Vévé ‘Shake’ Mazimpaka herschilderde afgelopen jaar het befaamde ‘Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck op ware grootte. Het is haar levenswerk, vertelt ze aan DIETER VAN DEN BERGH, én een eerbetoon aan haar vader. Ook oud-dictator Mobutu, David Hockney en de lokale kroegbaas komen er als vanzelf in samen.
Vader Ernest werkt bij de Delhaize en heeft een vroege dienst gehad. Daarna gaat hij op café nog iets drinken, zoals zo vaak. Plots wordt hij aangevallen door een man, die hem een nekslag geeft. Het blijkt een vergissing, de man, deels gevoed door racistische motieven, is op zoek naar iemand anders. Maar het kwaad is geschied: Ernest Mazimpaka, begin veertig, raakt verlamd en zal nooit meer kunnen lopen. Dochter Véronique is dan 16 jaar. “Ik weet het nog precies”, zegt ze 35 jaar later in weelderig Vlaams, “Purple Rain van Prince draaide in de bioscoop.” Het voorval met haar vader zal de rest van haar leven bepalen.
Véronique Mazimpaka (Elsene
1967), die zich later Vévé (een benaming voor voodootekens) gaat
noemen en de bijnaam ‘Shake’ krijgt (vanwege haar
crossover-afkomst en -ideeën), is het enige kind van een Vlaamse
moeder en Congolese vader. Ze groeit op rond Brussel en gaat
schilderkunst studeren aan Sint-Lukas. Maar van schilderen komt
weinig terecht, de zorg voor haar verlamde vader neemt te veel tijd.
“Vanaf het voorval met mijn vader was ons gezin verscheurd. Mijn
moeder had last van psychoses, ik heb veel verantwoordelijkheden voor
mijn vader van haar overgenomen.”
Pas eind 2015, een jaar na
de dood van haar vader, denkt Vévé weer serieus aan schilderen. “Er
kwam een oproep om een nieuwe versie te maken van het in 1934
gestolen paneel De
rechtvaardige rechters
van het Lam Gods
van Jan en
Hubert van Eyck.” Vévé maakt een versie die verwijst naar het lot
van haar vader. De dader ging destijds na een korte straf vrijuit,
dus wat nou rechtvaardige rechters?
Op de versie van Vévé zit
niet de rechter op het paard, maar Mobutu, de corrupte oud-president
van Congo, daarachter Lumumba, de Congolese nationalist die de
verlosser had moeten worden, maar vermoord werd. Ook vader Ernest,
afgebeeld in een rolstoel, staat erop, in de rol van geheimagent
Ernest J. Bond, op zoek naar het verdwenen paneel.
Ze krijgt de
smaak van het schilderen weer te pakken en besluit, na veel positieve
reacties, om ook de andere panelen van het Lam
Gods te gaan
schilderen, althans háár versie daarvan. Ook op ware grootte, in
kaders van dik vier bij zeven meter. Twintig panelen, tot nu toe, met
de titel Le
pouvoir se mange seul,
waarin mensen uit haar eigen leven en uit de “verborgen
geschiedenis” van haar vader figureren. Van haar moeder als Eva tot
David Hockney (“de meeste kunstenaars zijn zo serieus, hij niet”)
als Aston Martin-rijder, van zichzelf als zingende engel tot
dubreggae-pionier Lee ‘Scratch’ Perry als oppermachtige, en van
de Congolese rumbagitarist Bavon Marie Marie als ridder van Christus
(zijn muziek klonk op haar vaders begrafenis) tot Mariake van
Tongeren, gekend van haar frietkot in Leuven, als Maria. Het Lam Gods
werd bij Vévé een zwart schaap.
“Van huis uit schilder ik
abstract, dit was plots iets heel anders. Ik ben met kleine
Bic-tekeningetjes begonnen, figuratief. Met mijn manier van
schilderen zou ik alles wegschilderen, dus bleef het figuratief. Het
werd als vanzelf heel naïef, in van die felle kleuren zoals in
populaire Congolese schilderkunst. Dat was goed.”
Eén
negatieve reactie kwam er. “Een leraar islam zei: “Je gebruikt
het idee van God en doet daar oneervolle dingen mee.” Ik dacht
oeioei, moet ik daar nu ook rekening mee gaan houden? Maar ik zie dat
helemaal niet zo, ik wil niemand op de tenen trappen.”
Vévé woont sinds kort met haar man, muzikant Mark Vanbinst – alias Urundi Lack en voor intimi Lakke – in Ottenburg, een dorp tussen Leuven en Waver, net aan de Vlaamse kant van de taalgrens. Moeder Juliette woont even verderop in de straat. Ze vertelt hoe haar gehandicapte vader in instellingen op afgrijselijke plekken terechtkwam, tussen geestelijk gehandicapten en hoogbejaarden, terwijl hij mentaal fit was. “Ik wil ruimte”, zei hij tegen zijn dochter. “Een eigen woning, en jij gaat daarvoor zorgen.”
Via een lokale cafébaas, een oude vriend die ook op haar Lam Gods staat afgebeeld, kwamen ze in Ottenburg terecht. Vévé: “Toen het huis voor mijn ouders klaar was, zaten we een keer met z’n drieën aan tafel. Het leek of het gewicht van al die jaren zorg van mijn schouders viel. Van mijn zestiende tot mijn veertigste, het was een opeenstapeling. Zonder te weten had ik mezelf helemaal weggecijferd.”
Wanneer komen de kindjes, was toen de vraag. “Nooit, besloten we, want dan zouden al die verantwoordelijkheden opnieuw beginnen.”
