De eerste tropische dagen van 2020 zijn binnen. Waarheen te ontsnappen voor wie niet van de hitte houdt. AN OLAERTS trok naar Elsenborn, 80 km onder Maastricht. Daar, in de krullen van de Roer, ligt de koudste vallei van België.
Koukleum ben ik, met vanaf oktober huiselijke discussies over de stand van de thermostaat, en onderweg altijd ergernis over de airco. Maar het dilemma tussen de Vriezeman en de Bakvrouw is er geen. Als ik moet kiezen tussen koud of warm, wil ik koud. Liever -36.
Er bestaan wapens tegen de kou: extra voering, onderlijfjes en beweging. Sterven van de kou blijkt overigens niet helemaal onplezierig te zijn. Op weg naar de top van de Mount Everest heerst er blijkbaar zelfs een gekte. Onderkoeling leidt tot euforie, verwarring en onverschilligheid. En dan is er nog het verschijnsel van Paradoxical Undressing. Mensen die bevriezen trekken hun kleren vaak uit, omdat ze denken dat ze het te warm hebben.
Onderkoeling leidt tot euforie, verwarring en onverschilligheid.
Ik zeg u, de hel is heet. En hete zomers verplichten tot overgave. Ik word er kwaad van. Het zit hem in mijn flegma. Van de vier lichaamssappen heb ik dàt het meest: koud slijm. Ik wil niet worden gestoord. Daarom moet ik naar Elsenborn. In de koudste vallei van België was het vorige zomer vijf graden kouder. Genoeg voor een vlucht vooruit naar de donkerblauwe vlek op de weerkaart. In Elsenborn is het niet alleen kouder. Het is er ook donkerder.
Ter voorbereiding kwam ik uit bij een groepje sterrenkijkers op een astroforum. Onder de pseudoniemen DeepSkyPete, Stofdeeltje en Redfish roemden ze Elsenborn om zijn nachtwaarnemingen. Vlakbij de militaire basis, op de grens met Duitsland, zou een grote weide liggen met 360 graden vrij zicht en een minimum aan lichtvervuiling.
Uit het nachtverslag onthield ik twee spektakels: een vuurbol en een nevel in de vorm van een klokhuis. Verder was er nog een halve klacht: ‘Het was aardig koud in Elsenborn. We hadden ons niet goed voorbereid en te weinig kleren bij ons.’ Enfin, ik ging naar Elsenborn en ik nam mee: de print van de sterrenweide op Google Maps, een verrekijker, een dikke trui en wollen sokken. Er waren boterhammen, een doos Pim’s, een hangmat en een vogelboek.
Tenslotte was er ook nog een halve wandelroute, netjes uitgestippeld tussen twee hoogtelijnen. Ik wilde niet naar Elsenborn om te zweten. Ik koos voor een fietspad langs een oude spoorweg, voor 98 procent gegarandeerd plat. Bovendien was er een station dat Kalterherberg heet. Als notoir onderkoelde moest ik daar beginnen.
Kalterherberg is eigenlijk een dorp in Duitsland, maar het station ligt in ons land. Na de eerste wereldoorlog moesten de Pruisen het station en de spoorlijn overdragen aan België. Zo bepaalde het verdrag van Versaille. Na de tweede wereldoorlog werd de spoorlijn opgedoekt voor reizigersverkeer. In 1980 stopte ook het goederenvervoer.
Nu is de Vennbahn een fietspad van 125 kilometer tussen Aken en Troisvierges in Luxemburg. In Kalterherberg Station kun je een stukje railbiken. De roodgelakte trapkarren staan achter elkaar op de rails. In een achtergelaten treinwagon kun je een wafel bestellen. Het witte station ligt in de blakende zon. De kiezels zijn heet. Een gepensioneerd wielertoerist roept terwijl hij voorbij fietst: ‘Sind Sie heute Abend frei?’ Het is niet fris in Kalterherberg, of toch niet frisser dan thuis.
Het was 1882, bijna zomer. Het stonk in Berlijn. Het stonk ‘s zomers in alle Europese steden.
