De vorige twee edities waren afgelast, nu kon het weer. En dus waren we met Pasen drie festivaldagen op rij te gast in de Johanneskirche. Het thema was Freigeist, die, aldus de pastor van de kerk in het programmaboekje, andermaal wordt ondermijnd door desinformatie, nepnieuws en indoctrinatie. De vrije geest is een schaars goed geworden waarvoor mensen hun leven riskeren.

Ons waterige idee om een weekend lang de oorlog uit onze gedachten te verbannen, kon overboord. 

Onze gids door de driedaagse muzikale trip is een man van rond de veertig. Hij heeft halflang haar dat hij, als onwillige gordijnen, voortdurend achter zijn oren duwt. Bernd, zoals ik hem in mijn hoofd heb genoemd, dirigeert de festivalvrijwilligers, doet de aankondigingen en legt de last-minute aanpassingen in het programma uit. De oh’s en ah’s van ontgoocheling bij het publiek als de sopraan Christiane Oelze er niet is wegens Covid (weg Gershwin, weg Schumann) laat hij minzaam glimlachend over zich neerdalen. 

De vrouw naast me, een vaste bezoekster van het festival, richt haar pijlen van teleurstelling op de boodschapper. ‘Daar heb je de beste van de klas weer’, zegt ze, en wijst met haar hoofd naar Bernd. 

Het kost me weinig moeite enkele prototypes uit mijn geheugen te lichten. Vooropgesteld: de beste van de klas is niet de slimste van de klas, dat is een zonderling, zwijgzaam type die onbewogen de negens en tienen over zich hoort afkondigen. De beste van de klas is vooral een uitslover die vanachter zijn brillenglazen schuw om zich heen kijkt. Hij hoort bij niemand, wordt bij de gymles als laatste gekozen (meestal heeft hij x-benen) en fietst na school in zijn eentje naar huis. Hij haalt goede punten, maar is geen uitblinker. 

Op dag twee vertelt Bernd dat een van de violisten Covid heeft, en dat diens klus wordt overgenomen door een cellist. Met een weke glimlach: ‘Dit stuk leent zich ook voor cello.’

Als de festivalleidster, de fantastische violiste Priya Mitchell, in het Engels een in memoriam uitspreekt bij de dood van een collega, fluistert een vrouw op de eerste rij, net iets te hard: ‘Dat er nog steeds mensen zijn die geen Duits spreken!’

Bernd vertrekt geen spier.

Bernd treedt ook op als ‘bladluis’, de bladomslaander die ervoor zorgt dat de pianist ononderbroken kan doorspelen. Als bladluis van Polina Leschenko grijpt hij een paar keer mis. Eén keer dwarrelt er zelfs een muziekblad naar de grond. Arme Bernd. Misschien is hij nerveus omdat de Russische behalve een geweldige pianiste ook een prachtige verschijning is en, door die combinatie van die twee, de lieveling van het publiek.

In alles wat hij doet verraadt de beste van de klas het verschil tussen wie hij is en wie hij wil zijn. Ik herinner me een beste van de klas die tijdens een schaduwverkiezing op school op de CPN (Communistische Partij van Nederland) stemde. Jaren later las ik dat hij door monseigneur Gijsen, toch zeker geen bolsjewiek, tot priester was gewijd en, vanwege de schaarste in het vakgebied, per omgaande tot pastoor van zijn geboorteplaats was uitgeroepen.

Waar we de beste van de klas ook aan herkennen is zijn motoriek: iets te grote stappen met een verende tred. Deinend beweegt Bernd zich door de concertzaal, alsof hij is weggelopen uit Monty Python’s Ministry of Silly Walks.

Bij de afsluiting van het festival roepen de muzikanten hem op het podium, en even later ook zijn vrouw. We zijn verbaasd, licht aangeslagen zelfs, dat onze Bernd een getrouwd leven leidt. Tot we zijn ega naar het podium zien deinen. Ook zij was ooit de beste van de klas – en ze is het nog steeds.