Het oog van de meester waakt niet meer
Als het om bijzondere boeken gaat, kunstboeken bijvoorbeeld, is er in Nederland geen betere drukkerij dan die van Cor Rosbeek in het Zuid-Limburgse Nuth, een paar heuvels verwijderd van mijn woonplaats. Dat zou op chauvinisme kunnen wijzen, ware het niet dat Rosbeeks reputatie in kringen van kenners algemeen is.
In de loop van 2006 werd ik daarin ten overvloede bevestigd. Patrick Everard van de Historische Uitgeverij Groningen wilde mijn boek over de tekeningen van Lucebert bij Rosbeek laten drukken – uitsluitend vanwege diens niveau, niet omdat zijn bedrijf voor mij zo aangenaam dichtbij lag. Ik kende Rosbeek tot dan alleen van naam en faam, het boek was de aanleiding voor een persoonlijke kennismaking.
Toen we de werkruimte binnenkwamen, was men volop in bedrijf. Er was amper tijd om handen te schudden en helemaal niet om nader kennis te maken. Cor Rosbeek zelf was er niet, tot mijn teleurstelling. Wel had hij de hulp ingeroepen van een gepensioneerde meester-lithograaf uit Duitsland, die hij voor de moeilijkste klussen wel eens consulteerde.
De mannen stonden in diepe concentratie over de druksels en de originele kunstwerken gebogen, turend, vergelijkend, afwegend; gesproken werd er niet veel. Er bleken een paar hardnekkige problemen. Sommige originelen waren kromgetrokken door het vocht uit de verf of door andere oorzaken, waardoor de foto’s onwelkome schaduwgolven te zien gaven. Maar van platdrukken kreeg je kleurverschillen en die waren evenmin welkom.
Een ander probleem vormde de zeer verschillende papiersoorten waar Lucebert in de loop der jaren op had gewerkt. Uiteenlopende varianten wit zouden in het boek een lelijk, onrustig effect sorteren, maar wegwerken van die verschillen had onvermijdelijk consequenties voor de overige kleuren.
Problematisch was soms ook de dikte van het papier. Een enkele keer zag je de nerven erdoorheen, soms ook potloodstrepen, een boodschappenlijstje of een staartdeling aan de achterkant. Vergeleken daarmee was de vraag of de vouwen, scheurtjes, krassen en vlekken moesten worden weggewerkt of juist niet, eenvoudig beantwoordbaar. De titel van het boek luidde niet voor niets Vlek als levenswerk.
We keken toe, gaven voorzichtig commentaar, keurden goed en af, controleerden de volgorde en de titels. Intussen werden we door een wat oudere medewerker van de drukkerij, een vriendelijke, maar moeilijk verstaanbare man, overvloedig voorzien van koffie, broodjes en frisdrank. Pas een half uur later werd me duidelijk dat deze man Cor Rosbeek was. Kennelijk voelde hij zich niet te goed om voor loopjongen te spelen in zijn eigen bedrijf. Dat nam hem voor me in. Toen we in gesprek raakten werd me snel duidelijk dat hij Parkinson-patiënt was.
Anderhalf jaar later ontmoette ik Rosbeek opnieuw. Vrienden hadden me gevraagd een groot interview met hem te maken in verband met een liber amicorum dat in het grootste geheim voor hem werd voorbereid. Rosbeek zat veertig jaar in het vak en hij ging ermee ophouden, ook omdat zijn ziekte hem steeds meer parten speelde. Lang hoefde ik daar niet over na te denken. De man had mijn sympathie, ik bewonderde zijn werk.
Vermomd als medewerker van Zuiderlucht zocht ik hem eind april 2008 op. Hij bleek tot mijn verrassing in Amsterdam te wonen, al sinds 1992. Sindsdien pendelde hij tussen het zuiden en de hoofdstad. Dat had hij al zijn hele leven gedaan, bleek tijdens ons gesprek, letterlijk en metaforisch. Want hoezeer hij ook in het Limburgse dorpsleven was geworteld, hij had toch ook al vroeg de vleugels uitgeslagen naar de open ruimte van een cultuur die niet door benepen tradities en familieverhoudingen werd gedicteerd.
Cor vertelde honderduit over de kleine, op plaatselijke klandizie drijvende drukkerij van zijn vader en de kantoorboekhandel van zijn moeder. Hij was zestien toen zijn vader overleed en hij geacht werd de zaak over te nemen. Het ware enthousiasme kwam een paar jaar later, toen hij via een rijke verffabrikant uit de regio, die zijn nieuwe huisstijl bij hem liet drukken, in contact kwam met de wereld van ontwerpers.
