Superieure dundruk, leeslinten, kloeke gebonden boeken in een stevige cassette. De met veel fanfare gelanceerde nieuwe Bijbelvertaling ziet er alvast impressionant uit. Schrijver en Bijbelkenner NICOLAAS MATSIER nam de nieuwe versie tot zich. ‘Wat een prestatie, van het interkerkelijk geredekavel, van de vertalers, van de uitgevers.’
Er is een Standaardeditie. Er is een Huisbijbel. Er is er een die DeLuxe heet. Deze drie heten allemaal eenvoudigweg Bijbel. Er is ook een zogeheten...
literaire die geheimzinnig genoeg voorzien wordt van het bepalend lidwoord: De Bijbel. En alsof het niet op kan, is er een ‘met kunstwerken uit de Lage Landen’. Rembrandt en Rubens, onder vele anderen.
Deze vijf bijbels zijn verschenen door toedoen van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, bij meerdere uitgevers. En het was een publicitaire vondst van allure om deze keer aan te komen zetten met de benaming NBV21.
Hadden we niet al – vanaf 2004, niet zo verschrikkelijk lang geleden – de NBV zonder verdere toevoeging, de Nieuwe Bijbelvertaling? Destijds verwelkomd met minstens evenveel overweldigend trompetgeschal? Hoe zit dat dan: eerst die NBV en nu weer die NBV21?
Het klinkt bijna geruststellend nietwaar. Als het geen belofte is. Hier in Nederland en Vlaanderen hoeven we ons in de komende eeuw, of wat daar nog van over is, dus geen zorgen meer te maken over nóg weer eens een nieuwe editie van deze Bijbelvertaling? We zijn immers nog maar nauwelijks bekomen van de vorige, de NBV tout court, zonder cijfers; terwijl ook die Nieuwe Bijbelvertaling van koud zeventien jaar geleden al een daverend succes was – een ware bestseller.
Maar deze NBV21, in de Haagse Grote Kerk overhandigd aan de Koning, is nou ook weer niet zo radicaal anders. De nieuwste komt alles welbeschouwd neer op een niet meer dan marginale aanpassing aan de opvattingen en de smaken van een ik weet niet precies hoe groot aantal lezers, men spreekt van duizenden, die van zich hebben laten horen bij het Nederlands-Vlaamse Bijbelgenootschap.
Want na 2004 is er allerlei kritiek gekomen, misschien ook wel herhaald, van onder anderen de meer traditionele bijbellezers. Die kritiek is na ampele overweging verworpen of alsnog ter harte genomen. Zo zijn er een heleboel in 2004 verdwenen hoofdletters in ere hersteld. Het betreft hier de talrijke hoofdletters die eerbied uitdrukken. God en Jezus waren in 2004 gewoon ‘hij’ geworden, met een kleine letter.
Ze staan er nu weer als vanouds, die hoofdletters, bij alle persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (Hij en Hem en Zijn, Ik en Mij en Mijn) die verwijzen naar de personen van de Drie-Enige. Terug van weggeweest. Het mag een concessie heten aan een toch wel invloedrijke categorie van gelovige lezers. Het is ook een terugkeer naar de traditie, die strikt genomen niets te maken heeft met vertalen, maar alles met – niet eens zo zeer theologie, eerder een conventionele eerbied, een eeuwenlange gang van zaken die laat zien hoe het heilige tegemoet getreden dient worden waar het om spellen gaat.
Maar het gaat natuurlijk niet alleen om spelling, het gaat ook om de godsnamen zelf, en het enorme gewicht dat daaraan wordt gehecht. Het staat als een paal boven water dat de God van het Oude – dus joodse – Testament qua benaming een heel moeilijk zo niet onmogelijk geval is. Als daar in het Hebreeuws het vierletterwoord staat, JHWH, mag dat door oefenende joodse voorlezertjes – op straffe van een mep – niet uitgesproken worden.
