Bij alle 8301 kruisen op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten hoort een verhaal. Maar die moeten wel verteld worden, zegt schrijver Jacques Vriens tijdens een wandeling langs de graven. door Emile Hollman
“Ik zat in Helmond op school bij de broeders van de onbevlekte ontvangenis van Maria. Geestig, op de gevel stond: De broeders van de onbevlekte ontvangenis. Ik dacht: wat ís dit? Bleek dat ‘van Maria’ er niet meer op paste. Een keer per jaar gingen we op schoolreisje en zo kwam ik voor het eerst op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten. Ik was een jaar of tien, het zal in 1956 zijn geweest. Ik heb mijn kleinkinderen deze plek laten zien, heb er een boekje over geschreven en de verfilming van mijn boek Oorlogsgeheimen is hier vertoond. Die kwam wel binnen kan ik je zeggen, met al die jongens achter ons.
Die eerste keer ontroerde me vooral omdat de broeder die ons begeleidde heel goed kon vertellen. Hij vertelde met een snik in zijn stem en daar was ik vatbaar voor. Ik ontdekte wat de kracht van een verhaal kan zijn. Al die kruisen zijn overweldigend. En toch zag ik mijn kleinkinderen er een beetje wazig naar staren. Totdat je dus gaat vertellen.
De broeder maakte het spannend. Er kwamen beelden bij die betekenis kregen.
In 1956 was de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog nog vers. Mijn ouders waren fel anti-Duits, ze hadden geen vreselijke dingen meegemaakt maar wel die spanning. Mijn vader rommelde een beetje met spullen voor onderduikers, ze waren geen verzetshelden hoor. Ik moet je eerlijk zeggen dat het jaren heeft geduurd eer ik voor het eerst in Duitsland op vakantie ging. Eigenlijk pas een jaar of tien geleden. Ontzettend stom natuurlijk. Want wat een mooi land en wat een aardige mensen. Ergens heeft er iets in mijn achterhoofd gezeten dat Duitsers niet deugen. Daarna zijn we nog een paar keer terug geweest, bij wijze van Wiedergutmachung.
Mijn interesse in de geschiedenis is groot. Ik wilde altijd nog eens een boek schrijven over de Tweede Wereldoorlog. Maar ja, er was al zoveel over geschreven, ook voor kinderen. Dus hoe doe je dat, hoe pak je dat aan?
En dan was er nog het prachtige boek Boris van Jaap ter Haar, van eind jaren zestig, over een jongen in Leningrad, de stad is omsingeld door de Duitsers – daar heb je ze weer. Er worden brandbommen op de stad gegooid en hij zit daar met zijn vriendinnetje Nadja. Zij overleeft het niet door de honger. Ik stond in die tijd nog voor de klas. Er waren nog geen griffels voor het beste jeugdboek, maar Boris was bestemd om uitgeroepen te worden tot het beste kinderboek. Alleen waren er enkele juryleden, heb ik van een ander jurylid gehoord, die daar fel op tegen waren omdat er een goede Duitser in dat boek voorkomt. Dat geloof je niet hè, maar het is echt zo. Heb ik later nog eens bij Jaap ter Haar gecheckt.
Ik dacht: moet ik dit als schrijver nog beter doen of zo? Moet ik nog over de Jodenvervolging en de hongerwinter schrijven?
Toen ik zeventien jaar geleden in Zuid-Limburg kwam wonen, ben ik me gaan verdiepen in de geschiedenis van de streek. Zo kwam ik erachter dat hier verhoudingsgewijs veel NSB’ers woonden. Bijna veertig procent van de stemmen haalde de partij hier. Niet dat iedereen zo fanatiek was, maar er zaten wel degelijk verraders tussen. In Eijsden had je een verzetsgroep die Engelse piloten de grens over smokkelde onder een lading fruit bestemd voor de markt in Luik. De Duitsers infiltreerden en rolden de groep in één keer op. Er zijn mensen gefusilleerd, het monument op de Vroenhof refereert daar nog aan. Ook waren er in Zuid-Limburg joodse kinderen uit Amsterdam ondergedoken. Ik dacht: verrek, dat allemaal in een kleine gemeenschap. Dan stel ik mij als schrijver de vraag: Wat betekent dit voor een kind als je daarin opgroeit? Wat krijg je ervan mee? Hoe beleef je dat?
