Er staat een man op het dak. Niet bij mij, maar bij de buren. Zingend van nervositeit klautert hij naar de nok voor herstelwerk aan de schoorsteen. Als hij klaar is, kijkt hij uit over het landschap, roept wat naar zijn collega’s en maakt zich op voor de afdaling.
‘Doe voorzichtig’, klinkt het van beneden.
‘Vallen is niks’, roept hij terug, ‘maar neerkomen.’
Even later raken we aan de praat. Over zijn collega’s. ‘Ik ben de enige met hoogtevrees. Toch sturen ze mij het dak op.’ Over zijn hoogtevrees: ‘Ik heb een diploma voor een hoogtewerker, maar ik kruip er dus niet in, hé.’
De van de nok van het dak verstuurde oneliner blijft me de rest van de dag bij. In het traject van struikelen, vallen en neerkomen lijkt de middelste fase me de interessantste. Misschien reiken die luttele seconden in limbo, zwevend tussen hemel en aarde, je wel een hoop nieuwe inzichten aan. Als heb je er niks aan – vanwege de doodsmak.
Waarom, trouwens, gebruik ik ineens het woord zweven? Vanwege de suggestie van überbewustzijn? Of omdat er, vlak voor de verkiezingen, een overbevolking aan zwevers is – terwijl het na woensdag weer gewoon een scheldwoord is voor iemand die liever niet met beide poten in de klei staat.
Een vriend vertelde laatst dat hij zijn grasmaaier heeft weggedaan. Hij wil gras en onkruid de ruimte geven om de bijen te redden. Onder zijn gehoor zag ik meewarige blikken die me aan mijn vader deden denken: ‘Dus jij, onnozele hals, denkt in je eentje de wereld te kunnen redden?’
Intussen hebben we een leger aan zwevers en onnozele halzen nodig.
En ze zijn er, goddank.
Ik las over Honey Highway, het bedrijf van Deborah Post dat samen met hoveniers, landschapsarchitecten en overheden bermen en dijken inzaait met inheemse bloemen. Ze geven de bijen en andere insecten hun natuurlijke biotoop terug en zorgen voor een mooier, gezonder en veelzijdiger landschap.
Post kwam er jaren geleden achter dat niet alleen de monocultuur en het landbouwgif de natuur verpesten. In de bermen werd ook nog eens te veel en te vroeg gemaaid, namelijk vóór 1 juli. Waarom? Het stond in de contracten met Rijkswaterstaat.
Intussen heeft ze haar pijlen gericht op grote grasoppervlaktes, zoals bij Schiphol en bedrijventerreinen. ‘Veel van die bedrijven willen heus wel wat doen voor de biodiversiteit’, zeet ze nu. ‘En het personeel steekt graag een handje uit de mouwen.’
Het gaat weer over zingeving. Waartoe zijn wij, in dus ook het bedrijf waar we werken, op aarde.
Ook Nina de Korte en Gijsbert Koren horen tot het gelukzalige leger van zwevers. Met hun initiatief We Are Stewards ondersteunen ze bedrijven die iets willen bijdragen aan de samenleving, liever dan zich te plooien naar winstgrafieken, lees: aandeelhouders en beleggers.
Ze bestaan dus: bedrijven die op zoek zijn naar purpose, omdat hun jongere werknemers dat willen, en omdat hun klanten erom vragen. Zo bracht eigenaar Yvon Chouinard zijn outdoorbedrijf Patagonia vorig jaar niet naar de beurs, maar droeg de eigendomsrechten over aan een stichting die strijdt tegen klimaatverandering. Dat is ook waar de overtollige winst (zo’n honderd miljoen per jaar) naartoe gaat. Chouinard: ‘De aarde is onze aandeelhouder.’
Iets dergelijks gebeurt ook bij steward-owned companies, legden De Korte en Koren laatst uit in De Volkskrant: bedrijven die stewards (een soort toezichthouders) hebben aangesteld om te voorkomen dat ze op enig moment worden verkocht aan de hoogst bieder. ‘Je haalt de angel uit het kapitalisme’, zegt De Korte.
Er zijn nog heel wat angels te gaan.
Het vuurtje verspreidt zich snel. In Duitsland wordt het Bosch-concern door stewards beheerd, in Nederland bouwbedrijf TBI en attractiepark De Efteling, in Denemarken bierbrouwer Carlsberg. Hun drijfveren zijn allesbehalve zweverig; Gijsbert Koren haalt graag de woorden van oud-Carlsberg-topman Cees ’t Hart aan: ‘De jongere generatie wil niet meer werken voor de derde Ferrari van de aandeelhouder.’