Achter een oude muur in het Sphinxkwartier ontdekt LEON VERDONSCHOT een verborgen parel: de 14e eeuwse Andrieskapel, die nu een nieuw leven leidt. Inclusief ogenschijnlijk knuffelbaar sanitair.
Het is moeilijk om niet stil te vallen bij het betreden van de vanaf de doorgaande weg amper zichtbare Andrieskapel. Dat René Holten, als ontwerper vooral bekend van zijn meubelen voor Artifort en zijn sanitair voor Clou, met de restauratie van de kapel vorig jaar zowel de jury- als de publieksprijs won van Maastrichtse Victor de Stuers-prijs zal niemand verbazen.
René Holten en zijn vriendin Daniëlle Colson zitten boven, naast het zwevende kantoorblok van hout, in de glazen vergaderruimte, die een fraai uitzicht biedt op de begane grond, van waar af en toe hard geschreeuw klinkt. In vitrinekasten staan maquettes van nieuwe ontwerpen, een verdieping hoger verschillende prototypes van nieuwe modellen.
Het lawaai van beneden komt van jeugdtheatergroep Het Laagland die er repeteert voor de voorstelling (Bijna) Alles Komt Goed. De repetitie is coronaproof; met blokjes staat aangegeven waar het publiek straks mag zitten. Zoals deze zullen er meer voorstelling plaatsvinden in de uit 1362 stammende Andriekapel, of een expositie. Maar het is vooral de plek waar Holten en Colson werken, en uiteindelijk ook zullen intrekken om te wonen, wanneer het van atelier een atelierwoning wordt.
René: ‘Ik zocht een nieuw atelier, daar begon het eigenlijk mee. Toen hoorde ik dat deze kapel leegstond. Ik kom uit Roermond en woon al 25 jaar in Maastricht, maar had eerlijk gezegd nog nooit van de Andrieskapel gehoord. Begin jaren tachtig was het gebouw rijp bevonden voor de sloop. Er was zelfs al een vergunning afgegeven, maar omdat het de op een-na-oudste kapel van Maastricht was, is ze gered door er een rijksmonument van te maken. Alle ramen en deuren waren dichtgemetseld, er zat geen voordeur meer in. Het was een dichte doos, er lag zeven kilometer archief van de gemeente Maastricht.’

Buitenaanzicht van de 14e eeuwse Andrieskapel. Foto Harry Heuts
Holten kocht de kapel toen alles nog dichtgetimmerd zat, de kwaliteit van de ruimte zag hij pas toen alles open was getrokken. ‘Visualiseren is een belangrijk onderdeel van mijn vak, toch was het een bijzonder moment toen de eerste ramen open gingen en er voor het eerst daglicht binnenviel. Maar het was een heel traject om alles rond te krijgen, zowel financieel als qua vergunningen.’
Achteraf kan hij er wel mee lachen. ‘Het is wel goed dat ik niet echt wist waar ik aan was begonnen. Er waren veel spannende momenten. Het storten van de betonvloer, bijvoorbeeld. We hebben de vloer in vier vakken verdeeld en er een kruis in geslepen, omdat je anders het risico loopt van scheuringen. Het kruis is asymmetrisch, omdat er onder de vloer nog een crypte bleek te zitten die we toegankelijk wilden houden.’

René Holten met Daniëlle Colson op een door hem ontwerpen Artifort-bank. Foto Harry Heuts
Nog steeds krijgt Holten de vraag of er ook iemand in die crypte heeft gelegen. Ja dus. ‘Toen ze hier in 1983 gingen ruimen om een deel van het gemeentearchief te huisvesten, hebben ze de resten van nonnen gevonden. Wij hebben niets aangetroffen – binnen althans. Toen we buiten gingen graven kwamen er schedels tevoorschijn, en kanonskogels. Op zich niet heel bijzonder in een historische stad als Maastricht, ik vind het wel bij zo’n pand passen.’ Een van de gietijzeren kogels heeft hij verwerkt in het gebouw.
De geschiedenis van de aankoop is trouwens ook wel bijzonder. Daniëlle: ‘Toen René thuis kwam met dit idee, dacht ik dat hij niet helemaal lekker was geworden.’
René: ‘Ik zei: ik heb iets moois gezien. We gaan een kapel kopen!’
Daniëlle: ‘Hij zag het meteen helemaal voor zich. Ik moest hier eerst een paar keer komen kijken om het te voelen.’
René: ‘Ik kreeg van veel mensen adviezen.’ Lachend: ‘Die kwamen vooral neer op: niet doen. Maar nu zijn we er superblij mee. En we hebben het allemaal zelf gedaan, van het ontwerp tot de technische tekeningen en de uitvoering. Dat moet eigenlijk ook wel, ik kan ergens lang aan schaven. Uiteindelijk moet alles als puzzelstukjes in elkaar vallen.’
‘Toen we buiten gingen graven kwamen er schedels tevoorschijn, en kanonskogels’
Wie de kapel betreedt, loopt meteen tegen de eerste verrassing aan: een enorme groene sculptuur, waar de unit met de sanitaire voorzieningen in is verstopt. De huid lijkt aaibaar, maar is het allerminst. De unit is van koper. Daniëlle: ‘Ik vond het aanvankelijk een te wild idee. Maar toen ik om was, hebben we met houten planken een model gemaakt, zodat we wisten hoe de vorm eruit ging zien. Toen hebben we er kippengaas om heen gespannen, alsof je een carnavalswagen bouwt. Om het geheel stootvast te maken, zijn er een paar lagen polyester overheen gaan. En toen koperverf laten oxideren. Dat gaat razendsnel, het kleurt heel snel groen. Het was even zoeken, maar het is precies geworden wat we voor ogen hadden.’
Omdat de poort van de kapel wel eens open staat, lopen er geregeld mensen binnen, in de veronderstelling dat het een openbare ruimte is. René, lachend: ‘Soms lopen ze al pratend binnen en zeggen: wat een mooi gebouw! We hebben daar zelf ook wel een beetje de hand in gehad. Toen we de kapel net hadden gekocht, was het Open Monumentendag, en kregen we de vraag of we mee wilden doen. Ik zei: er is nog niks te zien, maar ik wil best open. Ik had net een nieuw boek gekocht en dacht: ik ga een dagje lekker lezen. Daar kwam niet veel van terecht, er kwamen meer dan duizend bezoekers. Ik had niets eens de tijd voor een glas water.’
Daniëlle: ‘En al die mensen kwamen later nog een keer terug om te kijken hoe het vorderde.’
René: ‘Nog los van de mensen die hier komen wonen; hier is natuurlijk een nieuwe wijk aan het ontstaan. Eigenlijk is ‘ie er al.’
LEON VERDONSCHOT