Ik nodigde vier mannen uit Gronsveld uit om over de oorlog te vertellen. Koffie, vlaai, jenevertje erbij. ‘Nou meneer Vriens’, zeiden ze, ‘die oorlog, daar weten we niks meer van.’ Toen heb ik nog twee vragen gesteld en gingen ze helemaal los. Het ene verhaal na het andere. Ook over de NSB, hoewel dat een heel gevoelig onderwerp is. Er bleek veel onvrede. Boeren mochten bijvoorbeeld hun eigen melk niet meer verkopen, die ging naar de melkfabriek; er was ruzie in de harmonie; gedoe over een schoolhoofd, er waren veel ongenoegens. Je ziet het nu ook: als mensen boos zijn, uiten ze dat via de politiek. Nogmaals: niet iedereen was een verrader. Er waren meelopers en lui die hartstikke fout waren. Maar het intrigeerde me enorm en daar is Oorlogsgeheimen uit voort gekomen. Ik wil heel dicht bij de emotie van kinderen komen. Oorlog is afschuwelijk. Het boek gaat over vooroordelen en geeft aanleiding om te praten over de democratie.
Deze begraafplaats is een plek waar je niet omheen kunt. Ik heb er al eens een boekje over geschreven: Het geheim van opa. Ik vertel over de Amerikaanse officier die op zoek was naar een plek waar hij alle slachtoffers kon bergen. Hij ging met zijn verzoek naar de gemeente en vervolgens moesten alle boeren als de wiedeweerga hun aardappels uit de grond halen omdat de vrachtwagens al in colonnes kwamen met opgestapelde lijken. Het waren trouwens zwarte jongens die de lijken begroeven, die mochten niet meevechten omdat ze niet werden vertrouwd. Die sliepen nota bene in Gronsveld in de school. Dat heb ik ook in Oorlogsgeheimen gebruikt, al weet ik niet of ik erbij heb geschreven dat ze op het kerkhof werkten. Ook zo’n krankzinnig verhaal: voordat ze naar de begraafplaats in Ysselsteyn werden overgebracht, lagen hier ook Duitse soldaten. Er stond een bordje bij: dead enemy. Zodat men zeker wist dat ze ook echt dood waren.
De Zuid-Limburgse dorpen waren erg naar binnen gericht. Ik vraag me af of ze wisten wat hier op deze begraafplaats, enkele kilometers verderop, aan de hand was. Dat hier duizenden jongens werden begraven die vaak nog bevroren werden aangevoerd. Op deze begraafplaats liggen heel veel verhalen, maar de informatie die je krijgt, is vrij summier. Zeker voor de generatie van nu lijkt het me harstikke belangrijk als er meer verhalen worden verteld. Waarom zijn deze jongens gesneuveld? Ja, voor de vrijheid, maar wat is dat eigenlijk?”
Bezoekerscentrum
De Amerikaanse overheid, eigenaar van de begraafplaats in Margraten, laat onderzoeken hoe een nieuw op te richten bezoekerscentrum eruit zou moeten zien. Nadat de grote begraafplaats in Normandië (twee miljoen bezoekers per jaar) een groot centrum heeft gekregen (kosten: 33 miljoen euro), zijn de kleinere memorial centers aan de beurt. Met zo’n 150.000 tot 200.000 bezoekers per jaar is Margraten na Normandië de beste bezochte Amerikaanse begraafplaats in Europa.
Volgens Frenk Lahaye van het Memorial Center zijn de Amerikanen tot dusver erg terughoudend met informatie omdat ze graag de regie willen houden en hun eigen verhaal willen vertellen.
Lahaye hoopt dat de Amerikanen, die jaarlijks twee miljoen euro uittrekken voor het beheer van het 26,5 hectare grote terrein, een nieuw bezoekerscentrum mee zullen nemen in het volgende meerjarenplan. Dat wordt dit najaar vastgesteld. “Waarschijnlijk hebben we binnen vijf jaar een bezoekerscentrum, maar hoe groot dat gaat worden, met welke inhoud en waar dat precies komt, wordt eerst onderzocht. Nu we langzaam de generatie verliezen die de oorlog heeft meegemaakt, zien we het ontbreken van een bezoekerscentrum als een gemis. Daar denkt de Amerikaanse directie gelukkig net zo over.”