Het eerste Brabants Boek Present wordt geschreven door Henk van Straten. Het schrijven stelde hem in staat afstand te nemen van zijn vorige boek, vertelt hij aan EDO DIJKSTERHUIS. En o wat was hij opgelucht dat het voor de gehate zomer klaar was. “Ik schrijf veel meer als ik niet schrijf. ”

“Ik ben een fan van eindes – van een hoofdstuk, een alinea, een roman. Dat kan nooit zomaar een zinnetje zijn. Het hoeft geen cliffhanger te zijn, maar moet wel het hele boek verheffen. Een slotzin is belangrijker dan een openingszin. Het is de klank waar je op eindigt en die moet het ‘dit was goed’-gevoel opwekken. Als ik de eindzin heb, geeft me dat ongelooflijk veel plezier.”

Op de vrijdagochtend dat Henk van Straten dit vertelt, is hij met Van Gogh sneed hier nooit een oor af nog niet zover. Er moet nog wat worden geschaafd aan de novelle die Brabantse boekhandels in september cadeau doen bij de besteding van 12,50 euro – het allereerste Brabants Boek Present, een idee van Tilt, de Tilburgse organisatie die literatuur wil stimuleren door schrijvers, performers en dichters hun verhalen, vaak op het podium, tot leven te laten brengen.
De naam van deze regionale variant op het Boekenweekgeschenk had volgens de Eindhovense schrijver beter gekund – “Stom hè, die spatie tussen boek en present?” – maar toen hij de opdracht kreeg, was hij meteen enthousiast. Hij zat net ‘tussen twee boeken’. De nasleep van zijn vorige boek, het autobiografische Berichten uit het tussenhuisje, was hem zwaar gevallen. “Het heeft impact als je over jezelf schrijft, over je eigen scheiding. Ik had daarom zin om de fantasie weer te laten vloeien, als een soort tegengif. Ik had nog een vaag, speels idee, helemaal fictie, en dat leende zich perfect voor het formaat van zo’n 25.000 woorden. Er was weinig tijd, maar ik weet van mezelf: als ik eenmaal een idee heb, typ ik snel en veel.”
Het zaadje voor Van Gogh sneed hier nooit een oor af werd geplant in een mooi, duur huis in Nuenen. “Een gepensioneerd echtpaar dat zijn zoveeljarige huwelijk vierde met een toneelstuk op zolder. Mijn moeder was de regisseur en zij wilde dat haar zoons het ook zagen en nodigde ons uit. Van het toneelstuk heb ik weinig meegekregen. In de verte hoorde ik telkens een trein langskomen, een onheilspellend geluid. En ik bedacht hoe het zou zijn als deze links-liberale mensen gegijzeld zouden worden in hun eigen huis, een beetje zoals in de film Funny Games van Michael Haneke. Ik zag het voor me, proefde de haat van de inbreker, een verongelijkte boze burger. Het is een klassiek gijzeldrama met een maatschappelijke laag en een plottwist waar ik nu niets over zeg.”
In vrijwel alle romans van Van Straten staan gemankeerde mannelijkheid, het zoeken naar identiteit en de hang naar sterke leiders, symptomen van de tijdsgeest, centraal. “Ik ben er veel mee bezig: de opkomst van Forum voor Democratie, het gebrek aan antwoord van links, vreemde uitwassen als rechts terrorisme. Maar ik ben niet capabel om er een goed essay over te schrijven. Fictie schrijven kan ik wel. Het is geen opinie of analyse, maar een confrontatie met hoe dingen zijn, hoe ze zijn gegroeid. Ik probeer beide kanten begrijpelijk te maken.”
“De research die ik doe, verschilt per boek. Voor deze opdracht heb ik vooral veel essays gelezen, over de gele hesjes en de opkomst van Trump. Het essay van Karl Ove Knausgård over Anders Breivik was belangrijk. Daardoor kan ik die inbreker beter begrijpen, de psychologie van het geheel meer voelen.”
In die researchfase is Van Straten in zijn hoofd al aan het schrijven. “Ik heb altijd verbinding met wat ik wil maken. Als ik aan het sporten ben, de hond uitlaat of sta te koken. Ik schrijf veel meer als ik niet schrijf. Ik heb een digitaal notitieblokje om af en toe een zinnetje te noteren of een losse alinea, maar als een idee sterk genoeg is, hoef ik het niet meteen op te schrijven. Het is niet zomaar weg. Op een gegeven moment bedenk ik een openingsscène en begin ik gewoon. Dat gebeurt vrij intuïtief en uit de losse pols. Het gaat vanzelf: een wending, het einde van een hoofdstuk. Alleen voor Bidden en vallen moest ik een tijdlijn maken om de verschillende verhaallijnen kloppend op elkaar te laten aansluiten, maar eigenlijk vond ik dat verschrikkelijk. Het is bijna iets wiskundigs.”
Uitgebreide schema’s à la A.F.Th. van der Heijden zal Van Straten niet snel maken, maar diens in steen gebeiteld werkregime zou hij meteen omarmen. “Ik kan het me alleen niet permitteren. Ik moet teveel ander werk doen: columns, interviews, commerciële klussen. En dan heb ik nog de helft van de week mijn jongens. Ik ben jaloers op collega’s zonder kinderen die een lage huur hebben en rond kunnen komen van een schrijversbeurs. In wezen heb ik mezelf mooi genaaid met een hypotheek, alimentatie en twee zoons. De hele tijd werk ik dingen af en streep ze door, probeer ik een weg te vinden naar het boek. Het liefst zou ik niets anders doen dan de hele dag schrijven.”

