Plekken der Herinnering
De bibliotheek van de paters redemptoristen in Wittem is van een bijzondere schoonheid. Maar de oorspronkelijk collectie van 80.000 boeken staat in Nijmegen. Daarvoor kwamen 40.000 andere titels in de plaats, als coulissen om het aanzien van de bibliotheek hoog te houden. “We moeten het hebben van de magische sfeer.”
door Emile Hollman
“Wie ons tegenwoordig bibliotheekgebouw, in 1892 opgetrokken, voor ’t eerst binnentreedt, komt onwillekeurig onder den indruk. ’t Is een overzichtelijke ruimte, van 31 bij 8 meter, waar twee gaanderijen met sierlijke wenteltrappen, alles eigen werk, het bereiken der wetenschappelijke schatten vergemakkelijken.”
Aldus schreef pater H. Mosmans in 1936 bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het redemptoristenklooster in Wittem. Een grote indruk maakt de bibliotheek drie kwart eeuw later nog steeds. Je hebt het gevoel dat je je in de lege buik van een houten schip bevindt, waarvan de wanden gecapitonneerd zijn met boeken.
“Veel bezoekers beginnen over Umberto Eco’s boek De naam van de roos”, zegt directeur Philippe Cremers die zijn best doet om de bibliotheek zo toegankelijk mogelijk te houden. Dat bezoekers zich hier de labyrintvormige bibliotheek uit Eco’s historische thriller herinneren, zegt eerder iets over hun fantasie dan over de bibliotheek zelf. Het is namelijk uitgesloten dat hier perkamenten manuscripten staan die geheime kongsi’s verraden of aanknopingspunten bieden voor het ontraadselen van nooit vermoede intriges. De vier wenteltrappen zijn trouwens afgesloten voor publiek omdat de ranke houten gaanderijen maar weinig bezoekers tegelijk kunnen dragen.
De congregatie van de redemptoristen werd in 1732 gesticht door de Italiaanse jurist, bisschop en moraaltheoloog Alphonsus van Liguori (1696-1787). Via volksmissies trachtte hij de paupers op het platteland rondom Napels spiritueel te verrijken. Blijft de vraag waarom er zoveel boeken nodig zijn om de verworpenen der aarde een heilig hart onder de riem te steken? Directeur Cremers verwijst voor een antwoord naar oud-bibliothecaris pater Jozef Konings (Swalmen, 1928) die inmiddels in een verzorgingstehuis voor geestelijken woont in Boxmeer. Hij wacht ons op in de spreekkamer van het enorme complex. “De redemptoristen hebben altijd gestreefd naar een eigen opleiding op academisch niveau”, luidt zijn antwoord op de vraag. “Dat betekent dat een wetenschappelijke bibliotheek onontbeerlijk is.”
Het aansporen van armen “vraagt een grondig weten en ervarenheid”, schrijft pater A. Sampers in het periodiek Bibliotheekleven uit 1941, “welke echter slechts voor een klein deel uit boeken te halen zijn, waarvoor men althans zeker geen grote en kostbare bibliotheek nodig heeft. Maar hiernaast staat de wetenschappelijke opleiding van de leden der eigen orde, die natuurlijk niet louter praktisch mag zijn doch veel verder gaan moet dan men onmiddellijk nodig heeft.” Kortom, Alphonsus wenste dat zijn paters wetenschappelijk beslagen ten ijs kwamen.
