De droom van Culturele Hoofdstad 2018 is voorbij. Maastricht en omstreken staan weer met beide benen op de grond. Maar wat gedaan met al die mooie plannen uit het bidbook? “We zijn er helemaal niet in gekend.”

Het stond zo mooi in Europa herontdekt, het bidbook van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018. Opera Zuid zou over vijf jaar samen met de Opéra Royal de Wallonie en het StadtTheater Aachen een megaproductie verzorgen. De inspiratie moest komen van een lentereis met talentvolle Europese journalisten en schrijvers. Naar een librettist en een regisseur moest nog worden gezocht. Niemand minder dan Philip Glass zou voor de muziek zorgen.

Miranda van Kralingen, directeur van Opera Zuid, lijkt om elke vraag over Europa herontdekt heen te praten. Even later komt de aap uit de mouw. Het project in het bidbook is compleet nieuw voor haar. “We zijn er helemaal niet in gekend. Zelf zou ik, mocht je zo’n project ambiëren, juist een jonge componist aantrekken die met één been in de traditionele wijze van componeren staat en ook de frisheid van het nu heeft.”

Dat Maastricht en omstreken de titel van Culturele Hoofdstad mislopen, is jammer, maar de voorgenomen samenwerking hoeft daar volgens Van Kralingen niet onder te lijden. “Die moet van binnenuit komen en niet vanuit ‘Maastricht 2018’ of andere instituten. Meer met elkaar doen is een kwestie van mogen en willen, niet van moeten.”

Van Kralingen ziet nog veel verkokering. “Tekenend is dat elke kunstdiscipline zo’n beetje zijn eigen café heeft.” Terwijl ze kruisbestuiving wil. Tussen muziek, toneel, beeldende kunst, ontwerpers, couturiers en wie weet wat nog allemaal meer. In 2009 produceerde Opera Zuid met Opéra Royal de Wallonie de productie Dido and Aeneas. Tijdens Het Parcours, de opening van het culturele seizoen in Maastricht, werkte Opera Zuid samen met de dansers van Project Sally. “We moeten veel meer gebruik maken van de internationale potentie van organisaties en opleidingen hier. Dan gaat het om meer dan alleen de Euregio. Kijk verder dan je eigen kunstje. Denk groot, juist op een drielandenpunt als Maastricht. Dan ontstaat vanzelf de ruimte voor inspirerende ontmoetingen en creativiteit.”

Arie de Mol, artistiek leider van Toneelgroep Maastricht, noemt het mislopen van de titel culturele hoofdstaf “een domper”. De al gemaakte plannen voor een Limburgs getinte theatercyclus hoeven er echter niet onder te lijden, denkt hij. “Dat plan heeft van zichzelf genoeg potentie.” Bij de start van Toneelgroep Maastricht vijf jaar geleden zei De Mol: “Mijn handen jeuken om diep de provincie in te gaan, mooie verhalen op te dissen en daar toegankelijke voorstellingen mee te maken.” Culturele Hoofdstad of niet, het moet er echt van gaan komen, vindt De Mol. Een reeks van vier stukken in vier opeenvolgende jaren. Een feuilleton. In het vijfde jaar moeten ze allemaal achter elkaar als een marathon te zien zijn.

De Mol noemt de befaamde Duitse tv-serie Heimat, over een dorp op de Hunsrück, als grote voorbeeld. “Zoiets moet ook te maken zijn over een fictieve plaats of een fictieve familie in Zuid-Limburg. Het betekent dat je uit de regionale geschiedenis de periodes moet opdiepen die het meest bepalend zijn geweest voor de Zuid-Limburgse mentaliteit en ziel. Dat vergt het inschakelen van kundige historici met wie de schrijvers vervolgens ook kunnen stoeien. De hoofdrolspelers mogen dan bedacht zijn, verder moet het allemaal kloppen. De geschiedenis moet er niet met de haren bij gesleept worden.”

In de ideale opzet van De Mol werken meerdere schrijvers aan de cyclus. Dat maakt zo’n productie wel kostbaarder. “Het spelen van de stukken kunnen we als Toneelgroep Maastricht dragen. Het inschakelen van de historici en de schrijvers is te kostbaar. Maar ik denk dat daar fondsen voor te vinden moeten zijn.” De première van het eerste deel stond gepland voor 2014, zodat de marathon in 2018 opgevoerd kon worden. Die planning is volgens De Mol nu iets minder heilig, maar hij wil niet dat het project op de lange baan gaat.

De titel van Culturele Hoofdstad had de regio het broodnodige succesverhaal kunnen geven, een push extra, denkt Stijn Huijts, directeur van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Nu ligt negativiteit op de loer: “Euroscepsis en de verdachtmaking van kunst, die we nog kennen uit de tijd van de cultuurbezuinigingen onder toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra. De eerste dagen na het mislopen van de titel stemden niet vrolijk. Mensen die meteen hun afzonderlijke posities weer innemen. Niet sjiek. Net als die intellectuele incontinentie, alles maar laten lopen wat in je opkomt.”

Huijts hoopt juist dat – liefst met een plan B – iets van de geest van de aanloopperiode weer terug in de fles gaat. “We hebben stappen gezet op het gebied van grensoverschrijdende contacten en plannenmakerij. Dat Maastricht niet gekozen is, mag niet betekenen dat de ambitie naar beneden gaat. De lat moet hoog blijven liggen. Het dwingt alleen tot nog meer creativiteit.”

Elements heette de grote euregionale manifestatie die een prominente plek had in het Maastrichtse bidbook, de werktitel was Mosa Musa. Op diverse plekken zouden er exposities en evenementen komen met veel aandacht voor de kunstpraktijk, niet alleen in de Euregio maar ook daarbuiten. Deze maand overlegt Huijts met andere museumdirecteuren of het plan kan overleven nu de 2018-titel is misgelopen.

Als het even kan Huijts Mosa Musa overeind houden. “De komende tijd moet helder worden hoeveel geld er beschikbaar blijft. Het kan betekenen dat we de tentoonstelling wat moeten downsizen.” Voor Mosa Musa geplande bruiklenen van werken van Jan van Eyck of zijn Italiaanse tijdgenoot en geestverwant als Antonello da Messsina zijn heel kostbaar. Huijts: “Het kan zijn dat we afzonderlijk op zoek gaan naar fondsen, zoals we dat ook gedaan hebben voor de bruiklenen van de Russische schilderijen in de expositie De grote verandering.