Ooit zong JW Roy Americana, in het Amerikaans. Tegenwoordig is hij van de Nederpop, een soort Brabantse Springsteen. Maar het verschil lijkt groter dan het is. New York of Nuenen, uiteindelijk gaat het om leven, liefde en dood. “Weggaan is zo simpel. Blijf bij mij.”

Onlangs tourde JW Roy langs Brabantse dorpjes, om daar samen met acteur Frank Lammers het goede Brabantse leven te vieren. De tourlijst van Acht Zaligheden moet voor een (Rand)stedeling exotisch hebben geoogd: van Eersel naar Reusel, van Steensel op naar Hulsel, zonder onderweg Netersel over te slaan.

Het was in essentie het grote terugbrengen: de verhalen uit de liedjes keerden terug naar de grond waarop ze waren ontstaan. Het waren liedjes over de tijd, die ook in Brabantse dorpen niet tot stilstand is te brengen, en dubbele gevoelens die vooruitgang oproept als die niet altijd op vooruitgang lijkt.

Mooi is toch anders

Kijk eens goed om je heen

Rolluiken en rotondes, geen gezicht.

Maar dan toch:

Maar hier is het goed, geen gedoe, gewoon goed

Hier blijf ik of kom ik steeds weer terug.

Een kutdorp, dat Eersel, maar wel ons kutdorp – dat idee.

Het is exemplarisch JW’s eigen loopbaan. Jaren lang was hij die slagerszoon uit Knegsel (waarover hij zingt “We hadden niet eens een Marokkaan / Maar wel 1400 mensen / En een slagerij”), gevallen voor de Americana van de grote Amerikaane singer-songwriters.

JW maakte enkele fraaie platen, waarvoor de aandacht grotendeels beperkt bleef tot een groep die zich in Nederland laat samenvatten in een paar steekwoorden: man / jeans / bruine kroeg / muziekblad Heaven / Steve Earle / radioprogramma’s van Jan Donkers. De oversteek die Ilse Delange met een toen nog in de country geworteld genre maakte naar de grote massa daarbuiten, maakte JW niet. Hij bleef voer voor de liefhebber, de held in de periferie.

Het hoogtepunt van zijn Amerikaanse genre was het album Kitchen Table Blues. Het was het geluid van een man die zijn eigen scherven opraapte, en zichzelf daarbij allerminst spaarde. Het album klonk naar veel te veel drank, en dan het type drank om te vergeten. Het was de optelsom van spijt, zelfmedelijden en nostalgie. Het licht in de verte kwam in de vorm van een cover: Bruce Springsteens Better Days.

Groot was de verrassing toen Roy ineens overschakelde naar het Brabants, met zijn album Laagstraat 443. Het was ook tekstueel even wennen, want JW Roy bleek in zijn eigen taal en in zijn Rabobankblues meer dan ooit van een verpletterende eenvoud. Meestal pakte dat goed uit, en in een enkel nummer veel meer dan dat. Dat was Dood, zonder overdrijven een van de beste Nederlandstalige liedjes van de afgelopen tien jaar. Opgenomen in één take (vast de eerste, zo gaan die dingen), en gezongen met het rauwe randje dat bij JW de luisteraar ook met gemak door zijn minder sterke nummers trekt. Dood was het nummer waar doodsangst en levenslust samenvielen.

Dood

Gaan we allemaal

Dat weet ik wel

Maar ik wil hier nog niet weg.

Bruce Springsteen, een van Roys voorbeelden, heeft ooit gesteld dat popmuziek in het beste geval meer is dan een tijdelijke schuilplaats, dat ze ook kan bijdragen aan de weerbaarheid van de luisteraar. Als dat het ene hoogste doel is, dan is het terugbrengen van een gecompliceerde levensvraag tot enkele meezingbare regels het andere, en dat is precies wat Roy in Dood heeft gedaan.

Zijn tweede, titelloze Nederlandse album was nog beter dan het eerste. Roy formuleerde soms grootser, en ging de samenwerking aan met Rick ‘Echt Hema’ de Leeuw, Guus Meeuwis (bij wie hij inmiddels de Little Steven was geworden: gitarist, tweede zanger en meeschrijver) en Ilse DelLange, die zelf inmiddels flauwe Sky Radiopop maakt, maar wiens snik prachtig samenvalt met Roys rasp.

Helemaal op zijn plek viel alles echter op zijn meest recente studio-album, JW Roy weet het zeker… . Hij zong nog steeds als JW Roy uit Brabant, maar maakte weer de muziek van Jay Double U-Wroy, Americanaliefhebber.

En verdomd, het lukte hem weer. In Nie meer goed, zijn zoveelste monument voor de verlaten ziel, smeekt de hoofdpersoon zijn liefde om toch te blijven. Daar vallen ontelbare argumenten voor aan te dragen, uit te drukken in een veelvoud aan zinnen. Die van Roy is de simpelste. De mooiste. En de meest ware. “Geef het tijd,” zingt Roy. Want: “Weggaan is zo simpel.” Dus: “Blijf bij mij.”

Net als Dood een mokerslag van een nummer, opgetrokken uit niets dan dezelfde eenvoud.

JW Roy speelt 9 april in Parkstad Limburg Theater in Heerlen. www.parkstadlimburgtheaters.nl