Parallel aan de Limburgs-Limburgse grens loopt de drukbereden N78 die Tongeren verbindt met Maaseik en, verderop, Venlo. De route is van oudsher een ontmoetingsplek van Belgische en Nederlandse Limburgers, op zoek naar een klassiek bankstel, goedkope benzine, een tweede hands auto, of gewoon bier en vertier. “Lady S leest je hand in een ommezien, en als je extra betaalt helpt ze ook je meest onmiddellijke toekomst naar een hoogtepunt.”

Langs de Boulevard of Broken Dreams

Ze heeft al een poos staan keuvelen over de tijd dat de grenzen nog bewaakt werden. Dat er met de meeste douaniers niet te spotten viel. Op mijn achteloze vraag of ze vaak in Nederland komt, antwoordt ze snel en spontaan. Zelden eigenlijk. Ze schrikt van zichzelf en legt haar hand op haar mond: “U gaat dit toch niet in de gazet schrijven?”

Een leven lang heeft dit vriendelijke, bijna marmeren mevrouwtje dat een kwartier geleden nog zo ijverig de ramen stond te lappen in het Belgisch grensdorp Kessenich gewoond. Pal aan de Venloseweg, zoals de Rijksweg N78 daar heet. Nooit bezocht ze het Weert of Roermond, een half uurtje verderop. “Ik heb niks tegen Hollenders hoor”, verontschuldigt ze zich. “Helemaal niet. Maar het is gewoon niet eigen, snapt u?” Vlot verandert ze van gespreksonderwerp: de uitgebrande discotheek die al tien jaar ligt te verkommeren voor haar deur zonder dat iemand zich er ook maar iets van aantrekt.
Ik snap het heel goed. Een jaar nadat in 1989 het boek Het Belgisch labyrint van Geert van Istendael was verschenen, vond ik een kleine annonce in een Nederlandse krant waarin een boerderijtje te huur werd aangeboden in Dilsen. Voor het eerst van mijn leven draaide ik bij Maasmechelen de N78 op in de richting van Maaseik om er een kijkje te nemen. Van het ene op het andere moment had ik het geordende Nederland verlaten voor een langgerekte weg bezaaid met supermarkten, cafés, winkels, bordelen, neonreclames, drankhallen, autohandelaren, lappen landbouwgrond en protserige bungalows, de ene nog lelijker dan de andere. Je reinste Amerika, buitenland in elk geval. Ik kon toen nog niet vermoeden dat ik de volgende zeven jaar dagelijks via deze weg dit buitenland zou betreden. Net als het marmeren mevrouwtje bleek in Dilsen ook mijn nieuwe buurman hooguit één keer per jaar de grens over te steken. Om in Maastricht geld op zijn spaarrekening te storten.
Het boek van Van Istendael was verplichte kost om iets te leren over mijn nieuwe woonland. Ik wilde begrijpen hoe mensen kunnen wonen langs een langgerekt, aan weerszijden bebouwd lint tussen Tongeren en Kessenich waar dag in dag uit auto’s met absurde snelheden langs de meest bizarre bouwsels razen.
“Ik dicht de Belg geen koene bouwkundige fantasie toe”, schreef Van Istendael. “Vaak bouwt hij na wat zijn broer of buur al gebouwd hebben.” Dat was een begin. En dan maakte hij gewag van de koterij. In de eerste editie van zijn boek ging het nog om een typisch Belgisch verschijnsel, in de herziene versie gold deze reeds als metafoor voor tout België. Hij omschreef het fenomeen als volgt: “Je bouwt een groot, dik, blakend huis zoals het hoort. Daarachter bouw je een washok, een bijkeuken, een bergplaats, een hoenderhok en een duiventil, je breekt een muur uit om een kinderkamer in te richten, enzovoort tot achter aan in de tuin. Het is chaotisch, praktisch, bescheiden, gerieflijk en met de behoeften van de bewoners mee gegroeid.” Maar, mocht Van Istendael kiezen tussen deze koterij en een moestuin met een hoop prei, oude planken, een appelboom en een kippenhok of, zoals in Nederland, een plantsoen waarin als het lente wordt op 30 april alle tulpen tegelijk opengaan, geef hem dan maar de prei. Het kostte veel minder dan zeven jaren om mij dit gevoelen eigen te maken. Toen kon ik met recht zeggen dat ik in een land had gewoond waarin alles, maar dan ook alles, anders was dan waar ik vandaan kwam. Al was dat nog zo dichtbij.

