In november 1945, de maand dat in Neurenberg de processen tegen de nazi-kopstukken begonnen, gaat de Zwitserse fotograaf Werner Bischof (1916-1954) op weg naar de door de oorlog gehavende landen Frankrijk, Luxemburg, België en Nederland.

Vijf weken is hij, samen met een vormgever van het culturele maandblad Du, op pad. Voor de Kerst zijn ze alweer terug in Zürich.

Nadat ze in Luik met enige moeite veertig liter benzine hebben kunnen bemachtigen voor de doorreis, komen ze half november aan in Maastricht. Bischof fotografeert er de deels opgeblazen en daarna provisorisch herstelde Servaasbrug en maakt opnamen van kinderen die soldaatje aan het spelen zijn.

Door de ellende die hij ziet gaat Bischof, die voor de oorlog in de greep was geraakt van de esthetiserende Nieuwe Fotografie, beseffen wat fotografie óók kan betekenen: getuigenissen vastleggen, bewijzen verzamelen en aan waarheidsvinding doen. Geen l‘art pour l’art meer, maar visuele berichtgeving die ten dienste staat van de samenleving. Hij zal er aan vasthouden tot zijn vroege dood in 1954.

Na Maastricht, Roermond en Venlo reist het tweetal door naar Amsterdam, waar Bischof verwante fotografen als Cas Oorthuys en Emmy Andriesse ontmoet. Museumdirecteur Willem Sandberg neemt hem mee naar de duinen bij Zandvoort waar tijdens de oorlog Nederlandse kunstschatten waren verstopt. Via Den Haag en Zeeland trekken ze verder naar België, waar ze van de Du-redactie de opdracht krijgen voor een coverstory. Het omslag moet – in kleur – een beeld bevatten dat verleden, heden en toekomst bij elkaar brengt.

Bischof herinnert zich een jongen in Roermond die kort na de bevrijding gewond was geraakt door een booby trap. Hij is jong, onschuldig én in leven: een teken van toekomst en hoop. Geknipt dus voor de cover.

De cover van Du uit mei 1946, met het
gehavende gelaat van de 16-jarige Jo
Corbeij uit Roermond. Foto uit catalogus
Werner Bischof in bevrijd Nederland.

Ze reizen terug en komen via een Roermondse pastoor in contact met de jongen, de dan 16-jarige Jo Corbeij. Vanwege het mooie licht fotografeert Bischof hem buiten, op een straathoek, bij

tien graden vorst. Hij gebruikt een zeldzame Devin-camera, op een statief. Omstanders staan er hoofdschuddend bij.

Tijdens het drukken van Du worden de persen stopgezet; de drukker vindt het beeld te gruwelijk. Na veel geruzie krijgt Bischof, gesteund door zijn hoofdredacteur, toch zijn zin. Na het incident zegt hij per direct zijn baan op. Ook daarna verkeert hij regelmatig op gespannen voet met redacties van de bladen waar hij voor werkt, reden om in 1948 over te stappen naar het befaamde fotografencollectief Magnum.

In 2011 gaat het Gemeentemuseum Helmond, dat de foto’s van Bischof exposeert, in Roermond op zoek naar Jo Corbeij. Hij blijkt vijf jaar na de bevrijding te zijn overleden. De bomsplinters hadden zich, met fatale gevolgen, in zijn hersenen genesteld.