Wat wel mag is Adonai zeggen. Dat is in het Grieks Kurios en in het Latijn Dominus geworden. Sinds en dankzij de Statenvertaling, die na 1637 voor protestants Nederland gezaghebbend werd, is JHWH, vertaald vanuit het Hebreeuws, ingeburgerd als HEER. De vier kapitalen verwezen, zo goed en zo kwaad als dat ging, óók terug naar het tetragrammaton: het Hebreeuwse onuitspreekbare letterviertal.
Het is in ditzelfde verband dat de Nieuwe Bijbelvertaling (zowel die van 2004 als die van 2021) een zogenoemde ‘leeswijzer’ bevat. Die neemt de lezer, voorop de voorlezer, bij de hand om er beleefd op te attenderen dat de lezer overal waar HEER staat desgewenst ook kan lezen – en dan volgt er een keur aan alternatieven: Aanwezige, Eeuwige, En(ig)e, God, HEERE, Levende, De Naam, Onnoembare.
Uit deze leeswijzer laat zich ook opmaken hoezeer het de ambitie van de Nieuwe Bijbelvertaling is om de Bijbel voor alle gezindten te zijn, niet alleen in Noord en Zuid, ook voor mannelijke zowel als vrouwelijke lezers. De laatste categorie heeft zoals bekend wel eens moeite met die HEER.
Hoe te zorgen voor degenen die zich thuis voelen in een of meer van die andere letters – LHBTIQ+? Nogal wat gelovigen hebben graag een God naar hun eigen beeld.
In hoeverre een lezende – ik roep hier veiligheidshalve een nieuw woord in het leven –, in hoeverre een lezende van de meest recente snit ook uit de voeten kan met de geopperde alternatieven, geen idee. Ik doel nu op de nieuwe mens voor wie zelfs het woord lezer(es) al uit den boze is. Hoe te zorgen voor degenen die zich thuis voelen in een of meer van die andere letters – LHBTIQ+? Nogal wat gelovigen hebben graag een God naar hun eigen beeld.
De ambitie van de beide NBV’s om zowel religieus als vertalenderwijs zo inclusief mogelijk te zijn is paradoxaal terug te zien in al die verschillende uitgaven. Die in hoofdzaak toch echt niet heel erg van elkaar verschillen: het gaat wel degelijk om één en dezelfde vertaling, al kan die vooral typografisch verschillend uitpakken. Zo worden de literaire en de cultuurhistorische lezers in de voor hen bedoelde edities nauwelijks lastig gevallen met allerlei traditionele druktechnische voorzieningen.
Zoals daar zijn: de in kerkbijbels niet ongebruikelijke tussenkopjes (zo zal ik ze hier maar even noemen), de indeling in hoofdstukken, en vooral ook in wat verzen plegen te heten. Het gaat dan meestal over verzen – ook in het proza van de bijbel – die niet echt verzen zijn, maar kleinere eenheden, soms alinea’s, soms zinnen. Zulke cijfermatige aanduidingen maken de bijbel tot een goed opzoekboek. Maar vergeleken met een hoop andere, gewone boeken veroorzaken de cijfers typografisch een hoop drukte. Iets dergelijks geldt voor de twee kolommen en de notenletter die zo kenmerkend zijn voor het zo klein mogelijk gedrukte kerkbijbeltje en ook voor een heleboel huisbijbels. De bijbel is de oudste pocket.
Voor de goede orde: ik ben zelf een beetje betrokken geweest bij die eerdere NBV. Con amore overigens. Ik heb deel mogen uitmaken van een op den duur behoorlijk groot geworden gezelschap van zogenoemde literaire meelezers. Ik ben daarvan zelfs de eerste geweest, zo heeft Sybolt Noorda me een keer verteld. Noorda was de voorzitter – nu komt er een hele mondvol – van de begeleidingscommissie die de supervisie had over de totstandkoming van de NBV.
Aan die eerste NBV is ruim tien jaar gewerkt door teams of liever duo’s van steeds één zogenoemde brontekstkenner (het oudtestamentische Hebreeuws, het Grieks van het Nieuwe Testament) en één neerlandicus. Die moesten er in goed overleg uit zien te komen wat er precies stond en hoe dat dan vertaald moest worden – al naar gelang het genre, de stijl, en wat vertalers het register noemen.
