KEVIN TOMA zet de beste filmscenes van 2023 op een rij en ruimt en passant een paar vooroordelen op. ‘De architectuur van film is er dan ook een van beelden en geluiden, en niet van woorden.’

De klanktapijten in Small slow but steady laten je beseffen hoe eenzaam het is voor een dove om te moeten vertoeven in een wereld van stilte.

De potloodkrabbels in Past Lives van Celine Song

Een tijd terug kreeg ik een mail van een Nederlandse production designer, waarin hij constateerde dat zijn beroep in de meeste filmrecensies schromelijk onderbelicht blijft. Ik moest hem gelijk geven. Ook ik besteed doorgaans te weinig aandacht aan het overkoepelende ontwerp van films, en gebruik daarbij de beperkte omvang van recensies als excuus. 

De production designer levert een essentiële bijdrage aan het verhaal en het karakter van een film. Neem bijvoorbeeld Past Lives. Daarin verleent het production design van Grace Yun volop reliëf en authenticiteit aan alle fases van het gecompliceerde bestaan van het hoofdpersonage, de Koreaans-Amerikaanse Nora. Kijk naar Nora’s New Yorkse appartement: een plek die zichtbaar geleefd en gebruikt wordt. Neem de geheugensteuntjes die Nora met potlood op de muur naast de deur heeft gekrabbeld: ‘Vergeet de sleutels niet’. Typisch het belangrijke, maar bedrieglijk onopvallende werk van de production designer. Juist omdat het zo vanzelfsprekend en levensecht voelt, kijk je er makkelijk overheen.

Het renpartijtje uit The Quiet Girl van Colm Bairéad

Wanneer film en literatuur met elkaar worden vergeleken, moet film het bijna altijd afleggen. Waar een boek een troon is voor de verbeelding van de lezer, schotelt een film alles hapklaar voor; een vooroordeel waar ik het absoluut niet mee eens ben. 

Case study: The Quiet Girl en Claire Keegans oorspronkelijke roman Foster (2010), over een verwaarloosd, introvert Iers meisje dat opbloeit wanneer ze bij haar tante en oom intrekt. Op een gegeven moment laat haar oom haar op en neer naar de brievenbus rennen, een scène die in de roman snel voorbij is: ‘Ik sprint weg, naar het einde van de laan en vind de bus en pak de brieven en race terug.’

Datzelfde moment wordt door cineast Colm Bairéad tot iets bijzonders uitgebouwd. Zodra Cáit wegrent zie je de aan haar voorbijtrekkende bomen, vanuit haar perspectief maar in een camerabeweging die veel langzamer is dan haar eigen tempo. Die vertraging wordt nog verder doorgevoerd in het volgende shot, dat de rennende Cáit van voren toont, in extreme slow motion. Terwijl je naar haar stralende gezicht kijkt, komt de tijd haast stil te staan, maar de scène maakt vooral voelbaar hoe cruciaal deze ervaring voor Cáit is. Dat ze volledig samenvalt met haar lijf, en zich al rennend gezien, gewaardeerd en geliefd weet. Zoals The Quiet Girl dat overbrengt, dat kan alleen maar film.

De bokstrainingen uit Small, Slow but Steady van Shô Miyake

Een ander perspectief, een andere stijl, dat lijkt de Japanse regisseur Shô Miyake te hebben gedacht toen hij Small, Slow but Steady maakte. Het sportdrama is gebaseerd op de biografie van de dove profbokser Keiko Ogasawara, en toont hoe de jonge, gedreven Keiko (Yukino Kishii) ondanks haar beperking carrière probeert te maken. 

