Geen poeha
Kort voor zijn overzichtstentoonstelling in Roermond stierf Piet Schoenmakers (1919-2009), een kunstenaar die op zijn 65e debuteerde en sindsdien in afzondering werkte in een oude molen in Panheel. Op zijn sterfbed lag hij nog beeldjes te kneden. “Hij was altijd op de toekomst gericht. Dat zie je ook aan zijn oeuvre, hij bleef zich tot het laatst vernieuwen.”
Een lange weg naar eigenheid
Tentoonstellingen: Piet Schoenmakers keek er naar uit en toch ook weer niet. Natuurlijk, de erkenning was mooi, maar het was altijd veel stress. De lijsten moesten in orde zijn. Hij stelde hoge eisen aan de belichting. En altijd was er het gevoel dat hij niet genoeg zou hebben, dat hij nog werk moest bijmaken.
Schoenmakers kreeg zijn opleiding aan de Teekenschool in Roermond, nog geheel in de geest van Pierre Cuypers, en vervolgens aan de Rijksacademie in Amsterdam. Met een degelijke kopergravure van een treurende Odysseus won hij in 1941 de Prix de Rome, een prijs die hij door de oorlog pas in 1948 kon verzilveren met studiereizen naar Frankrijk, Italië en Marokko.
De wederopbouw, de bevolkingsgroei en de stadsuitbreidingen van de na-oorlogse jaren leidden in Limburg tot een laatste opleving van de monumentale kunst in de traditie van Henri Jonas, Joep Nicolas en Charles Eyck. De ambachtelijke opleiding en de heldere, kleurrijke stijl van Schoenmakers sloten hier naadloos bij aan. Met als uitvalsbasis het keramiek-atelier St. Joris in Beesel maakte hij honderden wandreliëfs, mozaïeken, muurschilderingen en glas-in-lood-ramen voor kerken, scholen en andere openbare gebouwen. En hij had succes: hij werkte in Limburg, maar ook in de rest van Nederland, in België, in Duitsland en zelfs in de Verenigde Staten.
“Hij was veel op stap”, vertelt zijn zoon Jacques. “En alles met de deux chevaux. Een keer moest hij een tabernakel afleveren. Met doorgezakte assen vertrok hij. En kwam thuis met het verhaal dat hij zó de kerk was ingereden om het werk te plaatsen.”
Weinig mensen in die tijd wisten dat Schoenmakers ook heel andere dingen maakte. Zoon Jacques: “Meestal was hij ’s ochtends bezig met zijn opdrachten. ’s Middags werkte hij als het even kon aan zijn eigen beelden en schilderijen.”
Beeldhouwen heeft Schoenmakers altijd gedaan. “Het liefst boetseerde hij”, vertelt Jaqcues Schoenmakers. “Zelfs in zijn laatste dagen lag hij nog te kneden in was. Met hout werkte hij nooit. Hout heeft een richting. Daar moet je rekening mee houden en dat wilde hij niet. Hij zocht de grootst mogelijke vrijheid.”
Pas in 1984, tijdens een tentoonstelling in Roermond ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, trad Schoenmakers met zijn vrije werk naar buiten. Een jaar later volgde een expositie bij Galerie Krikhaar in Amsterdam en artikelen in landelijke kranten. Bekende Nederlanders kochten werk van hem. “Het was een doorbraak in de grachtengordel!” lacht dochter Sylvia. Maar Schoenmakers zelf kon dat weinig schelen. “Het was een man zonder poeha. Het ging hem om het werk”, bevestigt Joan Stoorvogel van DZD Art Gallery in Roermond. “Een paar jaar geleden zocht hij zelf contact om bij ons te exposeren. Ik moest bij hem op audiëntie om werk uit te zoeken. Ik werd echt getest of ik wel de juiste kijk op zijn werk had.” Op de suggestie dat hij dan ook maar eens in de galerie moest komen kijken, antwoordde hij: “Dat hoeft niet. Ik heb je gevolgd”. Stoorvogel: “Hij wist precies wat hij wilde. Tegelijkertijd vond hij de praktische kant van zo’n tentoonstelling zwaar. Het leidde maar af van het schilderen.”
