België is een ondergrens in de kunsten, het allerlaagste echelon. Je mag er als jongmens wel dromen van een leven als muzikant, acteur, cineast of schrijver, maar de slaagkans is bijzonder klein. Zelfs de allergrootsten klussen nog bij om rond te komen. Het voordeel van dat wankele economische model is dat talent gedwongen wordt om zichzelf te op te delen en te verspreiden. Theater is bijvoorbeeld altijd een belangrijke reddingsboei geweest voor startende rockmuzikanten. Grote namen als Mauro Pawlowski (Evil Superstars en dEUS) en Daan Stuyven (Daan) maakten in hun begindagen muziek voor kindervoorstellingen. Uit goesting. Maar vooral uit lijfsbehoud. Mauro is dat trouwens altijd blijven doen.
Het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook: acteurs worden popsterren. In 2000 staat er een groep op de affiche van Rock Werchter die in alles atypisch is voor dat festival. Ze telt liefst 28 leden en ze heeft geen album, platenfirma of manager. El Tattoo del Tigre is een grapgroep die gegroeid is uit De Kakkewieten, een Antwerps collectief van acteurs en muzikanten. Ze presenteert zich als het Grote Nedercubaanse Showorkest der Lage Landen. Een knipoog naar de Buena Vista Social Club. Het is een monsteroperatie die groeit en bloeit maar die voor de leden altijd een nevenactiviteit blijft. De groep maakt in haar bestaan twee albums, vergaart internationale roem van Lowlands tot Wenen en speelt in Parijs op een modedéfilé van Dries Van Noten. In pakken op maat van de bekende ontwerper.
Muziek voor theater haalt zelfs de hitparade. In 1979 organiseert kunstencentrum STUK in Leuven een muziek- en theaterfestival: Klapstuk.
Binnen dat kader organiseren de jonge theatergezelschappen Radeis – met Josse De Pauw – en Grasgroen – met Walter Verdin – een Storingenweek. Er worden onaangekondigd storende interventies gedaan op verschillende plekken in de stad. Een van die storingen is de single ‘Storingen’. Een straffe reggae song met Josse De Pauw en Walter Verdin als zangers die uitgroeit tot een absolute culthit en een klassieker in alternatieve discotheken.
Het plaatje was niet alleen een promomiddel. Het diende ook als inkomkaart voor het slotfeest van Klapstuk. In de linkerbovenhoek zat een afscheurstrook met het opschrift TOEGANGSBEWIJS FANBAL 12 OKTOBER 1979. ‘Storingen’ is zeer gegeerd vandaag. Waarom? Het is a) een straf nummer en b) het is op een zeer kleine oplage uitgebracht. Verzamelaars worden wild van zo’n combinatie. Bovendien is er de bewuste afscheurstrook. Voor een exemplaar zonder die strook wordt vandaag 30 euro gevraagd. Wie ze echter nog heeft – en dus niet naar het feest is geweest – mag rekenen op tenminste 150 euro.
En uiteraard is er ook nog zoiets als de Belgische dimensie. De fameuze plek waar humor en surrealisme elkaar raken. Het lied dat jaar na jaar door de luisteraars van popzender Studio Brussel tot beste dancenummer wordt verkozen, is oorspronkelijk een bestelling van Toneelgroep Amsterdam. Regisseur Ivo van Hove – een Belg – heeft in 2002 vier nummers nodig voor de voorstelling Con amore. Een daarvan moet donker en dansbaar zijn.
De vraag wordt gesteld aan Daan Stuyven. Die is helemaal niet bezig met dance. Op een goedkope synthesizer maakt hij een compositie die haast als een parodie op dansmuziek klinkt. Daarover moeten hele lappen tragische theatertekst komen. Het nummer wordt uiteindelijk niet gebruikt. Daan neemt het dan maar zelf op, met een Engelse tekst. De titel is ‘I Am the Girl From Nowhere’. Maar het nummer werkt niet. Ten einde raad brengt Daan het uit zonder vocals. Het grappig getitelde Housewife wordt een van zijn grootste hits. De maker begrijpt nog altijd niet waarom het zo goed klinkt zonder zang.
Jan Delvaux (Leuven, 1962) is muziekhistoricus. Momenteel toert hij door Vlaanderen met Belpop Bonanza Quattro, een – vierde – theatershow over de mooiste momenten uit de Belgische pop. In april volgt Merci Nederland, een voorstelling waarmee hij en zijn kompaan DJ Bobby Ewing de Nederlanders gaan bedanken voor hun grote bijdrage aan de muzikale ontwikkeling van hun zuiderburen.