De vraag die me door journalisten waarschijnlijk het vaakst wordt gesteld is: “Waar haal je je inspiratie vandaan?” Die vraag voelt een beetje als hoe ik me de kus van een Dementor voorstel waarmee hij je ziel uit je lichaam zuigt. Het is de vraag waarmee de journalist een stukje van je magische krachten hoopt te ontrafelen en zo inzichtelijk te maken voor alle dreuzels (ik hou al op).
Maar het voelt verlammend. Het voelt privé. Het voelt alsof iemand aan je vraagt of hij je mag filmen terwijl je zit te kakken. En altijd zie je die twinkeling in zijn of haar ogen, die hoop op een geniaal antwoord, terwijl je vaak uitgerekend diezelfde dag van ellende niet meer weet waar je het zoeken moet, om vervolgens te antwoorden met de ultieme dooddoener: “Ehm… ik raak geïnspireerd door het leven zelf.” Teleurgestelde journalist. Balende kunstenaar.
Hoe leg je iemand uit dat een idee je soms overvalt terwijl je de waterkoker aan het schoonmaken bent, zonder dat je erom gevraagd hebt? Of dat je soms een nacht lang met je hoofd tegen het einde van een verhaal aan bonkt om de volgende ochtend alsnog zonder oplossing wakker te worden? En hoe leg ik uit dat ik eens in de zoveel tijd een tinteling achter in mijn nek voel die zich razendsnel door mijn hele lijf verspreidt voordat het mijn hersens raakt, mijn ogen scherpt, en het lijkt alsof ik dingen zie die ik nooit eerder zag?
Inspiratie dwing je niet zomaar af, de muzen bepalen zelf wanneer ze hun hand op je schouder leggen. Daarom lijkt het me beter als ik hun gunst niet verspeel door in de Volkskrant te roepen dat een strandwandelingetje de klus wel klaart. Don’t disrespect the muses, zal ik maar zeggen. Je weet nooit wanneer ze hun boeltje pakken en je met een leeg blad achterlaten. Brrr.
Die gevoeligheid rondom inspiratie lijkt wellicht wat overtrokken, maar in mijn werk is het alles wat ik heb. Het is mijn bron. En als uit die bron niets stroomt, heb ik precies niks aan mijn ambitie, technische vaardigheden, leiderschapskwaliteiten of goede smaak. Zonder inspiratie komt er voorstelling noch column. Daarom koester ik het zo.
Één van de beste boeken die ik heb gelezen over dit onderwerp is Big Magic van Elizabeth Gilbert, die u waarschijnlijk wel kent van haar wereldwijde bestseller Eten, bidden en beminnen. Het is een dun maar waardevol boekje dat ik iedereen zou aanraden die op wat voor manier dan ook creatief bezig is. Het motto van het boek is meteen raak:
V: Wat is creativiteit?
A: De relatie tussen een mens en het mysterie van de inspiratie.
Gilbert benadert de schoonheid en ingewikkeldheid van dit mysterie op een spirituele manier zonder zweverig te worden. Ze deelt enkele waardevolle lessen over hoe je de angsten die bij een creatief proces komen kijken (“wat als niemand mijn Harry Potter-referenties begrijpt”, etc) een plek kunt geven en hoe je open blijft staan voor nieuwe ideeën. Bovendien maakt Gilbert korte metten met het romantische westerse idee dat goede kunst niet kan bestaan zonder er eerst gruwelijk voor te moeten lijden. Dat is erg bevrijdend om te lezen.
Terwijl ik zojuist op zoek was naar informatie over Gilbert zag ik toevallig dat ze op de dag nauwkeurig twintig jaar ouder is dan ik. Hopelijk ben ik tegen de tijd dat ik 49 ben net zo inspirerend als zij, én zeker van het feit dat muzen een mens niet zomaar verlaten.