zijn.