Elke dag reed hij van zijn woonplaats Herten naar zijn atelier in de oude bosmolen in Panheel. “Zelfs toen hij al ziek was, wilde hij nog autorijden”, vertelt zijn dochter. “Op een dag dat hij zich goed voelde, kroop hij toch weer achter het stuur. Gelukkig bleef het bij een rondje op het erf.” Joan Stoorvogel herinnert zich dat hij kort voor zijn dood de roestplekken van zijn auto wilde laten bijwerken. “Dan kon die auto weer jaren mee! Hij was altijd op de toekomst gericht. Dat zie je ook aan zijn oeuvre, daarin bleef hij zich tot het laatst vernieuwen.”
Ondanks de relatieve afzondering waarin het is gemaakt, is Schoenmakers’ vrije werk niet wereldvreemd. Integendeel, bij een eerste blik lijken de invloeden zich op te stapelen. De vlot getekende landschappen en stadsgezichten uit de jaren vijftig en zestig doen denken aan Charles Eyck. In de vele naakten zie je de snelle, trefzekere hand van Kees van Dongen of Picasso. Assemblages met zand en ander materiaal – “vuil van de ateliervloer”, volgens zijn dochter – zijn onmiskenbaar geënt op materieschilders als Antoni Tapiès en Jaap Wagemaker. De ommezwaai naar kleurige, krachtig opgezette schilderijen in de jaren zeventig is moeilijk voorstelbaar zonder de invloed van Cobra-kunstenaars als Constant en Karel Appel.
In de beslotenheid van de Panheelse molen moet de veeleisende Schoenmakers behoorlijk hebben geworsteld met de invloeden op zijn werk. Hij stond zeer kritisch tegenover collega’s, hun werk vond hij al gauw “rotzooi”. Volgens zoon Jacques vond hij Picasso “een akelig mannetje dat niet van muziek hield.” En dat terwijl mijn vader zelf ook niet van muziek hield!”
Pas in de laatste jaren, als Schoenmakers zich bevrijd heeft van de vele monumentale opdrachten, krijgt zijn werk geleidelijk een echt ‘eigen’ karakter. De half-geabstraheerde figuren die eerst nog het beeld bepalen worden teruggebracht tot onregelmatige rechthoeken. Enerzijds suggereren ze nog steeds een vorm. Anderzijds werken ze als vensters waar je doorheen kunt kijken en gaan ze de concurrentie aan met de eigenlijke lijst van het schilderij. Bovendien wordt het schilderwerk soberder: de verfstreek wordt dunner en wit neemt steeds meer de overhand. Je zou deze schilderijen kunnen zien als een conceptueel onderzoek naar de grenzen van het platte vlak.
De late schilderijen doen je ook met andere ogen naar het eerdere werk kijken. Plotseling valt op hoe Schoenmakers ook in de vroege naakten of in de materieschilderijen de oplossing al zoekt in vereenvoudiging, transparantie en openheid – misschien wel de moeilijkste, maar ook de mooiste weg voor een kunstenaar. Soms lukt dat niet en gebeurt er, eerlijk gezegd, nogal weinig in de tekening of het schilderij. In het late werk slaagt hij daar vaker in en weet hij met uiterst spaarzame middelen een maximum aan spanning te bereiken.
Piet Schoenmakers, van 6/9 t/m 25/10, Kruisgang bij voormalige Kartuizerklooster, Swalmerstraat 100. www.museum.roermond.nl. Grafiek van Piet Schoenmakers, van 12/9 t/m 8/11 in Centrum voor de Kunsten, Lindanusstraat 7, Roermond. www.ckroermond.nl.
Tekeningen van Piet Schoenmakers, van 12/9 t/m 8/11, DZD Art Gallery, Willem II Singel 59, Roermond. www.dzdart.nl. Zie ook www.pietschoenmakers.nl en www.johanvermeij.nl