Vader
Ernest ligt op het kerkhof op een steenworp van hun huis. Hij werd
73. “Had ik nooit voorspeld, gezien zijn lichamelijke gesteldheid.”
Zijn geest is in huis overal aanwezig. Bijvoorbeeld op de doeken, die
na omzwervingen via Gent, Leuven en Maasmechelen op de
bovenverdiepingen liggen te wachten op de volgende expositie, komend
voorjaar in Maaseik, waar de Van Eycks werden geboren. Behalve het
Van Eyck-jaar is 2020 ook het jaar dat Congo zestig jaar
onafhankelijk is.
In haar atelier werkt Vévé aan nóg meer
panelen, de voorbereidingen doet ze op de computer. In
de woonkamer staan Congolese beelden, ook terug te vinden op haar Lam
Gods, naast
gitaren en versterkers van haar man. Op de grond een beeld van een
gorilla, die voorkomt in het Virunga-park, in de regio waar haar
vader opgroeide. “Vlak voor zijn ongeluk zei hij dat hij van plan
was me nog ’s mee te nemen naar wat hij ‘het Zwitserland van
Afrika’ noemde. Hij heeft er geen gemakkelijke tijd gehad: zijn
vader had hem in de steek gelaten, toen hij vier was overleed zijn
moeder. Rond zijn zestiende, in de tijd dat het in Congo rommelde, is
hij met een aangetrouwde oom naar Brussel gekomen. Hij is in dienst
gegaan, waardoor hij de Belgische nationaliteit kreeg.”
In
Congo is ze nooit geweest. Zal er ook niet snel van komen. “Het
rommelt nog steeds daar. Ik durf niet. Ik ken er ook niemand. Door de
situatie thuis heb ik nooit de vrijheid gehad om er over na te
denken, zo van: we gaan de vlieger ’ns pakken om daar te gaan
kijken.”
Eén
keer was ze in Afrika, in Ivoorkust, rond kunstproject X-Africa, met
Walter Verdin en leden van Zap Mama. Het was een verwarrende
ervaring. “Les deux blancs noemden ze Lakke en mij daar.” Afkomst
doet er toe, zegt Vévé, onder haar dreads gehuld in een trui met
‘Ali’, verwijzend naar het legendarisch boksgevecht in Kinshasa
in 1974, maar ze gaat niet haar hele identiteit aan Afrika ophangen.
“De eerste drummer van onze band was blank, maar klonk als een
Afrikaan. Als je mij hoort praten, hoor je een blanke. Mijn vader zei
altijd: N’oublie jamais ta couleur de peau, vergeet nooit de kleur
van je huid. Maar tot mijn tiende zag ik niet eens dat mijn vader
zwart was en mijn moeder blank. Dat moesten anderen me vertellen.
Toen iemand tegen me zei: “Die kleuren die jij gebruikt zijn echt
Afrikaans”, was ik echt op mijn tenen getrapt. Maar hij had gelijk.
Die kleuren wil ik nu juist bewaken. Ja, het is ingewikkeld
soms.”
Kunst
mag dan van levensbelang zijn voor Vévé, de muziek is dat ook. Eind
jaren tachtig, een paar jaar na het incident met haar vader, begon ze
met (oud-)leden van The Scabs, Red Zebra en The Wolf Banes de band La
Fille d’Ernest, die punk en rammelende rock mixte met Afrikaanse
muziek zoals Congolese rumba. N’est tu pas la fille d’Ernest, ben
jij niet de dochter van Ernest? vroeg iemand aan haar. Voilà de naam
van de band – tevens het eerste eerbetoon aan haar vader. Het
debuut, geproduceerd door Jean-Marie Aerts (TC Matic) werd een
bescheiden succes, de straffe single Tout
Bouge werd later
terecht als classic toegevoegd aan de annalen van de Belpop.
La fille d’Ernest, waar ook haar man Lakke in speelt, is terug,
maar eigenlijk nooit gestopt. “We zijn nooit echt gehoord”, vindt
ze zelf. Te rock-‘n-roll voor wereldmuziek, te exotisch voor rock.
“Iemand zei: je kunt geen Afrikaanse muziek spelen op witte
gitaren.” Inmiddels is het moment wél rijp, merkt Vévé. “En
daar zijn we klaar voor.” In februari speelt de band in de AB in
Brussel, en er ligt een nieuwe plaat: Electric
Field Recordings.
De cover is een detail van haar Lam
Gods. En zo komt
alles weer samen. “Op ieder paneel kan ik zo een song van onze band
plakken.”
Vévé en Lakke hebben allebei een fulltime baan:
zij als docent op de kunstacademie in Mechelen, hij als ambtenaar op
een gemeentehuis. “In het weekend en ’s avonds doen we onze
goesting, en dat is precies goed. We hebben alle artistieke vrijheid,
hoeven geen water bij de wijn te doen.” Samen runnen ze ook nog een
nieuwe (punkrock)band: Aardvarken.
Hoewel ze door de zorg voor
haar vader jarenlang niet aan schilderen toekwam, lukte muziek maken
wél. “Allez, dat is gemakkelijk hè, je pakt een micro, drinkt een
pint en repeteert wat: je hoeft niet na te denken. Als je schildert
ben je alleen in je kotteke, je móet nadenken, heel confronterend.
Dat lukte niet. Nu ik terug aan het schilderen ben, aan wat voelt als
mijn levenswerk, ben ik veel losser, het plezier is terug, ik amuseer
me zelfs. Ook al is dit ook een manier van rouwen denk ik. Tiens, het
leven is zinloos, dat bedacht Sartre al, maar je kunt het voor jezelf
zo inkleuren dat het lijkt alsof het toch nog een héél klein beetje
de moeite waard is.”