In 1836 ontdekte een groepje redemptoristen, onderweg van Sint Truiden naar Rolduc, het klooster in Wittem. Het uit 1733 stammende gebouw stond leeg sinds de kapucijnen er tijdens de Franse revolutie waren gevlucht. Ze stichtten er een studiehuis, namen boeken mee uit Sint Truiden en ontfermden zich over de werken die door hun voorgangers inderhaast waren achtergelaten. In de eerste jaren werd de bibliotheek aangevuld met banden uit kloosterbibliotheken in de omgeving. Pater Sampers beschrijft de inhoud in zijn artikel uit 1941: Veel literatuur uit de 17e en 18e eeuw, met uitzondering van een bijbel uit de zestiende eeuw en een Nieuw Testament uit 1526; veel devotie- en preekliteratuur, moraaltheologie en anti-Machiavellistische werken die volgens hem erop wezen dat de eerste bewoners ook interesse hadden in niet-religieuze zaken. Via schenkingen werd de bibliotheek groter en belangrijker. Ruysbroecks T Cieraet der geestelycker Bruyloft uit 1624 wordt met name genoemd. Sampers schatte het 19e eeuwse startkapitaal op 2500 à 3000 boeken.
Dat werden er rap meer, met dank aan pater Heilig die in de jaren 1842-1845 als rector voor de bibliotheek 2080 francs wist uit te geven, “in een tijd toen men slechts roggebrood at en aan het ontbijt geen boter kende”. In 1884 is er sprake van een “indrukwekkende menigte boeken” van 17.000 stuks. Sampers noemt met name de vijftien delen Geestelijke Natuurkunde door Jan Jacob Scheuchzer “een prachtwerk”.
Al snel bleek de bibliotheek te klein en ontpopte kardinaal Van Rossum, die theologie doceerde in Wittem, zich als auctor intellectualis van de nieuwbouw. In 1892 was de huidige bibliotheek klaar. Cremers en Konings hebben geen idee waar Van Rossum de inspiratie vandaan haalde. Konings: “Ik kan me niet voorstellen dat het een volstrekt origineel idee was, maar ik weet werkelijk niet waar hij zijn voorbeeld vandaan heeft. Wel moet Van Rossum veel profijt hebben gehad van twee broeders timmerlui die net waren ingetreden. Ik heb in het archief nog een nota gevonden van een schrijnwerkerij in Gemmenich waar zij houten spijlen bestelden. En je kunt zien dat het handwerk is want niet alle vakken zijn precies gelijk.”
De bibliotheek valt op door zijn open karakter onder een licht gewelfde, twaalf meter hoge zoldering. In 1915 telde de bieb 40.000 boeken, in 1940 waren het er 60.000 en begin jaren zestig, schat Philippe Cremers, zo’n 80.000. Volgens het jubileumboek van pater Mosmans uit 1936 had de bibliotheek “een hoofdzakelijk Alphonsiaansch getint clericomonochaal karakter: naast zo’n 10.000 banden filosofie en natuurwetenschappen, een kleine afdeling kunst en een wat grotere voor taal- en letterkunde is feitelijk alles theologie in de brede zin van gewijde, kerkelijke wetenschap.”
Jozef Konings kwam in 1947 voor de eerste keer als priesterstudent in de bibliotheek van Wittem. Later werd hij er bibliothecaris, tot 1953. “In het eerste jaar mocht ik alleen heel nederig de teruggebrachte boeken weer op hun plaats zetten.” Na dat eerste jaar hoorde de hele bibliotheek tot zijn domein, met uitzondering van ‘de hel’, een afgeschermd stuk van de bovenste gaanderij. Tot begin jaren zestig stonden hier de libri prohibiti, ofwel de verboden, ketterse boeken. “Natuurlijk wekte de hel mijn nieuwsgierigheid, maar je moest schriftelijke toestemming van de overste van de redemptoristen in Rome hebben om daar een boek te mogen raadplegen.”
Nog steeds heeft Konings weinig zicht op de ‘tien, misschien twintig meter’ boeken die daar stonden. Ketterse literatuur was het, uiteraard, in elk geval alle theologische boeken die door ketterse auteurs waren geschreven. Ze stonden er onder het motto: om de ketters te kunnen bestrijden moet je wel weten wat ze beweren.
