Met Men & Chicken rijgt regisseur Anders Thomas Jensen eennieuwe parel aan het gloedvolle snoer van de Deense cinema. Wat is de verklaring van dat succes, dat zijn weerslag vindt in de al evenzeer bejubelde Deense tv-series?
Als Franz Kafka ooit een film had verzonnen voor de Three Stooges (een Amerikaanse vaudeville-act uit de jaren twintig), zou die er uit hebben gezien als Men & Chicken.
Die eerste zin van een Engelse recensie over de nieuwe film van Anders Thomas Jensen maakt meteen duidelijk wat er zo goed is aan Deense films, en waarom Nederlandse films eerder een instrument lijken om euthanasie mee te plegen dan dat ze de levensvreugde vergroten. Ik chargeer. Wat Deense producties zo goed maakt, lijkt simpel, maar blijkt in de praktijk van film- en tv-maken lastig te realiseren. Toch schuilt achter het Deense succes van tv-series als The Killing en Borgen en het status van regisseur Lars von Trier dezelfde verklaring als achter het succes van pakweg True Detective en The Sopranos.
Men & Chicken is een zwarte komedie over twee broers, van wie er een wordt gespeeld door Mads Mikkelsen, nog zo’n succesvol Deens exportproduct. Getooid met een snor uit de hoogtijdagen van de Duitse porno loopt zijn personage Elias geïrriteerd rond, geobsedeerd als hij is door de behoefte aan seksuele ontlading. Zijn broer Gabriel daarentegen is een kalme wetenschapper. Hoe kunnen het broers zijn, vraag je je af. Even later vertelt hun net overleden vader in een video dat ze helemaal geen broers zijn maar halfbroers, en dat hun echte vader op een eiland in het zuiden woont. Ze maken een bizarre reis naar het familiesanatorium waar ze kennismaken met nog een paar halfbroers en eindelijk het universele belang van kaas en badminton leren inzien.
Maar een komische plot maakt nog geen sterke film. En het succes van de Deense tv, ondenkbaar trouwens zonder de investeringen van de publieke zender DR1, is nog geen verklaring van het wereldwijde applaus bijval dat de Deense film te beurt valt. Wat is het dan wel?
Wat cineast Lars von Trier (dat aristocratische ‘von’ voegde hij ooit toe om zijn socialistische docenten op de filmacademie te treiteren), Anders Thomas Jensen en de bejubelde Deense tv-series gemeen hebben, is: vrijheid voor de auteur. Voor de duidelijkheid, dit is geen nieuws. Eind jaren vijftig al verklaarde een groepje Fransen dat je regisseurs als auteurs kon zien, als de ‘schrijvers’ van een film. Die groep werd bekend als de Nouvelle Vague, de Nieuwe Golf. Oorspronkelijk waren het filmcritici, later gingen ze bijna allemaal zelf films maken, de bekendsten waren Jean-Luc Godard en François Truffaut.
Je kon van de auteur van een film spreken als de maker een heel persoonlijke, samenhangende visie liet zien. Geen visie verwaterd door producenten die clichés recyclen omdat die effectief zijn aan de kassa. Of die alles uit het verhaal willen schrappen wat een bioscoopbezoeker kan doen fronzen, bijvoorbeeld door vooraf alles aan een testpubliek voor te leggen.
Voor wie een originele film wil uitbrengen, is dit de dood in de pot. Toch worden veel films zo gemaakt: naast de scenarist en de regisseur zijn er scriptconsultants en dramaturgen bij betrokken die allemaal hun wensen hebben over hoe de film uiteindelijk moet worden. Het resultaat is dat het publiek een verwrongen versie van het origineel onder ogen krijgt. En dan hebben we het nog niet over een producent die de maker ervan wil overtuigen om scènes anders – lees: goedkoper – aan te pakken. Moet dat nou wel, zo’n camera hangend aan een kraan voor dat ene mooie shot? En kan dat ene personage misschien een kleinere rol krijgen, waardoor we enkele scènes kunnen besparen? Al die compromissen samen kunnen een uitzonderlijk goed idee veranderen in een voorspelbare film die zich niet onderscheidt van andere overbodige films en series.
Niet elke film en serie die uit Denemarken komt, is goed. Maar als ze wel goed zijn hebben ze één ding gemeen: de auteur is koning. Bij films is dat vaak de regisseur, bij televisieseries de scenarist. Amerikaanse betaalzenders als HBO en Netflix hebben dat goed begrepen. Het succes van hun tv-series, en daarmee de revival van televisie, is te danken aan het besef dat je de schrijver van een serie de volle ruimte moet geven. True Detective, The Sopranos en al die opvolgers hadden anders niet bestaan.
In Denemarken doen ze het al sinds het begin van de jaren negentig zo. Waar het bij televisie begon is lastig te zeggen, in de Deense filmwereld was het Dogme 95 die voor een waterscheiding zorgde. Uit onvrede met de inwisselbare, lopende band films van de vorige generatie riep een groepje jonge Deense regisseurs halverwege de jaren negentig in het manifest De eed van zuiverheid (de titel was een Von Trier-grap) dat films weer echt moesten zijn. Geen neplicht, nepdecors, nepgeluid, et cetera. Von Trier en Thomas Vinterberg waren twee van de ondertekenaars en Vinterbergs Festen was een van de eerste films die volgens de regels van het manifest gemaakt werden.
Deense films zijn misschien niet bekend bij een groot publiek, het succes van Deense tv-series kan weinig mensen zijn ontgaan. Wat je er als kijker van merkt dat een maker optimale vrijheid heeft genoten, is dat een serie helemaal goed voelt. Alles klopt. De locaties goed zijn, de casting van de acteurs is goed, de plot is doordacht en neemt je mee naar een plek die je niet voor mogelijk had gehouden.
Men & Chicken heeft niet de bravoure van Festen. Hoeft ook niet. De Denen hoeven niet met elke film een revolutie te beginnen. Maar zelfs in deze komedie proef je het talent en de visie. Laten we die importeren. Denemarken ligt iets voorbij Groningen. Franz Kafka leeft niet meer, maar zo moeilijk kan het niet zijn.