Natuurlijk, een zescijferige oplage, literaire prijzen en talrijke vertalingen strelen het auteursego. Maar de grote winst van Oorlog en terpentijn, het veelgeprezen boek van de Vlaamse auteur Stefan Hertmans, zit ’m voor de schrijver in wat anders. “Ik heb mezelf verzoend met waar ik vandaan kom.”
Het bereiken van een zekere leeftijd hielp bij het schrijven over lief en oorlogsleed van Urbain Martien, zijn grootvader van moederskant. En ook bij het schrijven over zichzelf. “Want het boek is in zekere zin ook een autobiografie”, zegt Stefan Hertmans (Gent, 1951). Hij is in Maastricht om een lezing te geven bij Studium Generale.
“Op jonge leeftijd”, zegt Hertmans, “denk je dat je jezelf kunt maken. Nu besef ik: ik had een bepaald karakter en temperament, nam mijn eigen beslissingen, maar anderen hebben mij gemaakt tot wie en wat ik heb kunnen worden. De gevoeligheid voor kunst komt van mijn grootvader, hoofdpersoon in Oorlog en terpentijn, die het op zijn beurt had van zijn vader, een kerkenschilder.”
En dat terwijl de schrijver dacht dat hij zich ontworsteld had aan de kleine, sentimentele, katholieke familie, waar hij uit voortkwam. Maar door te kijken naar de wortels van zijn herkomst, ontdekte hij een zekere menselijke grootsheid. “Veel mensen, die slagen in het leven, installeren een breuk tussen waar ze vandaan komen (daar kijken ze een beetje op neer) en wat ze geworden zijn. Dat is fout. Het goede is wanneer het doorstroomt. Kunnen denken vanuit je eigen basis. Ik ben nu voldoende vrij om dat te kunnen.”
Eerder lukte het Hertmans niet om er op die manier over te schrijven. Hij noemt Naar Merelbeke. “Dat gaat ook over mijn jeugd. Kijk hoe ironisch die roman is. Mijn grote intentie was toen om een parodie te schrijven op de rootsnovel. Om te lachen met mensen die heimwee hebben naar hun wortels. Maar er is nog een soort ironie, wat Hegel Weltironie noemt. Dat is wat de tijd met jou doet. Dat is al ironisch genoeg. Om te weten wat het leven is moet je liefdes hebben zien gaan en komen, kinderen zien groot worden, vrienden zien sterven. Dat is de tijd. Meer dan een boek over de oorlog heb ik een boek geschreven over de tijd, de loutering door de tijd.”
Het lijkt bijna te literair om waar te zijn, maar laat nu juist een horloge een van de drijfveren zijn voor het schrijven van zijn Oorlog en terpentijn. “Op mijn twaalfde gaf hij me een kostbaar uurwerk, een familiestuk, en ik liet het direct uit mijn handen op de grond vallen. Die scene en het bijbehorende schuldgevoel groeven zich steeds meer in mij in. Pas vijf, zes jaar geleden dacht ik: misschien is het schrijven van het boek het goedmaken voor het laten vallen van zijn uurwerk. Uiteindelijk is het een mooie metafoor dat je iemand zijn tijd uit de handen laat glijden. Het boek is het gerepareerde horloge.”
Dat Hertmans het kon schrijven was het gevolg van een ander geschenk van zijn opa: twee cahiers met zijn levensverhaal. Het verbaast de kleinzoon nog altijd dat het hem werd toevertrouwd: “De band tussen ons was altijd gebleven. Maar na dat horloge lag het niet voor de hand. Bovendien hingen mijn haren tot ver op mijn rug, rookte ik soms andere zaken dan tabak en stond ik voor meer dingen die hij verafschuwde. Tijdens een huiselijke ruzie heb ik mijn vader ooit eens toegeschreeuwd dat hij me dan maar moest slaan. Maar dat hij waarschijnlijk zelfs te burgerlijk was om mij klappen te geven. Mijn vader is toen zwijgend de deur uitgelopen. Van mijn grootvader kreeg ik daarop een keiharde klap. ‘Dat s wat je nog te goed had.’Toch gaf hij mij die cahiers, terwijl ik als schrijver nog niets had gepubliceerd.”
Dertig jaar lang deed Hertmans niets met het geschenk. Eerst was zijn grootvader voor hem nog “te nabij”. Bij verhuizingen stuitte hij soms weer op de cahiers. Na één pagina lezen legde hij ze dan weg met een brok in de keel.
De herdenking van honderd jaar Eerste Wereldoorlog ontkwam evenmin aan het trekken van vergelijkingen met de actualiteit van vandaag. “Al die foute retoriek rond Oekraïne. Dat rookbommetjes over elkaars haag gooien. Net als destijds rond de Servische kwestie schreeuwt iedereen dat hij redelijk is. Dat zijn gevaarlijke momenten. Het is de uitverkoop van waarden, die ons tijdens de Eerste Wereldoorlog zo’n kater heeft bezorgd. Die daarom, denk ik, moreel ook veel dieper heeft gesneden in de humanistische idealen dan de Tweede Wereldoorlog, met zijn veel duidelijkere goed en fout.” Een druk leven met een fulltime baan als docent, publicatiedrang, kinderen, vrienden, dat alles zat ook in de weg. “Ik dacht: als ik er al iets mee doe dan moet ik volledig vrij zijn.”