Dat is nog eens wat anders dan de vele boksverhalen die we doorgaans op het witte doek zien, en Miyake maakt er dan ook een totaal andere filmische ervaring van. In plaats van de obligate oppompende soundtrack, in plaats van snelle montages van vuistslagen en rondspetterend bloed, kiest Miyake voor een afstandelijkere aanpak die des te zinnelijker werkt. Neem alleen al de scène waarin Keiko en haar trainer samen een arsenaal van aanval- en ontwijk-manoeuvres doornemen: Miyake toont hun bewegingen in één lang aangehouden, observerend shot en juist daardoor worden ze zo hypnotiserend en ook zo fraai. Alsof je niet naar een training kijkt, maar naar een dans.

Op het moment dat Cruise, de motor én de camera over de rand van het ravijn schieten, stopt de muziek en klinkt alleen nog het gebulder van de wind

Het intro van Mahlers Vijfde symfonie in Tàr van Todd Field

Het maken van een film (en vervolgens ook het kijken naar die film) is als het scheppen van een bouwsel, of als het houwen van een beeld: uit vormen en volumes groeit een lichaam, een organische structuur, een bijna tastbare ruimte. 

Om deze abstracte, wellicht wazig klinkende gedachten te verduidelijken wil ik u graag een snipper uit Todd Fields Tár voorschotelen. Meesterdirigent Lydia Tár, gespeeld door Cate Blanchett, zit in haar studeerkamer aan de vleugel en speelt stilletjes de beginklanken van Mahlers Vijfde symfonie: het zijn de eenzame noten die normaal gesproken, in de orkestuitvoering, door de solotrompet worden gespeeld. Precies op het punt dat het orkest tutti moet invallen, schakelt de film abrupt over van de studeerkamer naar de concertzaal, waar Tár en haar ensemble zojuist aan de repetitie van de symfonie zijn begonnen. 

Regisseur Todd Field maakt heel precieze keuzes in de visualisering van dit moment: in Társ studeerkamer zit de camera als het ware naast haar, met een kalm, statisch shot dat door zijn helderheid en opgeruimdheid haast als een stilleven voelt. Bij de overgang naar de orkestzaal wordt de expressief dirigerende Tár van onderen gefilmd, alsof we aan haar voeten knielen en letterlijk opkijken naar haar imposante gestalte. Die twee op elkaar volgende shots versmelten in hun karakter volledig met de opbouw van Mahlers muziek en vormen daardoor ook zelf een crescendo – alsof je een wereld binnenstapt, of beter nog: alsof die wereld over je heen spoelt, je opslokt. 

Mm, misschien is het nu nog steeds niet duidelijk wat ik bedoel. De architectuur van film is er dan ook een van beelden en geluiden, en niet van woorden.

De sprong met de motor in Mission: Impossible – Dead Reckoning Part I van Christopher McQuarrie

Over woorden gesproken. Toen ik met mijn neefje naar de nieuwe Mission: Impossible ging, zou ik het helemaal niet erg hebben gevonden om voorafgaand de plot al te kennen: die komt in alle MI-avonturen toch ongeveer op hetzelfde neer.  

Ik zou een stuk verdrietiger zijn geweest als iemand me ook maar iets zou hebben verklapt van de ongelooflijke sprong die Ethan Hunt (Tom Cruise, wie anders) met zijn motor maakt. Die vrije val, door Cruise persoonlijk uitgevoerd boven een Noors ravijn, zonder digitale trucages, kwam al meteen na de release te boek te staan als de grootste stunt uit de filmgeschiedenis. Iets wat je met je eigen ogen moet zien om te geloven, van de gapende diepte onder Cruise tot de door de luchtdruk gecreëerde rimpelingen in zijn 61-jarige gezicht. En niet alleen zien maar ook horen: precies op het moment dat Cruise, de motor én de camera over de rand van het ravijn schieten, stopt de muziek en klinkt alleen nog het gebulder van de wind. 

Ik vergat bijna te ademen, totdat mijn neefje bruut de betovering verbrak met zijn droge gemompel: ‘Zonde van de motor.’ Een kakelbont luchtkussen van een zin, en Cruise crashte erop voor ik hem kon tegenhouden.

Kevin Toma is filmdocent, DJ en filmmedewerker bij De Volkskrant en ZOUT magazine.