Tussen 1962 en 1966 werkte Konings als docent in het klooster. “Het was de tijd van het Tweede Vaticaans Concilie, de deurtjes gingen open. Maar ik kan me niet herinneren ooit een boek uit de hel geraadpleegd te hebben. Ik had aan katholieke literatuur genoeg.” Hem wil alleen maar het boek Het volkomen huwelijk van Theodoor Hendrik Van de Velde uit 1926, een handboek over seksualiteit binnen het huwelijk, te binnen schieten. Een onschuldig boek, vindt Konings, “er staat in dat naast de man ook de vrouw genoegen mag beleven aan samenleving. Nou, daar is niks tegen te zeggen maar toch kwam het op de Index.”
In 1968 was de toestroom van studenten vrijwel opgedroogd. De bibliotheek werd opslagplaats en rommelzolder. In 1973 werden alle boeken in één klap verkocht aan de universiteit in Nijmegen. Dat moet Konings pijn hebben gedaan.
“Zeer, en er is ook zeker spijt geweest. Maar er waren verschillende kapers op de kust om delen van de bibliotheek over te nemen. Daarom was ik blij dat de bibliotheek in zijn geheel naar Nijmegen ging waar die werd geïnventariseerd en toegankelijk gemaakt voor het publiek.”
Lange tijd stond de imposante ruimte leeg. Nu en dan kwamen er lieden voorbij met snode plannen: een theatertje, een plek voor regionale volkscultuur, een religieus museum of een natuurcentrum wilden ze er vestigen. Directeur Cremers: “Op een dag vroeg de fanfare of ze er een concert mochten geven. De boel werd opgeruimd en zo werd ook weer de toekomst van de bibliotheek aan de orde gesteld.” Uit technisch onderzoek bleek dat het dak te zwaar was en dat de muren feitelijk naar buiten werden gedrukt. Ter versteviging kwam er een staalconstructie en later zelfs vloerverwarming om het binnenklimaat te verbeteren. En er stroomden weer boeken binnen, na een actie van pater Jozef Konings. Uit erfenissen, van mensen uit de buurt en via opgedoekte bibliotheken raakten de boekenplanken langzaam weer gevuld met een allegaartje van zowel wereldlijke als stichtelijke literatuur. Konings zelf probeerde het accent weer op theologie te leggen, wat maar zeer ten dele lukte. Wie nu de trap betreedt en langs de rekken loopt, vindt naast wat Cremers noemt ‘een schat aan theologisch en pastoraal materiaal’ een doorsnee van wat je in een Nederlandse boekenkast aantreft: van Rien Poortvliet tot Connie Palmen. Konings: “Als bibliotheek functioneert de ruimte nauwelijks meer. De twaalf nog inwonende paters hebben de boeken die ze nodig hebben op hun kamers staan.”
“Een bibliotheek aan wier waarde thans niemand twijfelt”, schreef pater Mosmans in 1936. Tegenwoordig geldt dat nog vooral voor het gebouw. Er moet al een Eco aan te pas komen om enige fantasie in kasten te blazen. Hoewel er besloten is dat de Wittemse kloosterbibliotheek de plek zal zijn waar belangrijke collecties, boeken en redemptoralia van kloosters die opgeheven moeten worden, terecht zullen komen.
Cremers maakt zich geen zorgen over de toekomst. Jaarlijks trekt het klooster, inclusief liturgie, de Heilige Gerardus en de winkel in religieuze parafernalia tussen de 150.000 en 180.000 bezoekers. De bibliotheek is in toenemende mate het decor bij concerten, lezingen, tentoonstellingen en de jaarlijkse Kunstdagen Wittem. “De boeken doen deels dienst als coulissen om het aanzien van de bibliotheek te verhogen”, zegt Konings. “We moeten het hebben van de magische sfeer”, zegt Cremers.
Dit is het veertiende artikel in een reeks van twintig in het kader van de Culturele Biografie, een project van de BV Limburg.
Tableau de la troupe in de kloosterbibliotheek van Wittem, 1935. foto Erfgoed Nederlands Kloosterleven Sint Agatha
Kloosterdirecteur Philippe Cremers: “We moeten het hebben van de magische sfeer.” foto Perry Schrijvers