Toen ik acht jaar oud was, verscheen Titanic in de bioscoop. Volgens de kijkwijzer was ik te jong om te gaan, dus kochten mijn ouders de film na veel gezeur op videoband. Ik had nog nooit zoiets gezien. Leonardo DiCaprio op een boot, Leonardo DiCaprio in een auto, Leonardo DiCaprio op een stuk wrakhout. Mijn lijf reageerde op een manier die ik niet helemaal begreep. Ik besloot dat dit de beste film ooit gemaakt was.

Pulp Fiction verscheen toen ik vijf was, maar ik zag hem pas op mijn zestiende, op dvd, tijdens een blokuur Engels. Ik had nog nooit zoiets gezien. Een gangster die verkracht wordt, huurmoordenaars die over frietjes in Amsterdam praten, een vrouw die ternauwernood een overdosis heroïne overleeft. En dat alles ook nog in een niet-chronologische volgorde. Mijn hersens voelden gefrituurd. Ik besloot dat dit de beste film ooit gemaakt was.

Toen de zoon van mijn vriend zestien werd, hebben we hem ook maar meteen voor de televisie gezet voor een essentieel stukje culturele opvoeding. We wilden de film huren maar volgens hem “stond ‘ie ook gewoon op Netflix”. Hij vond het “fokking vet”, maar wel “erg vintage:. Helemaal prima.

Vorig jaar maakten mijn vriend en ik een roadtrip door Californië. Na dagenlang van de rust en weidsheid in Yosemite National Park te hebben genoten, voelde Hollywood Boulevard aan als de Kalverstraat op speed. Te druk, te vol, te warm. The Walk of Fame kon me gestolen worden, ik wilde zo snel mogelijk weg. We wilden net de straat oversteken toen een verkeersregelaar ons tegenhield. Zes glinsterende oldtimers vlogen de bocht om. Toen pas zagen we dat dit hele deel van de straat tot in detail was teruggetoverd naar de jaren zestig. Van de bioscoopgevel tot de historische Time Magazines bij de krantverkoper. Een zestigtal figuranten in hippiekleding vulden de tegenoverliggende stoep. Ons gedeelte van de straat werd met dranghekken afgezet. Niemand mocht er meer bij. En zo waren we, samen met ongeveer honderd andere achteloze passanten, per ongeluk op de filmset van Quentin Tarantino beland.

Binnen de kortste keren werden de smartphones tevoorschijn gehaald en hoorden we dat de film Once Upon a Time… in Hollywood zou gaan heten. We hoorden gefluister over Brad Pitt, Al Pacino en… Leonardo DiCaprio. Mijn vriend en ik raakten verwikkeld in een wedstrijdje om wie het vaakst kon roepen hoe ‘fokking vet’ dit wel niet was. En na een half uur geduldig wachten in de snikhete zon was ik plotseling maar twintig meter verwijderd van mijn grote jeugdheld. In een slobberig Hawaii-hemd en een haarband om z’n hoofd zat Quentin oh-mijn-god-het-is-hem-echt Tarantino op een houten krukje met zijn cameraman te overleggen. Quentin Tarantino. Op een houten krukje. Een uur lang heb ik mogen kijken naar hoe deze grootheid zijn vak uitoefende. De filmpjes staan nog op mijn telefoon, dus het is echt gebeurd. Leonardo heb ik helaas niet gezien, maar die verliefdheid hield ook maar een paar maanden stand.

Vorige week zag ik Once Upon a Time… in Hollywood in de bioscoop, en zag eindelijk de shots die gedraaid zijn op die magische dag in Hollywood. Tarantino is als een geluksamulet; volgend jaar mag ik mijn eerste film regisseren.