In 2010 stopte Hertmans met werken en sloeg hij aan het lezen. “Ik was verrast, omdat het helemaal niet ging over wat ik dacht dat het zou gaan. Dit was een sociologische getuigenis van een voorbije tijd.” Daarna begon het grote zoeken. Navertellen werkte niet vanwege opa’s “archaïsche Vlaams”. Met een grote historische roman vorderde hij tot halfweg en dat waren al zes-, zevenhonderd pagina’s. “Het werd Dickens in Vlaanderen.” Zijn redacteur wees de juiste weg. “Die zei: ‘Hou op met het schrijven van het boek van uw grootvader. Schrijf uw eigen boek over hem. Wie was hij voor jou? Op basis van de drie jaar ploeteren daarvoor heb ik daarna het boek op een maand geschreven. Die drive voel je ook.”
Het leidde tot een roman als een drieluik uit een katholieke kerk. Het eerste deel over Urbains armoedige jeugd en het derde deel over diens grote, gestorven liefde en zijn onverwekte pijnen als zijpanelen, grootvaders belevenissen in de Eerste Wereldoorlog als hart van het kunstwerk.
Posttraumatische stressstoornis bestond nog niet. Nazorg voor militairen evenmin. Urbain Martien vertelde wel, maar verwerkte nooit. In de jaren vijftig probeerden ze het nog even met elektroshocks.
Voor Vlaanderen hielp het herdenkingsjaar 2014 om het verleden een plek te geven. “Je kunt natuurlijk je wenkbrauwen optrekken bij kleine excessen als de verkoop van pralines in de vorm van Wilhelminische pinhelmen in Ieper. Twee jaar geleden voorspelden we met collega’s al: wacht maar tot 2014, er zullen frietkotten aan de loopgraven staan. Zo Breugeliaans is de Vlaming nu eenmaal. Dan denk ik: het is ook niet mijn manier, maar ze kunnen beter dit doen dan wat in Vlaanderen honderd jaar is gebeurd, het verdringen. Er werd niet over gepraat. Claus en Boon schreven over de Tweede Wereldoorlog. De romans over de Eerste Wereldoorlog bleven uit. Terwijl het land zo kapot is gemaakt. Misschien lag het eraan dat het Vlaams geen standaard- en cultuurtaal was. Het komt natuurlijk ook doordat ons katholicisme met zijn Latijnse achtergrond een heel intuïtieve godsdienst is. Een religie van het zwijgen, het verinnerlijken.”
Tijdens lezing krijgt hij geregeld de vraag of zijn grootvader “een labbekak” was. “Altijd maar dat gehoorzame: ‘Oui, mon commandant.’ Wij gooiden een beetje met stenen naar de politie en dachten dat we helden waren. Na mei 1968 werd het mode om te zeggen dat moed hebben betekent: je middelvinger opsteken en zeggen: ‘Nee, ik doe het niet’. Maar voor die jongens was moed hebben ‘Ik zal het wel doen’ en ‘Is het gevaarlijk? Oké, ik doe het’.”
“Wij zijn de generatie die dacht dat ze de bevrijding bracht. Die bevrijding blijkt heel relatief te zijn geweest. Veroorzaakte in elk geval collateral damage. Mensen zijn ontzettend veel verwender, eigenwijzer en oppervlakkiger geworden. Via mijn grootvader heb ik oude waarden herontdekt. Geen zelfbeklag bijvoorbeeld. Doorgaan. Die mensen spraken geen freudiaans. Die konden niet zeggen: ik ben getraumatiseerd, gefrustreerd. Dat bestond nog niet. Je boog je hoofd en ging door. En ik moet zeggen dat ik na het schrijven van dit boek daar eigenlijk bewondering voor heb. De diepgang van mensen die kunnen zwijgen is fascinerend.”
De Vlaamse romans over 1914-1918 zijn er inmiddels wel. Kort na elkaar verschenen Godenslaap van Erwin Mortier, Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs en Oorlog en terpentijn van Hertmans. Die toert nu al sinds september 2013 met zijn boek. Vier lezingen en nog wat andere plichtplegingen per week zijn eerder regel dan uitzondering. Dat is ook het gevolg van toezeggingen die hij deed voor de lawine van publiciteit en prijzen. “Het buitenland komt er nu ook bij. Eigenlijk is het te druk. Soms zie ik wel eens tegen een lezing op. Maar als ik het publiek zie en begin te vertellen, word ik zelf weer meegenomen. Dan komt de magie van het verhaal terug.”
En toch: “Op 31 maart 2015 valt de guillotine. Dan is het klaar. Mijn bestemming is dan een plek op zo’n twaalfhonderd kilometer ver hier vandaan. Dat wordt eerst afkicken van alle drukte en dan de plek op me laten inwerken. Want mijn volgende boek, weer rond een historisch thema, speelt daarginds.”
Details over het verhaal wil Hertmans uit bijgeloof niet kwijt. Oorlog en terpentijn kan bij het schrijfproces als een steen op hem drukken, beseft hij. “Het zal moeilijk zijn om mij te bevrijden van de neiging to tell the same joke twice. Ook nu weer moet ik door een worsteling heen, zoeken om de juiste toon en stijl te vinden. Eigenlijk is dat ook het mooie: dat je vooraf nog niet weet door welk psychoanalytisch proces je zal gaan bij het schrijven van een boek.”
Foto: Perry Schrijvers