Er is poëzie, en dan niet alleen de Psalmen, maar ook in heel wat passages die voorkomen in teksten die voor het overige uit proza bestaan. Er is een scheppingsverhaal (of eigenlijk twee). Er zijn geschiedenissen. Er zijn priesterlijke boeken. Er zijn spreuken, er zijn – een apart bijbels genre – profetieën, er zijn apocalyptische geschriften. Er is de schitterende dialoog die Job heet. Er zijn evangeliën. Er zijn brieven. Al die meer of minder afzonderlijke bijbelboeken – soms van forse omvang, soms slechts één of twee bladzijden lang – moeten op hun eigen literaire merites worden beoordeeld en vertaald. De enigszins hulpeloze totaaltitel die de Bijbel gekregen heeft – vanuit het Griekse meervoud Biblia, Boeken – is eigenlijk alleen maar een aanduiding voor deze wonderlijke verzameling van heterogene teksten. Ze vormen in feite een kleine bibliotheek.
Enfin, als meelezer heb ik – vers voor vers, regel voor regel, soms zelfs woord voor woord – commentaar geleverd op een aantal van die Bijbelboeken in vertaling. In totaal een stuk of vijftien, denk ik, waaronder, toevallig, zowel het begin van het Oude Testament, het verhalenrijke Genesis, als het eind van het Nieuwe, het bizarre boek Openbaring.
Ik was, ik kan niet anders zeggen, onder de indruk van de enorme machinerie die het Nederlands Bijbelgenootschap in Haarlem had opgetuigd. Er moet op verschrikkelijk veel plaatsen en door heel veel mensen in vele hoedanigheden vergaderd en gepraat zijn, overreed en overtuigd en overgehaald. En vooral – dus – van mening verschild.
Het doel was immers, hierboven had ik het er al over, niets minder dan een Bijbel voor zowat alle gezindten. Voor Noord en Zuid: de Bijbel moest een algemeen Nederlands karakter krijgen. Ook moest en zou het een uitgave worden voor gelovigen en ongelovigen. Voor kerkgangers en literaire lezers. Een Bijbel niet uitsluitend bestemd voor protestanten én katholieken, op zich al nieuw, maar zelfs voor het meer liberale deel van het jodendom. Voor kerkelijk gebruik en in een leunstoel thuis. Mensen die de Bijbel wel eens een keer wilden lezen uit nieuwsgierigheid. Of als de voor de Europese cultuurgeschiedenis misschien wel belangrijkste bron die de Bijbel domweg was en is en nog wel even blijven zal.
Het lijkt mij dat er aardig wat christenen rondlopen die niet weten dat ze het zijn – in elk geval beschouwd naar de herkomst van hun belangrijkste opvattingen.
Of men daar nu nog veel weet van heeft of niet. Het lijkt mij dat er aardig wat christenen rondlopen die niet weten dat ze het zijn – in elk geval beschouwd naar de herkomst van hun belangrijkste opvattingen, hoe geseculariseerd ook. Dat de Bijbel daarnaast op heel wat plaatsen – nu ja, niet overal – ook tot de grote literatuur behoort, daarvan ben ik overtuigd. Misschien kost het enige inspanning om die te lezen; dat moet dan maar. Iedereen zal er van alles op kunnen aanmerken – als het de Bijbel zelf niet is, dan de vertaling wel. Maar intussen: wat een prestatie, van het interkerkelijk geredekavel, van de vertalers, van de uitgevers.
Nicolaas Matsier is auteur van een omvangrijk oeuvre, met de roman De Advocaat van Holland (2019), over Johan van Oldenbarnevelt, als meest recente boek. Eerder verschenen De bijbel volgens Nicolaas Matsier (2003) en Het evangelie volgens Nicolaas Matsier (2011), essayistische boeken over de literaire kenmerken van de Bijbel. Komend jaar verschijnen de twee boeken bij Uitgeverij Toth in één bundel met honderd afbeeldingen in kleur.

Dit artikel is alleen toegankelijk voor Zout-abonnees.
Log in als u al abonnee bent of klik hier als u het wil worden. U krijgt er geen spijt van!
Abonneer nu