De Limburgse muziekwereld staat bekend om zijn diversiteit en zijn hoge opleidingsniveau. Tallozen zijn de voorbeelden van bij lokale amateurkorpsen opgeleide beroepsmusici en dirigenten die internationaal furore maken. Maar het aanbod van jonge muzikanten droogt op. “We moeten laten zien dat korpsen vet zijn.”

Behalve aan kleuren doet Limburg ook denken aan klanken. Harmonieën, fanfares, brassbands (hafabra) en drumbands zijn stevig verankerd in de regionale cultuur. Ondanks de krimp in veel Limburgse regio’s komen nog steeds talrijke jongeren op deze manier in aanraking met muziek en kunnen sommigen van hen uitgroeien tot muzikanten van formaat.

In geen enkele andere provincie in Nederland is de hafabra-tak zo sterk vertegenwoordigd, in geen enkele provincie heeft de sector zo weinig aan betekenis ingeboet. Maar dat wil, benadrukken de bonden voor muziekgezelschappen (LBM) en tamboerkorpsen (LBT), vooral niet zeggen dat er op de lauweren gerust kan worden. Juist niet.

Ook aan de bonden gaat de demografische ontwikkelingen niet voorbij. Jonge mensen trekken weg en de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt. Dat is een probleem, zeggen de bonden, maar gitzwart is de situatie allerminst. “Jongeren komen niet massaal aanlopen. Er zijn absoluut korpsen met genoeg jonge muzikanten”, stelt Rob Janssen, muziekconsulent bij het Huis voor de Kunsten. Voorzitter Raymond Knops van de LBM. “Er zijn gezelschappen waar nog steeds aan de poort geselecteerd moet worden. Een algemeen beeld voor Limburg kan ik niet geven, al klopt het dat jongeren minder gemakkelijk te bereiken zijn dan vroeger. Na de Tweede Wereldoorlog was er niets te doen en nu hebben jonge mensen plenty keuzes”, zegt hij. “We moeten daarom laten zien dat korpsen vet zijn”, stelt Janssen.

De twee bonden behartigen de belangen van de Limburgse hafabracultuur onder het motto ‘Limburg is rijk aan klank’. Bij de LBM zijn zo’n 270 muziekgezelschappen aangesloten. In het fotoboek van de bond zien we samenwerkingsverbanden met onder meer de Passiespelen in Tegelen, André Rieu en het Wereld Muziek Concours in Kerkrade. Bas Thomissen, muziekconsulent bij het Huis voor de Kunsten: “De LBM is opgericht om muziekgezelschappen te ondersteunen. Zo helpt de bond bijvoorbeeld met Buma/Stemra-regelingen en fungeert het als vraagbaak voor verenigingen. Maar het belangrijkste is dat de verenigingen zich samenpakken en van elkaar leren. De LBM heeft de blaasmuziek in Limburg een push gegeven. Waarschijnlijk was het huidige niveau anders niet zo hoog geweest.”

Over het belang van de bonden is Rob Janssen het roerend met Thomissen eens. ‘Zijn’ LBT bundelt de belangen van zo’n 250 drumbands, pijperkorpsen, klaroen-, jachthoorn, en trompetterkorpsen, drumfanfares en majorette groepen. Janssen: “We staan er goed voor. Maar dat wil niet zeggen dat we niets meer hoeven te doen. We moeten ervoor waken dat we het huidige niveau op peil houden. Dus moeten we werken aan kwaliteitsverbetering, want stilstand is achteruitgang.” Dus houdt de LBT zich onder meer bezig met het organiseren van muziekexamens voor buitenschoolse opleidingen, exercitie- en tambour-maîtrecursussen en kaderdagen voor dirigenten.

Bij de LBM zijn ongeveer 25.000 muzikanten aangesloten, volgens voorzitter Knops ongeveer evenveel als een kwart eeuw geleden. De LBT heeft geen ledental voorhanden. Enkele jaren geleden lag het rond de 10.000, zegt Janssen. Over hun ledental in de komende 25 jaar durven de twee geen voorspelling te doen, wel over de muzikale ontwikkeling. “Muziek is aan verandering onderhevig. Er zullen meer cross-overs plaatsvinden, in de stijl van Kyteman in de popmuziek. De leden bepalen wat er gespeeld wordt; dat betekent dat de muziek zich steeds vernieuwt en verjongt. Maar de klassieke werken blijven op het repertoire”, stelt Knops.

Beide bonden houden de blik op de toekomst gericht, ze willen dóór. “Het gaat om het verbeteren van de prestaties”, zegt Janssen. “We zijn de grootste slagwerkbond van Nederland. Op een hoog niveau. Dat komt ook doordat veel slagwerkgroepen hun oorsprong vinden in harmonie en fanfare. Maar omdat er ook veel groepen zelfstandig opereren of vanuit een schutterij zijn ontstaan, is de diversiteit groot.”

De bonden organiseren concoursen en solistenwedstrijden, zoals het Limburgs Blaasmuziek Festival en de Finale Jonge Solisten – dit jaar op 26 juni – waarbij de muzikale prestaties door positief-kritische jurering verbeterd worden. Die aanpak levert ook buiten de gezelschappen resultaat op. Tal van in de hafabra opgeleide muzikanten hebben de (inter)nationale top gehaald. Zoals dirigent Jan Cober uit Thorn, die onder meer werkte in Berlijn, Sidney en Boston. Of Ruud Breuls uit Urmond, trompettist bij het Metropole Orkest en gastmuzikant bij vele tientallen cd-opnames en live acts, van Jelle Paulusma tot Angela Groothuizen, van wende tot Gé Reinders. En Johan Smeets uit Maastricht van Jodymoon, net terug van een tournee uit Canada.

Met vertrouwen en plezier kijkt Janssen alvast vooruit naar 7 en 8 mei, wanneer het vijftigjarig jubileum van LBT wordt gevierd met een tweedaagse muziekmanifestatie in Baexem. “Dat wordt een groot feest. Daarna kunnen we er weer tegenaan. We hebben een mooie toekomst voor ons liggen.”

Tijdens het mini-WMC presenteert de LBT dit jaar op 1 oktober een “Day of Percussion”, met workshops, clinics, masterclass, demonstraties en presentaties.