Drie generaties Tajiri wonen inmiddels onder één dak in kasteel Scheres in Baarlo. Shinkichi (Los Angeles, 1923) zijn dochter Giotta Fuyo (Amsterdam, 1957) met echtgenoot en kinderen. Een gesprek over identiteit en kunst.

Tajiri: met knopen en tatoeages verbonden

De oude meester Shinkichi Tajiri vangt de zon in zijn gezicht, op de binnenplaats van kasteel Scheres in Baarlo. In 1962 nam hij er zijn intrek om nooit meer weg te gaan. Hij is 83 en ernstig ziek maar hij heeft een weldadige kalmte over zich. De kunstenaar zegt geen pijn te voelen en vertrouwt er maar op dat de kanker alle tijd zal nemen voor de vernietiging van zijn alvleesklier. “Ze zullen me niet meer opereren,” zegt hij zonder enige emotie. En dat was het. We gooien de toekomst in het slot en gaan op zoek naar de weg terug.

Zijn dochter Giotta Tajiri gaat voor naar haar vertrekken. Sinds 1989 woont ze met haar gezin weer onder het dak van haar vader en zijn tweede echtgenote, de binnenhuisarchitect Suzanne van der Capellen.
In het trappenhuis hangt een daverende verrassing. Een groot en onmiddellijk imponerend portret van Giotta’s moeder, de kunstenares Ferdi die in 1969 door een ongeluk om het leven kwam. Het is van Karel Appel, die het schilderde in het jaar van haar overlijden. Shinkichi en zijn kinderen Ryu en Giotta mochten bij de familie Appel in Zuid-Frankrijk in dat jaar op adem komen.

Ook Shinkichi heeft inmiddels vernomen dat Corneille, die andere Cobrakunstenaar van het eerste uur, opnieuw tot leven is gekomen en weer schildert. Tajiri, Corneille en Appel namen deel aan de grote Cobratentoonstelling in Parijs in 1949. Hij zou zich er later tegen afzetten. Corneille (die door Shinkichi minder hoog wordt ingeschat dan Appel) en Tajiri werden in 1962 samen namens Nederland uitgezonden naar de biënnale van Venetië. Giotta was toen een kleuter van vijf die thuis met haar zusje nog buitelde rond de aaibare sculpturen van Ferdi en zich spelenderwijs een weg baande door het schuimplastic dat zij in het kamertje naast haar atelier had opgeslagen. Voor Giotta voelde het als heel natuurlijk dat ook zij haar weg zou vinden in de kunst. Haar hele leven lang ademt alles kunst. “Er was geen keuze, er was een staat van zijn.” Het verbaasde Shinkichi dan ook niets toen ze openbaarde dat ze naar de Rietveldacademie wilde. Ferdi was inmiddels overleden en huisvriendin Suzanne had haar intrek genomen om Shinkichi en de kinderen bij te staan. Shinkichi is altijd een workaholic geweest. Hij maakte furore als kunstenaar, werd gevraagd voor alle belangrijke evenementen en exporteerde zijn beroemde knopen over de hele wereld. Hoe vaak zijn futuristisch aandoende wapeninstallaties ook verkeerd begrepen werden, ze gingen over de tong en Shinkichi bleef experimenteren in alle mogelijke disciplines.

Een week voordat Ferdi stierf, bezorgde de postbode een brief die hij niet kon lezen. De in Los Angeles geboren kunstenaar uit Japanse ouders spreekt enkel Engels en Frans. “Ik geloof dat ze je als professor willen aan de Kunsthochschule”, vertaalde Ferdi. “Een week later was ze dood, daar zat ik met twee jonge kinderen, twee assistenten en een hele boel dingen op de rails”, zegt Shinkichi afgemeten. ,,Ik dacht: ik ga mijn leven veranderen en neem die baan in Berlijn. Ik moest tenslotte mijn gezin onderhouden.” Hij liet de zorg voor de kinderen tijdelijk over aan Suzanne en vertrok naar Berlijn waar hij tot 1989 parttime les zou geven. Een week weg, een weekeinde en een week thuis, dat ritme.

