Liefhebbers van de biografie komen volop aan hun trekken. Was het genre in Nederland lange tijd vrijwel onontgonnen gebied, sinds een jaar of tien wordt de markt ermee overspoeld. Een greep uit het recente aanbod: Igor Cornelissen over Mathieu Smedts, Mineke Bosch over Aletta Jacobs, Henk van Renssen over George Nypels, Paul van der Steen over Jo Cals en Rob Molin over Adriaan Morriën.

Als er waarheid schuilt in de bewering dat de biografie te vergelijken is met ‘een mozaïek van wrakhout’ zal het op 12 mei wemelen van de strandvonders in Maastricht. Daar wordt in de Groote Sociëteit de eerste Dag van de Biografie gehouden.
Hoe zit dat nu met de biografie? Drie biografen aan het woord: Hans Renders (Jan Hanlo, Jan Campert), Nop Maas (Gerard Reve, in wording) en Jos Perry (Hubert Vliegen).

Aan welke eisen moet een goede biografie voldoen?
Renders: “Er moet iets nieuws in staan, en dan bedoel ik niet kleine feiten maar wezenlijke zaken die van belang zijn voor de kunst, de politiek, de woningbouw, enzovoort. Het moet een product zijn van historisch onderzoek, want dat is de corebusiness van de biograaf. En het moet goed geschreven zijn. Vaak wordt geklaagd over te dikke biografieën maar dan wordt bedoeld: beroerde schrijfstijl.”
Maas: “De vraag suggereert dat een ideale biografie bestaat, of dat er vaste maatstaven beschikbaar zijn. Die zijn er wat mij betreft niet. Mijn antwoord is dus dat de vraag zou moeten luiden: Wat is op dit of dat moment een goede biografie van die en die?”
Perry: “Het moet een onderhoudend, levendig verteld verhaal zijn. Bovendien wil ik er dingen uit leren; niet alleen over de hoofdpersoon maar ook over de geschiedenis, de samenleving, de menselijke soort. En ik verwacht een visie. De biograaf moet zijn commentaren en oordelen niet opdringen, maar mag zich ook niet verschuilen achter voetnoten en documenten. Hij moet laten zien wat hem of haar bijzonder maakt. Hij hoeft daarvoor niet alles op te lepelen wat hij in de archieven gevonden heeft – alsjeblieft niet – maar uit zijn bronnen een uitgekiende selectie maken.”
Heeft de ware biograaf een sterke emotionele relatie met zijn onderwerp?
Renders: “Er is altijd emotionele betrokkenheid. Hoe meer je je verdiept in andermans leven hoe milder je wordt. Iemand heeft verschrikkelijke dingen gedaan, maar je weet dat hij in zijn jeugd is geslagen door zijn vader. Er is altijd compassie. Het overkwam me zelfs bij het lezen van de biografie van Himmler. Het is een wetmatigheid: meer weten leidt tot meer begrip. Ik wilde een boek schrijven over Jan Hanlo vanwege zijn mooie poëzie en had geen idee wat ik onderweg tegen zou komen. Gaandeweg voelde ik een steeds groter mededogen met Hanlo.”
Maas: “Doorgaans zal een biograaf zich wel op enigerlei wijze met zijn onderwerp verbonden voelen. Want biograaf en onderwerp zullen het meestal een behoorlijk lange tijd met elkaar moeten uithouden. De relatie tussen de twee kan er trouwens ook een zijn van haat en afkeer; dat kan best een goede motor zijn.”
Perry: “Tijdens het schrijven is die emotionele relatie het innigst. Sommige biografen hebben dan zelfs met hun held ontmoetingen in hun dromen. Na de voltooiing van het boek wordt de band geleidelijk minder. Maar helemaal verdwijnen doet-ie nooit. Overigens: een sterke emotionele relatie is niet hetzelfde als identificatie. Empathie ja, identificatie nee.”
Wat is de beste en slechtste biografie?
“Renders: “De beste is die van Ernst Pawel over Kafka. De slechtste: Gerard Bes over Hans Lodeizen.
Maas: “Daar zou ik eerst eens lang over moeten nadenken.”