Pruisenkeizer Wilhelm I had een punthelm en pluizige bakkebaarden die tot aan de puntjes van zijn snor groeiden. Op de rechterkant van zijn kale hoofd zat een vreemd krulletje. Hij legde de eerste steen van de Vennbahn. Het spoor moest steenkool en ijzererts naar smeltovens en fabrieken in het zuiden brengen. Het was 1882, bijna zomer. Het stonk in Berlijn. Het stonk ‘s zomers in alle Europese steden. In Londen hopten tienduizenden paarden rond. Ze trokken bussen en taxi’s voort. En ze scheten de straten vol, per paard 10 kilo per dag! Om de mest af te voeren waren nog meer paarden nodig.
Ik moet dan wel zuchten van de nieuwe zomers, vroeger waren de zomers niet milder. In de middeleeuwen stond het jaargetijde garant voor extra wandluizen en zwarte vlooien. In de melk dreven vliegen. Aan de zoldering hingen koorden in honing gedrenkt om ze te vangen. Het was een plakboel van latrines, mesthopen en beestenkadavers in de zon. Bovendien moesten horigen zoals ik maaien en busselen, terwijl de hitte zo brandde dat de graankorrels van ellende vanzelf uit het kaf vielen. Sorry voor de gore uitweiding. Bij moderne klachten heb ik de neiging om troost te zoeken in de geschiedenis van de mensheid. Het ruft maar raak, ‘s zomers nog meer dan anders.
In Elsenborn heb ik nergens last van. Ik wandel langs de oude Vennbahn van de keizer. Zijn locomotieven reden op stoom, niet op stront, niet op diesel. En nu is hier helemaal niets meer. Ik verdwijn met mijn gedachten 6 kilometer diep in het Rurbusch, een groot beukenbos op 630 meter hoogte. De kerstbomen hebben jonge scheuten die erbij hangen als kleine lantaarntjes. Onderaan de stammen kriebelen bosbessen. Hier groeien heel veel bosbessen.
Ik zoek plaats voor mijn hangmat, maak een plasje op het mos van een stronk en eet mijn boterhammen op. De zon schijnt zoals de zon schijnt in de televisieprogramma’s van Wim Lybaert, met lichtreflecties in alle kleuren. Dat ik heen en weer moet rennen voor de zelfontspanner van mijn fototoestel past niet in het plaatje. Maar dat is dan ook alles. Het flegmatieke mens valt in slaap en doet een dutje.
Als ik wakker word is de wetenschap terug. Nee, het gaat niet goed met het klimaat. De zomers worden alsmaar heter. Alleen in Elsenborn valt het minder op. Er zijn geen mensen. Er zijn geen knooppuntnummers. Het bos is niet op maat gesneden van de door en door verwende toerist. Het laatste stukje van de wandeling loopt door de berm van een grote weg. Er zijn vangrails. Een cabrio veegt voorbij.
Ik sta stil bij de gedenksteen van Korporaal Charles Devisser. Op 10 mei 1940 hield hij de wacht bij grenspost PD25bis, vlak naast de spoorlijn. Dezelfde dag vielen de Duitsers België binnen. Ze kenden de weg in Elsenborn. De dag voordien, om elf uur ‘s avonds, stonden ze al aan de grens in Kalterherberg. Ter voorbereiding moesten ze alle telefoonlijnen doorknippen om te zorgen dat niemand naar Brussel kon bellen. Tweede taak was de spoorlijn vrijwaren voor later oorlogstransport.
Charles Devisser wist waar in de buurt 495 kilo springstof begraven lag. Hiermee kon het treinspoor over 14 meter worden opgeblazen. Maar de Duitse commando’s waren eerst. Ze namen de korporaal onder vuur en konden een ontploffing vermijden. ‘Mort au champs d’honneur’, staat op de steen. Zonder steen zou er helemaal geen eer te rapen vallen. Bossen hebben geen gevoel voor drama. Ze zwijgen en ze groeien verder.
Ik kijk door mijn verrekijker en vloek van plezier. Het is een goudvink!
Er schiet een oranje vogeltje uit het struikgewas. Ik kijk door mijn verrekijker en vloek van plezier. Het is een goudvink! Het is een goudvink! Goudvinken zijn zeldzaam in Vlaanderen. Ze zitten soms in een volière, dat is de discipline. Jonge goudvinken op stok krijgen is een kunst. Ik herinner me nog de genaamde Lode. Hij kende alles van vogels, kweekte ook goudvinken. Nestjes deed hij in een oude pet. De pet lag op de passagierszetel van zijn auto. Hij nam de open keeltjes overal mee naartoe. Ze moesten voortdurend eten hebben.