Wie iets van dat buitenland wil proeven, hoeft zich maar op de N78 te begeven. De Maas mag dan de papieren grens zijn, de echte grens ga je over op de N78, van oorsprong een 44 kilometer lang stuk verbindingsweg tussen Maastricht en Venlo dat in 1812 op last van Napoleon door lokale boeren en Spaanse krijgsgevangenen werd aangelegd. De Franse keizer wilde dat zijn troepen vanuit Parijs snel richting Hamburg op konden trekken. Aanvankelijk ging het om een kiezelweg – zoals de Rijksweg in Veldwezelt nog steeds wordt genoemd. De baan ging achter de paar dorpskernen die er toen waren door. Het eerste huis dat bijvoorbeeld in Rekem langs de weg werd gebouwd, dateert van 1824. De zogenaamde lintbebouwing, zo typisch voor Vlaanderen, kwam pas tot bloei na de Tweede Wereldoorlog toen men ontdekte dat je handel het best zichtbaar is vanaf een doorgaande weg.
Een beruchte weg is het eveneens, ook wel dodenweg genoemd. Mijn eerste bezoek vanuit Nederland reed er destijds zijn auto aan gort. Onschatbaar veel levens zijn er gelaten op en langs de route, maar van een vierbaans racecircuit is tegenwoordig geen sprake meer. Door het verlagen van de maximum snelheid, wegversmallingen, rotondes, verkeerslichten en flitspalen is het aantal ongelukken afgenomen en de reistijd tussen Maastricht en Maaseik fiks toegenomen. “Wat niet wegneemt dat wanneer je broer aan de overkant van de weg woont, je het echt wel uit je hoofd laat om je kinderen hun neefjes aan de overkant te laten bezoeken”, schetst gedeputeerde Sylvain Sleypen van Belgisch-Limburg het beeld van een veel te drukke weg waarvan de sfeer wordt bepaald door “beton, onpersoonlijke bouwsels, verkeer en handel.”
De bakker en de slager zijn vertrokken en hebben ruimte gemaakt voor meubelzaken en vooral veel horeca. Weinig authentieke kroegjes nog, maar grand cafés die het moeten hebben van de benzinetoeristen. Ook het aantal bordelen is sterk afgenomen. De Blue Lagoon met zijn rode lichtjes en Moulin Rouge met zijn blauwe lichten zijn met het sluiten van de mijnen en het aanpakken van de koppelbazen verdwenen. Toch kun je langs de Rijksweg nog steeds een Amerikaanse limousine van een meter of tien huren, een Harley Davidson kopen of een kasteel aanschaffen voor minder dan zeven ton. Je kunt je vergapen aan de bouwstijlen waarvan je geen vermoeden had, een ambachtelijk bereid Italiaans ijsje kopen of je voor een foxtrot vervoegen in Zum Holzackerbaum – dat overigens te koop staat. In Maasmechelen leest Lady S je hand in een ommezien, en als je extra betaalt helpt ze ook je meest onmiddellijke toekomst naar een hoogtepunt. Het is allemaal binnen handbereik op deze Boulevard of Broken Dreams.
Daar waar de autoweg vanuit Nederland over de N78 gaat, ligt een rotonde die door kunstenaar Luk van der Hallen (1955) uit Leut van een bedrieglijk simpel beeld is voorzien: een wolk die gescheiden is van zijn regenbui. Talloze keren heeft hij het langsrazende verkeer in ogenschouw genomen en zichzelf afgevraagd waar al die mensen toch naar toe gaan. Ze komen er samen maar weten niets van elkaars bestemming. “Ik heb het absurde van die situatie willen benadrukken door de wolk achter zijn regen aan te sturen. Ze zijn op zoek naar elkaar maar kunnen niet samenkomen.” Op dat moment realiseer ik me dat ik aan mijn zeven Belgische jaren niet één vriendschap heb overgehouden.

De N78, een Boulevard of Broken Dreams. foto’s Wim Pletzers

Het kunstwerk van Luk van der Hallen.