Zelf heb ik nooit serieus gebackpackt, maar in alle wereldsteden zag ik ze: groepjes knappe, exotische twintigers in alternatieve kleding. Neo-hippies, zeg maar, jonge nomaden in harmonieuze rebellie. Ik vond ze jaloersmakend vrijgevochten. Of leek dat maar zo?
Vanavond sta ik na jaren weer eens tussen ze in. Alleen zijn dit geen backpackers, maar jonge vluchtelingen uit Syrië, Irak, Iran, Afghanistan, Mali en Oekraïne. Samen met studenten van de Universiteit Maastricht zijn ze deze woensdag naar de Inn Between gekomen om te jammen. Gewoon, omdat het kan. De Inn Between, het zou zomaar de naam van een hostel kunnen zijn. Dat is het niet. Wat dan wel? Een Engelssprekende dame met dreadlocks en een vrolijk rood jurkje schiet te hulp: we zijn in de studentenkapel. En zij is de pastoor. Tja, why not?
Inmiddels zijn er zo’n veertig jongeren binnen. Ik geloof mijn ogen niet, want het regent pijpenstelen en de Inn Between aan de Capucijnenstraat ligt zo ‘in between’ andere kerken en kapellen dat ze totaal onvindbaar is. Niemand heeft er last van.
Er wordt een grote kring gemaakt en Diana, een Duitse psychologiestudente met Jemenitische roots neemt het voortouw. Momentje, daar komt de pastoor nog even door de kring met wat popcorn. Food and drinks for everyone. Waar waren we? Juist, de warming-up. We doen een klapspel en de een moet de ander volgen, beetje teambuilding. Iedereen doet mee, er wordt gelachen, sommigen checken hun mobiel, nemen wat popcorn of trekken zich even terug uit de kring. Iedereen is volkomen relaxt in deze georganiseerde chaos. Hoe lang kennen ze elkaar al? It’s our first time here, zeggen vier jongens uit Syrië en Iran in koor. Dat blijkt voor meer aanwezigen te gelden.
De jamsessie. Joost mag weten waar ze de instrumenten vandaan hebben getoverd, maar ineens gaan er een stuk of zes gitaren rond, een basgitaar, wat bongo’s, een djembé en een hele lading klein percussiespul. Twee zwartharige jongens nemen plaats achter het orgeltje. Enkele fanatiekelingen tokkelen en pingelen, de rest haakt in en na een rommelige start vallen het gedrum en de opzwepende gitaren lekker samen. Improvisatie? Ik geloof er niks van. In de pauze vraag ik het nog eens na: deze mensen kennen elkaar niet? Nauwelijks, zegt de dreadlock-pastoor: “Tonight it’s the first time. You like it?” Yes I do.
De activiteit van Refugee Project Maastricht is een samenwerking tussen de universiteit en Inn Between. Niet zo’n liefdadigheidsactiviteit vóór vluchtelingen, zo neerbuigend. Nee, dit zijn gewoon jonge mensen die uit alle hoeken van de wereld naar Maastricht zijn gekomen. Het is de taal van de muziek die spreekt.
Er wordt gerookt en gedronken. Fris, uiteraard. Tijd voor zang: “Porompompom,” zingt Diana voor. “What does it mean?” vraagt de Argentijn. “It means: porompompom.” Ze lachen. Een opgewekte Egyptenaar trekt de jamsessie naar een hoger level met een bekend Arabisch liedje. Het ‘koor’ moet steeds ‘no’ zingen: “So that sounds like: “lèh!” Op zijn teken zingt de kring “lèh”, eerst voorzichtig, dan steeds harder en na het zevende couplet zijn ze los.
Ik dwaal af en bestudeer de wandschildering in de hoek. Met groene krullen is een flower-powerachtige plant aangebracht. Een wand vol idealen: safe place staat er, en passionate, love invents, wondering, socially responsible… Gehypnotiseerd door de ritmische klanken laat ik de woorden op me inwerken. Ik kijk en luister naar de zingende, trommelende jongeren en ik denk: zo zou de wereld eruit kunnen zien in onze dromen.
Dit is deel 2 van een reeks Maastrichtse stadskronieken, een initiatief van de stichting Edmond Hustinx.