Ik moet fijntjes lachen met Lode, zijn warme pet en mijn allereerste goudvink in het wild. Dat is het voordeel van lommerte en allenigheid. Bij 35 graden in een benepen achtertuin aan de rand van Leuven denk ik alleen nog in lelijke brokkenpap.
De avond valt Am Grünen Kloster. Dit is de sterrenweide van het astroforum. Ik heb de aanwijzingen van DeepSkyPete, Stofdeeltje en Redfish gevolgd. Nu moet ik wachten tot het donker is. Het gaat traag. Het licht loopt weg als water in een putje dat Destop Turbo nodig heeft.
Er bestaan drie soorten schemeringen, dat weet ik nog maar pas. Eerst komt de burgerlijke schemering, dan de nautische, daarna de astronomische. Alleen als de zon in een hoek van 18 graden onder de horizon staat dan is er geen verstrooiing meer van licht. Er staat een hertje aan de rand van het bos. Er krijst iets. Beneden stroomt de Roer. Je ziet het aan het diepgroene struikgewas. In Elsenborn wordt het sneller koud dan donker. Ik trek een strepentrui aan, speel met de koplampen van de auto en wacht.
Anna Komnene, de eerste vrouw die ooit geschiedenis schreef, had het in haar boek over astrologie. ‘Ook wij brachten eens een tijdje in deze wetenschap door, niet om horoscopen te trekken (God verhoede het!), maar om een beter idee te krijgen van deze ijdele bezigheid en zo een beter oordeel te kunnen vellen over haar aanhangers.’ Fijn om te weten dat mensen in 1100 niet per se minder kritisch waren.
Ik hoop dat er échte sterrenkijkers komen, met parate kennis en grote lenzen in de koffer, want zelf zie ik nooit wat aan de hemel. Ik weet niet waar ik moet kijken voor de klokhuisnevel. Ik kan geeneens een satelliet herkennen. De hele melkweg blijft hangen in gepinkel zonder meer. De grote verwondering houdt zich koest. Er komt niemand naar het waarnemingsveld. Ik ben 360 graden alleen Am Grünen Kloster.
Ik eet de Pim’s op en zie de temperatuur zakken. Verder niets. Een mens zou het vaker moeten doen, een excuus bedenken en wegwezen. Om ergens aan te ontsnappen heb je bovenal een andere gedachte nodig. Het helpt tegen de werkelijkheid, ook die van hete zomers en zogezegd geen kant uit kunnen. Voortaan is er Elsenborn, een koel uitstapje voor mensen die vrezen dat hun flegma voorgoed zal verdampen.
***
Wandelen
De Oostkantons hebben een wandelnetwerk van 1370 kilometer. Routes kun je online uitstippelen van knooppunt tot knooppunt. Met een bijbehorende app verlies je onderweg je oriëntatie niet, want de bossen blijven komen.
Fietsen
De Vennbahn is met 125 kilometer één van de langste fietspaden van Europa, langs een oud spoorwegtracé. Het loopt van Aken door de Eifel en de Ardennen tot in Luxemburg. Er zijn meerdaagse arrangementen, etappes en lussen.
Railbiken
In Leykaul kun je 7 kilometer railbiken op het oude spoor de Vennbahn. Op rode karretjes trap je heen en terug tussen de stationnetjes van Kaltenherberg en Sourbrodt, door de beschermde natuur van de Hoge Venen. Ideaal voor gezinnen en groepen.
Railbike des Hautes Fagnes
Am Breitenbach
4750 Leykaul – Elsenborn
080 68 58 90
Elsenborn
Elsenborn is een deelgemeente van Bütgenbach, bekend voor zijn reusachtige stuwmeer en het militaire oefenterrein Kamp Elsenborn. Het dichtstbijzijnde treinstation is Eupen. Bus 294 rijdt in drie kwartier door de Hoge Venen naar Elsenborn.
butgenbach.info
Sterrenkijken
Voor een kleine inleiding tot de astronomie kun je terecht in zes Vlaamse volkssterrenwachten, van Ieper tot Genk. Naast bezoekerscentra hebben ze vaak ook sterrenkijkavonden met gepassioneerde vrijwilligers.