Perry: “De beste is die van Sebastian Haffner over Churchill. Compact, tegendraads, verrassend, overtuigend. Hij zegt ronduit dat Churchill in de jaren twintig een fascist was, en dat Hitler en Churchill eigenlijk een hoop met elkaar gemeen hadden. Als je het boek uit hebt, begrijp je beter waarom Churchill ondanks alles een groot staatsman was. De slechtste is die van Wolfgang Hildesheimer over Mozart. Geen hoofdstuktitels, geen chronologie, geen verhaal. Alleen maar eindeloos gezeur over wat we allemaal niet weten.”
Wat zegt de hausse aan biografieën over deze tijd?
Renders: “Het geloof dat de wereld wordt bestuurd volgens systemen is enorm afgenomen. Het persoonlijke blijkt veel belangrijker te zijn voor het publiek dan we altijd dachten.”
Maas: “Volgens mij zijn mensen in alle tijden nieuwsgierig geweest naar het leven van belangrijke personen. De invloed van moderne media – zeg maar vanaf het populair worden van de televisie – heeft een impuls gegeven aan die behoefte.”
Perry: “Tegenwoordig wordt van biografen verwacht dat ze met sappige onthullingen op de proppen komen. Liefst onthullingen waardoor de held minder fraai te kijk staat. In feite de omkering van een oude traditie in de biografie. Er was ooit een tijd waarin mensen grote behoefte hadden aan smetteloze supermannen en genieën, en biografieën voorzagen in die behoefte. Biografen waren niet op zoek naar het scandaleuze en als ze er toch op stuitten, lieten ze het liever weg. Daar zijn we gelukkig van af. Alleen hebben we nu de neiging door te slaan naar het andere uiterste. Misschien spelen al die pseudo-openhartige zwetsprogramma’s op tv een rol. En de roddelbladen. Wouter Bos met een kinderwagen op de cover: dat verkoopt beter dan een essay over sociale politiek.”
Is de biografie een literair genre?
Renders: “Nee. Het is geen poëzie, geen roman en geen essayistiek; de biografie is een historisch genre. Begrijp me goed, niemand begint aan een boek met de intentie om alles zo lelijk mogelijk op te schrijven, maar ik maak bezwaar tegen het etiket ‘literair’. Het modieuze begrip ‘literaire non-fictie’ betekent ook niks. Er is niets gemeenschappelijks tussen Westerman, Mak en Jongstra.”
Maas: “Als u mij zegt wat u ‘literair’ vindt, zal ik zeggen of de biografie een literair genre is. Iedereen die een verhaal vertelt – fictioneel of niet-fictioneel – bedient zich van een zekere retoriek. Iedere historicus die zijn verhaal op schrift stelt, moet ordenen en kiezen en maakt gebruik van stijlmiddelen. Net als hij, liegt de biograaf tot op zekere hoogte de waarheid, of, beter: datgene wat hij voor waarheid houdt.”
Perry: “Ja. Je hoeft niet per se literator te zijn om een interessante biografie te schrijven. Maar de beste, de overtuigendste, de invloedrijkste biografieën komen uit de koker van schrijvers met een pakkende stijl.”
Welke persoon zou dringend gebiografeerd moeten worden?
Renders: “H.P.L. Wiessing, in het begin van de vorige eeuw hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. In 1960 publiceerde hij z’n memoires: Bewegend portret.”
Maas: “De hoofdredacteuren van het negentiende-eeuwse schandaalblad Asmodée: Johan de Vries, A.H. van Gorcum, A. Visscher. Van uitgevers als Geert van Oorschot en Johan Polak missen we ook node biografieën.”
Perry: “Peter Debye. We hebben de laatste tijd een heleboel over hem gehoord, maar vooral kreten. Een evenwichtig, op grondig onderzoek gebaseerd levensverhaal is er niet.”
Het Huis voor de Kunsten houdt op 12 mei de Dag van de Biografie in de Groote Sociëteit in Maastricht. Aanvang 10.30 uur. Deelnemers zijn Mineke Bosch, Wiel Kusters, Nop Maas, Jos Perry, Gé Vaartjes, Arie Storm, Paul van der Steen en Hans Renders.