De sjieke wijk Quartier Louise in Brussel wordt sinds kort opgefleurd door een houten stadslandschap van Arne Quinze. Doel: meer winkelpubliek naar de zieltogende Louiselaan trekken. Ironisch genoeg moet het kunstwerk over anderhalf jaar plaats maken voor… nog meer winkels.
Kunst om winkelpubliek te trekken
De problemen bij het vormen van een Belgische coalitieregering illustreren pijnlijk hoe complex de politieke en bureaucratische situatie in België is. Van alle Belgische steden zijn de consequenties daarvan misschien wel het meest acuut voelbaar én zichtbaar in Brussel.
Brussel is heel veel tegelijkertijd: hoofdstad van België, hoofdstad van de Vlaamse en Franse Gemeenschappen, hoofdstad van het Vlaams Gewest en bestuurlijk centrum van de Europese Unie. Vanwege die laatste functie wordt de stad vaak als hoofdstad van Europa beschouwd.
Daar is meteen veel mee gezegd. Want met zoveel verschillende en vaak conflicterende politieke belangen wordt Brussel al gauw een moeras van non-actie en mank lopend beleid. Een voorbeeld: de straat waar wij wonen wordt zeven dagen per week ‘gestofzuigd’ zodat er geen peukje blijft liggen. Aan het einde van de straat draait de man om en doet het nog eens allemaal over. De straten verderop horen niet meer tot de sjieke Zavel (of Sablon in het Frans) en daar wordt niet gestofzuigd. Daar hop je over de viezigheid en is het smerigheid troef. De politieke breuklijnen tussen burgemeesters en hun jurisdictiegebieden lopen als zichtbare grenzen door Brussel.
Nog zo’n sjieke wijk is het Quartier Louise. Daar zit niet het chocolade imperium van de Zavel maar Armani, Gucci, Louis Vuitton en consorten. Ruime stoepen maar blijkbaar te weinig winkelpubliek. Omdat het niet echt goed loopt met de handel op de Louisalaan richtte de Brusselse minister voor economie, Benoît Cerexhe, de non-profit organisatie Brussels Louise op. Gesponsord door het automerk Mini vroegen zij de Vlaamse Brusselaar Arne Quinze – van het design bureau Quinze & Milan – om een van zijn houten sculpturen in Brussel te realiseren. Quinzes sculpturen bestaan uit houten plankjes die in een gigantisch web of netwerk aan elkaar worden getimmerd en een organische geheel vormen. Zijn sculpturen waren reeds eerder te zien in de Nevada woestijn (zie Zuiderlucht 7), New York, Londen en Berlijn.
De eerste keer ‘vind’ ik Quinzes Cityscape wanneer ik min of meer toevallig langs het braakliggend terrein op de Guldenvlieslaan wandel waar hij zijn sculptuur aan het bouwen is. Je wordt er meteen door gegrepen, het hout, de monumentaliteit, die organische vorm op hoge poten, het licht dat er doorheen speelt. Een opzienbarend object in die grijze en monotone stad. Telkens wanneer ik daarna weer ging kijken, groeide de sculptuur. Op 34 palen staat het nu, 19 meter hoog en 40 meter bij 25 meter breed. Er zitten uitstulpingen op en heeft een groot gat in het midden. Het voelt onwerkelijk, dat zoiets groots en expansiefs kan blijven staan op die clusters van palen.
Midden september werd het werk geopend. De hekken eromheen verdwenen en het braakliggend terrein werd opgesmukt met bankjes en zandkleurig grind. Het prijskaartje voor het werk, dat anderhalf jaar zal blijven staan, bedraagt 300.000 euro, meer dan het jaarbudget van menig Brussels museum. Het hout zal na die anderhalf jaar gerecycleerd worden; op het terrein komt een nieuw winkelcomplex.
In de gangbare PR-praatjes wordt kunst in de openbare ruimte vaak gepresenteerd als generator van gemeenschapszin en als ontmoetingsplaats, maar de directe aanleiding is vaak tanende handel, zoals op de Louiselaan.
Het overkomt me niet vaak maar ik vond de Cityscape spannender en verbluffender toen ik nog niets wist van de commerciële functie van het werk. Nu zit het me dwars dat het werk alleen gefinancierd kon worden als vehikel om winkelpubliek naar de Louisalaan te trekken en dat het straks plaats moet maken voor nog meer winkelruimte. Alsof de openbare ruimte al niet genoeg vercommercialiseerd is.
* De cityscape van Arne Quinze. foto Zuiderlucht