“Hij was veel weg”, zegt Giotta aan tafel in haar sfeervolle woonkamer die net als Shinkichi’s vertrekken sprankelt van beeldjes, speeltjes, schilderijen, souvenirs, etnografica, parafernalia en hebbedingetjes. Ze vertrok naar de stad waar ze werd geboren, Amsterdam. De stad waar haar vader terechtkwam nadat hij in Parijs had ontdekt dat zijn voorname leermeesters Zadkine en Léger hem vooral wilden modelleren tot vaandeldrager van hun eigen school. Giotta herinnert zich maar al te goed dat ze ineenkromp als een docent als Jan Elburg op de Rietveldacademie haar na de les opdroeg om de groeten aan haar vader over te brengen. Natuurlijk leverde Shinkichi zelf ook een enorme positieve bijdrage aan haar kunstenaarschap. Hij leerde haar vooral te kijken, zelf te kijken. En Shinkichi of diens assistent Karl Kleimann, die ook alweer een half leven op Scheres woont, konden al haar technische vragen beantwoordden. “Als ik wilde lassen, dan kon ik lassen.”

Op de Rietveldacademie stond Giotta Tajiri uiteindelijk aan de basis van een geheel nieuwe richting, de theaterafdeling. Maar er restte ook nog een belangrijke klus die ze moest klaren. “Om Shinkichi beter te kunnen begrijpen, moest ik naar de Verenigde Staten, op zoek naar mijn roots. Shinkichi zat in Baarlo in een isolement. Ik had het idee dat ik hem pas echt zou kunnen begrijpen als ik zijn familie zou ontmoeten. Hier had ik geen klankbord.”

Het was nooit de bedoeling dat Japanse Amerikanen erg hoog op de sociale ladder terecht zouden komen. Die achterstelling veranderde in racisme en pure haat nadat Pearl Harbor op Shinkichi’s achttiende verjaardag werd gebombardeerd. Met zijn ouders werd hij geïnterneerd en opgesloten in een concentratiekamp. Om de levenslange woede van Shinkichi te begrijpen, helpt het misschien om een vergelijking naar nu door te trekken. Als de Amerikanen uit het verleden niets zouden hebben geleerd, dan zouden ze na 11 september alle moslims opgesloten hebben in kampen. Om de buitenwereld te tonen dat Amerikaanse Japanners niet werden gediscrimineerd, mochten ze wel naar het front. Shinkichi sloot zich aan bij een speciale legereenheid van Japanse komaf die in 1944 de SS uit het Italiaanse Castellina moest verjagen. Met een aan flarden geschoten knie keerde hij terug naar de VS waar hij bepaald niet als een held werd binnengehaald. “They didn’t give a shit”, zegt hij, na al die jaren nog altijd verbolgen. “Ik had nog steeds het gezicht van de vijand.”

Drie maanden had Giotta nodig om te ontdekken dat de positie van Japanse Amerikanen er nauwelijks beter op was geworden, hooguit complexer. Ze herinnert zich nog die ene taxirit met de befaamde, in Japan geboren, regisseur en acteur Mako Iwamatsu en diens echtgenote. Gevraagd naar haar eigen identiteit antwoordde Giotta Tajiri: half Japans. “Maar jíj bent niet Japans”, kreeg ze toegesnauwd. “Opeens begreep ik waarom Shinkichi naar Europa was vertrokken. Sterker nog, ik begreep niet eens waarom hij en wij überhaupt nog een Amerikaans paspoort hebben. Wat ik wel begreep was dat Shinkichi een van de weinigen van zijn generatie is geweest die zich heeft verzet tegen de onderdrukking.” Het werk van haar vader is nooit in schoonheid gestorven. Het is erop berekend om zo lang mogelijk te communiceren. Zijn knopen spreken van verbondenheid, zijn wachters waken over aantasting van identiteit.