Henk van Straten: “Schrijven is echt het laatste beroep dat je moet kiezen.” foto John van Hamond

Voor een kickstart van Van Gogh sneed hier nooit een oor af boekte Van Straten vijf dagen een huisje op de hei. Normaliter werkt hij in de huiskamer, op zijn laptop aan de eettafel. “Het moet wel een beetje opgeruimd zijn: afwas weg, stof gezogen. Ik ben heel neurotisch en word anders kriegel. Eenmaal aan tafel zet ik muziek aan, meestal Canto Ostinato van Simeon ten Holt. Een bezwerend deuntje en het heeft een soort Pavlov-effect: ik raak in de staat van het schrijven. Na een paar uur werk is het tijd voor koffie en een gebakken eitje, aan het einde van de middag lekker sporten. Dat is een ideale dag.”

“Liefst is het geen zomer. De voorspelling dat het dik in de dertig graden werd, bezorgde me laatst een paniekaanval. Ik kan er niet tegen. Aan de hitte kun je niet ontsnappen, hij achtervolgt je. Alles wordt kleverig en klam, er is meer tuig op straat en het gaat maar door. Als er dan zo’n dikke strontvlieg binnenkomt ben ik helemaal wanhopig. Het slaat nergens op, ik weet het. Als ik hem heb verjaagd en er komt er weer eentje binnen voel ik me verslagen. Dan is alles kut.”

Het witte vel of lege scherm jaagt hem daarentegen helemaal geen angst aan. Writer’s block is hem vreemd. “Dingen kunnen even niet zo lekker lopen, maar ik heb genoeg ervaring om te weten dat ik er doorheen kom. Het onderbewuste regelt het wel. Daar moet je vertrouwen in hebben. Het is niet als topsport, waarbij een atleet keihard moet trainen om een prestatie te halen die nog mijlenver verwijderd is. Dat vergt echt inzet, dat is veel moeilijker.”

Als het manuscript klaar is, stuurt Van Straten het naar zijn uitgever, Elik Lettinga van Nijgh & Van Ditmar. “Zij is mijn eerste lezer. Wij praten inhoudelijk, maken veranderingen en zoomen steeds verder in, eindigend bij punten en komma’s. Redactie is superbelangrijk. Daarom is het zo raar dat in het colofon iedereen vermeld staat, tot de fotograaf van het auteursportret en de ontwerper van het omslag aan toe, behalve de redacteur. Terwijl die moet delen in de eer. Misschien ga ik wel vragen om het voortaan in mijn boeken te zetten. Ja, waarom niet? Of word ik dan gearresteerd door het CPNB?”

Is het werk gedaan, het boek gedrukt, dan begint volgens Van Straten de hel. “De verwachtingen, angsten en zorgen – mijn innerlijke gemoedstoestand gedijt er slecht bij. Ik trek me recensies aan, het uitblijven ervan, de manier waarop boekhandels het boek neerleggen, of het bij de AKO ligt. Ieder boek heeft een slaagkans van één procent. De meeste schrijvers verkopen vijfhonderd exemplaren maximaal. En daar heb je dan twee jaar voor zitten zwoegen! Het is echt het laatste beroep dat je moet kiezen. Maar ja, het is het enige dat ik kan.”

Henk van Straten, Van Gogh sneed hier nooit een oor af. Deze maand verschijnt ook zijn bundel Niets zal ons redden, maar een beetje liefde is oké.