‘In tijden waarin het nationaalsocialisme wordt gezien als “vogelpoep in duizend jaar succesvolle Duitse geschiedenis” scherpt The Zone of Interest het bewustzijn voor de retoriek van de kilte en de hardheid. Het fascisme begint met de dehumanisering van minderheden.’
We weten waartoe het kan leiden, en toch gaat het gewoon, suggereerde Thomas Assheuer enkele weken geleden in Die Zeit over de film waarmee Jonathan Glazer filmgeschiedenis schreef.
The Zone of Interest begint met idyllische beelden van het Poolse landschap in het voorjaar van 1943. Even later zien we de ommuurde tuin van de familie Höss. Een zwembad. Spelende kinderen in lichte kleren of zwemtenue. De tuinman met kruiwagen die voorbijkomt. Hedwig en Rudolf Höss, de laatste in een smetteloos wit pak, slaan het van levenslust druipende spektakel vol tevredenheid gade.
De muur is niet mooi, zegt Hedwig even later tegen haar moeder, die haar is komen opzoeken. Ze wil er wijnranken tegenaan laten groeien. Achter de muur is vernietigingskamp Auschwitz, waar haar man de baas is. We zien hem te paard vanuit zijn tuin de poort van het kamp binnenrijden.
Aanvankelijk zou Rudolf Höss priester worden. Inmiddels gelooft hij in de helende kracht van de gewelddadige zuivering, en is het zijn droom commandant te worden van alle nazivernietigingskampen. De liefhebbende familievader is ook een massamoordenaar.
Regisseur Glazer toont de banaliteit van het gezinsleven, wat er in het kamp gebeurt blijft buiten beeld. Het verschrikkelijke kan alleen worden gevoeld. En gehoord. Er trekt een spoor van geluiden door de film: blaffende honden, gebrul van SS’ers, gegil, geweerschoten. Een monotoon gedreun, rangerende treinwagons.
’Niet zeggen: “kijk eens wat zij deden”, maar: “kijk wat we nu doen”’
Sound designer Johnnie Burn onderzocht welke geluiden uit welke gebouwen kwamen, op welke afstand ze lagen van de villa en hoe goed ze daar te horen waren. Hij wilde weten welke geweren werden gebruikt (oude Poolse geweren uit de Eerste Wereldoorlog) en hoe ze klonken in de tuin van de familie Höss. Alle kampgeluiden, op het juist volume, legde hij vast in een geluidskaart.
De geluiden maken beelden overbodig, Glazer roept ermee op wat we allemaal weten. Het is veelzeggend dat hij, in deze tijd van breed beleden voyeurisme, de kijkers met lege handen laat.
De beelden van buiten het kamp zijn statisch. De camera’s bleven onbemand, ze waren bevestigd aan muren en plafonds. Als beveiligingscamera’s. Close-ups, de gesel van de moderne cinema, blijven achterwege. Maximale afstand, minimale inleving.
Er zijn meer lijnen naar het heden. Rudolf en Hedwig Höss zijn schoolvoorbeelden van nihilistisch zelfbehoud, schrijft Assheuer in Die Zeit. Hun burgerlijke kilte stelt ze in staat te leven met hun verraad aan de meest elementaire menselijke waarden. De kilte bestaat nog steeds. We voelen haar elke dag. Over die kilte gaat deze film.
The Zone of Interest won vorige maand een Oscar voor de Beste Internationale film, en voor het Beste Sound Design, voor de geluidskaart van Johnnie Burn. In de aanloop naar het filmfeest bleef Glazer buiten beeld. Met reden, zei Sandra Hüller daarover in De Volkskrant. ‘Het praten over de manier waarop hij werkt, dat hele ‘amazing’-gedoe, dat is iets wat Jonathan gewoon niet kan.’
Eenmaal met het beeldje in handen, zei Glazer over de film: ‘We wilden een spiegel ophouden voor het heden. Niet zeggen: “kijk eens wat zij deden”, maar: “kijk wat we nu doen”.’