Haar Amerikaanse avontuur inspireerde Giotta tot het schrijven van Shinkichi´s familiegeschiedenis. Tegelijk leverde haar reis zoveel concrete ervaring op, dat ze kon afstuderen aan de Rietveldacademie. Eind jaren negentig maakte ze een serie beelden, Hybrids, die terugvoeren op deze kwestie van de complexe identiteit en of ze het nu graag hoort of niet, de beelden zijn verwant aan de wachters die consequent een kunstenaarsleven lang door het werk van de pacifistisch ingestelde Shinkichi marcheren. De laatste wachters posteerde hij net voor de zomer op de Maasbrug in Venlo, twee wachters die ons allen met gemak zullen overleven. Toch enigszins op haar hoede onthult Giotta dat haar vader haar destijds voorzichtig adviseerde eens met piepschuim te werken en daarna met gesneden plaatstaal. “Als ik iets van Zadkine en Léger heb opgestoken, is het wel dat je als docent studenten nooit iets van jezelf moet opdringen”, zegt Shinkichi.
Uiteindelijk bleek dat de Berlijnse studenten zelf zijn naam bovenaan de lijst met gewenste docenten hadden gezet. “In al die jaren heb ik nooit werk van me laten zien”, zweert hij.

“Wat is invloed”, proeft Giotta de vraag nog even na. “Nu ik volwassen ben, kan ik het werk van mijn ouders pas echt beoordelen. Het duurt een hele tijd voordat je ziet dat het goede kunstenaars zijn. Ik ben bijzonder trots op ze. Ter gelegenheid van Shinkichis tachtigste verjaardag presenteerde Het Valkhof in Nijmegen een overzicht van zijn werk. Ik kende dat natuurlijk al maar om het zo bijeen te zien vond ik ongelofelijk: een constant hoog niveau in al die disciplines. Toen ik in 1989 weer in Baarlo ging werken, heb ik veel met mijn vader gesproken. Maar meer over technische dingen. Hij zei altijd: ik wil niet weten hoe je het gaat doen, ik wil het resultaat zien.” Shinkichi: “Ik wil haar territorium niet betreden. Iedere kunstenaar is uniek en moet zichzelf ontwikkelen.”

Het is lastig om je ogen ongegeneerd de kost te geven als je tegenover haar zit. Giotta is een ravissante verschijning, haar voorkomen verraadt iets van loutering. Het duurt even voordat ze haar vorsende blik aflegt en haar ogen tot leven komen. “In Nederland kunnen ze mijn herkomst vaak niet thuisbrengen. Ze denken dat ik een Turkse ben, Marokkaans, een Indische of Italiaanse. Maar nooit half Japans half Nederlands. Door mijn mix kan ik me op veel plaatsen begeven zonder op te vallen. Nederland wordt steeds meer een hybride cultuur en dat is voor mij een vooruitgang.” Op de wreven van haar voeten kun je een glimp opvangen van de vossen die daar een getatoeëerd leven leiden. Op haar linkerhand prijkt fier het familiewapen. ,,Als kind groei je op met idee dat je je ouders zult overleven. Toen ik 42 werd, de leeftijd waarop mijn moeder Ferdi stierf, realiseerde ik me eigenlijk pas hoe jong ze was. Om aan dat gevoel vorm te geven, heb ik zelf met een leesbril op en drie bijeengebonden naalden het familiewapen op mijn hand getatoeëerd. Zo ben ik altijd verbonden met Ferdi en Shinkichi.”
Altijd al was ze gefascineerd door de tatoeage die Shinkichi in 1950 in Rotterdam in zijn handpalm liet zetten: een Tibetaans levensrad in vlammen, gebaseerd op het familiewapen, waarin de zon en een anjer zijn verbeeld. Hij toont de kleine wat versleten tatoeage, bijna verscholen in de plooien van zijn huid maar strak als hij zijn handpalm opent. Hij heeft het geluk mogen smaken dat hij ze altijd onder handbereik had: zijn familie en zijn werken.

Giotta en Ryu zijn samen met hun vader doende om volgend jaar een tentoonstelling te organiseren in Het Valkhof over Ferdi. De publicatie zal een vervolg zijn op het boek dat Shinkichi vlak na haar dood maakte. Ze verkochten zelfs Ferdi’s prachtige Dragonfly aan het Bonnefantenmuseum in Maastricht om het project te kunnen financieren.

Shinkichi is moe na dik drie uur praten en luisteren.

Giotta taxeert hem. “Ik ben vijftig nu maar ik blijf wel zijn kind”, realiseert ze zich opeens hardop. “Ik weet niet hoe jij dat ziet Shinkichi?”
Die antwoordt met een berustende glimlach.