Om een lang verhaal kort te maken: drukkerij Rosbeek, geleid door Cor en broer Jean, ontketende in het aan experimenten niet erg verslingerde zuiden een revolutie op het gebied van de vormgeving. Het opmerkelijke bedrijfsgebouw in Nuth, naar een ontwerp van Herman Zeekaf, werd een centrum van avontuurlijke, modernistische drukkerskunst, waar ontwerpers uit het hele land en opdrachtgevers uit de hele wereld spoedig kind aan huis waren. Niets was Rosbeek te dol, hij enthousiasmeerde ontwerpers en klanten, en stelde de hoogste eisen aan zijn personeel. Maar dat alles gebeurde in een volkomen relaxte en vriendschappelijke sfeer, zoals ik zelf had kunnen constateren. Misschien was die gulle, democratische bedrijfscultuur wel zijn eigenlijke bedrijfsgeheim.
Het liber amicorum kwam er, en het zag er, in de herkenbare minimalistische vormgeving van Baer Cornet, Cors kompaan van het eerste uur, fantastisch uit. Meer dan honderd bevriende ontwerpers, architecten, collega’s, beeldend kunstenaars, fotografen en auteurs brachten Rosbeek een hommage in de vorm van een geschreven en/of beeldende bijdrage.
Het boek zou Cor nog in de zomer van 2008 worden aangeboden tijdens een feestelijke bijeenkomst in Maastricht. Dat is er niet van gekomen. Onvoorziene problemen met de overname van de drukkerij veroorzaakten plotseling een rouwstemming die alle vormen van feestelijkheid onmogelijk maakte. Iedereen die aan het boek had meegewerkt kreeg het zonder trompetgeschal per post in huis, mogelijk zou het afscheid op een later moment nog eens worden gevierd.
Wie of wat er voor die dramatische omslag precies verantwoordelijk was, weet ik niet. Tijdens ons lange gesprek in Amsterdam hebben we het, uiteraard, over de toekomst van het bedrijf en over zijn eigen toekomst gehad. Beide zag hij met optimisme tegemoet, al was het duidelijk dat de bedrijfsovername niet eenvoudig zou zijn.
De toekomst van het drukkersvak, zei hij, werd voor een groot deel bepaald door de onweerstaanbare opkomst van de computer. “Er is een hele batterij vakken weggevallen, bijvoorbeeld dat van zetter. Alles wordt nu digitaal aangeleverd. Vaak maken we ook niet meer onze eigen litho’s. Die worden nu geleverd door de klant. Die is niet meer gewend voor litho’s te betalen. Bovendien is hij vaak erg eigenwijs, hij ziet geen kwaliteitsverschillen, of hij vindt die niet belangrijk. Het gevolg: we drukken vaak ver beneden ons kunnen.”
Ook over de toekomst van zijn eigen bedrijf was hij niet zonder zorgen. Hij zou de continuïteit van de drukkerij graag verzekerd zien, hoewel hij natuurlijk wist dat een opvolger niet gemakkelijk te vinden zou zijn. Ik denk niet dat hij zich bewust was van de ernst van de problemen die hem bedreigden. Hij verheugde zich op het verschijnen van het aan hem gewijde deel 11 van de reeks Roots, een serie cahiers van (Z)OO en Greve Offset die aandacht schenkt ‘aan de wortels van de Nederlandse ontwerpcultuur’.
Op 17 oktober 2008 maakte het brancheblad voor de Nederlandse grafische industrie het faillissement van drukkerij Rosbeek bekend. De aanvrager werd niet vermeld. Wel gaf het blad een bescheiden opsomming van “de klanten van naam” voor wie Rosbeek had gewerkt. Een paar dagen later stond het bericht ook in de Limburgse kranten.
Het tijdperk van de digitale reproduceerbaarheid heeft de do-it-yourself-cultuur overal een stevige stimulans gegeven. Dat heeft zijn onmiskenbare voordelen. Maar uit de geest van die cultuur is ook de soms aan minachting grenzende onverschilligheid voor de specialist ontstaan. Die heeft Cor Rosbeek de das omgedaan. Zijn drukwerk blijft, temidden van alle bedrukte rommel die ons met karrenvrachten in de maag wordt gesplitst, herinneren aan een zeldzame kwaliteitsstandaard.
1980, klooster Mamelis: Dom van der Laan vertelt Cor Rosbeek over de geheimen van het door hem ontworpen, in steen gekapt alfabet. foto William Graatsma
De nummers 37 t/m 58 van de door Rosbeek uitgegeven Goodwill-reeks, juweeltjes van boekdrukkunst die de drukkerij internationale faam bracht.