Waar zit je, op de schaal van intellectuele moed en beredeneerde lafheid, als het er écht toe doet? Om die keuze, zegt BEN VAN MELICK, ging het bij de vorige maand overleden Rolf Hochhuth.

Drie weken geleden overleed de Duitse schrijver Rolf Hochhuth. Hij werd 89. Het meest bekend is zijn controversiële toneelstuk De plaatsbekleder uit 1963, niet minder dan een aanklacht tegen paus Pius XII die zweeg over de Jodenvervolging en de holocaust, naar verluidt om de neutrale rol van de rk-kerk niet in gevaar te brengen en om anti-nazi activiteiten niet te belemmeren.

Het op historische documenten gebaseerde De plaatsbekleder gaat over motieven en belangen die aan de keuze tussen twee kwaden ten grondslag liggen, (de visie op) de werkelijkheid die erachter schuilgaat en de vraag in hoeverre karakter daarbij bepalend is.

Toneel van belang, nu nog, zelfs waar de historiciteit hier en daar dubieus is. Doorwrocht, statisch en eindeloos gedelibereer – maar over zaken die ertoe doen. En moedig, niet alleen vanwege de frontale aanval op een onaantastbaar geachte orde maar ook vanwege de vorm: het laatste bedrijf speelt in Auschwitz. Datstuitte op veel weerstand, niet verwonderlijk in een tijd waarin Adorno’s stelling dat het barbaars is om na Auschwitz nog met literatuur te schrijven, nog nadreunde.

Desalniettemin speelde de naoorlogse West-Duitse literatuur een belangrijke rol in de Vergangenheitsbewältigung, de verwerking van het nazistisch verleden, met schrijvers als Heinrich Böll, Siegfried Lenz, Martin Walser, Günther Grass en Peter Weiss. Ze waren oorlogskinderen, twintigers inmiddels, en begonnen hun ouders kritisch te bevragen naar hun denkbeelden en gedrag in de jaren dertig en veertig. Die kritische houding groeide van een generatieconflict uit tot radicaal maatschappelijk verzet, resulterend in de studentenrevolte van eind jaren zestig.

Daarin is Rolf Hochhuth een geval apart. Hij wil de historische werkelijkheid tonen maar niet in dorre geschiedschrijving vervallen. Hij kiest daarvoor het treurspel, inclusief de daarbij passende versvorm – die hij overigens eigenzinnig aanwendt. Zijn activistische vermenging van feit en interpretatie leidt tot een overtuigende werkelijkheid, die natuurlijk niet voor iedereen dezelfde geldigheid heeft.

Het activistisch theater en het vormingstheater is ondenkbaar zonder Hochhuths onverschrokken schrijflust.

Zijn tweede stuk Soldaten uit 1967 was zo mogelijk nog controversiëler. Daarin legt hij de verantwoordelijkheid voor de zinloze bombardementen op de Duitse steden in het laatste oorlogsjaar bij Churchill. Ook hier gaat het weer over de dubieuze keuze voor het zogenaamd minst kwade, over verantwoordelijkheid en schuld.

Ook buiten Duitsland was dat indertijd een brisant thema. Onder andere in Het stenen bruidsbed (1959) van Harry Mulisch, tot diep in de jaren zestig een omstreden bestseller, is die problematiek aan de orde, hier gerelateerd aan het bombardement op Dresden.

Dit politiek theater, als uiterste consequentie van het episch drama van Bertolt Brecht, beïnvloedde geëngageerde toneelauteurs als Peter Weiss. Het activistisch theater en het vormingstheater in de decennia daarna is ondenkbaar zonder Hochhuths onverschrokken schrijflust.

Zijn stuk De plaatsvervanger sloeg internationaal aan, ook in Nederland. De filmrechten werden snel verkocht, al kwam het pas in 2002 tot een verfilming, door Constantin Costa-Gavras, onder de titel Amen. De film is een indrukwekkend historisch drama waarin de nadruk ligt op intellectuele moed en beredeneerde lafheid.

Zeker in de huidige herdenkingstijden blijft Hochhuths werk relevant, net als de hamvraag: in hoeverre zijn mensen zelf verantwoordelijk voor hun daden. Wat is moed? Wie is laf? Bij Rolf Hochhuth is het menselijke tekort politiek van aard.

BEN VAN MELICK