Een lijst met gebroken glas is niet erg, de blauwe lak loopt altijd uit, schilderen is slecht voor je rug en de schaar is altijd zoek. Werk maken is bij Mike Moonen het waarderen van dat wat niet loopt zoals gehoopt.

Was er in de geschiedenis van de mensheid al iemand die de plastic testhoofden van een kappersopleiding combineerde met op afstand bestuurbare speelgoedauto’s? Het lijkt alsof ze voor elkaar zijn gemaakt, zo perfect passen de halfronde openingen in het schedeldak als wielkasten over de autowielen. 

Het resultaat, een collectie pruiken die kriskras tussen de bezoekers van W139 in Amsterdam scheurden, is typisch Mike Moonen: een onlogische combinatie die precies past. ‘Ik ging met de trein, er was nauwelijks geld vanuit de organisatie. Ik heb een koffer gevuld met wat spullen; die vreemde pruiken had ik al liggen, en toen ik die auto’s vond was het meteen “klik”.’ 

Op zoek naar goed materiaal voor nieuwe ‘kliks’ scrollt Mike Moonen (Heerlen, 1990) zich suf op Marktplaats en struint hij voortdurend door kringloopwinkels. Zijn atelier in Maastricht bevat een bonte afspiegeling van de rariteiten die online zoal worden aangeboden: twee scheel kijkende papiermaché leeuwen, een potje afgeknipte duimnagels uit 1972, een opgezet varken met een kunstgebit. ‘Daar hou ik echt van. Dat zo’n ding er gewoon is. Tegelijkertijd snap je er niks van.’ 

Gek genoeg kijken de verkopers Mike vreemd aan wanneer hij zijn nieuwe aanwinst komt ophalen: ‘Je ziet het ze denken, “wat moet hij daar in hemelsnaam mee?”’ 

‘Ik zal nooit zeggen: “O nee, wat erg, een mes in mijn schilderij!”’

Heb je altijd al zo’n interesse gehad in vreemde voorwerpen?

‘Ik ben opgegroeid in een dorp, daar is meestal weinig spannends te doen. Dan ga je net wat meer op zoek naar dingen die anders zijn; in de stad heb je die behoefte misschien minder. Aan de andere kant, als ik zie hoe mensen in een dorp hun huis inrichten, met van die vensterbanken met etages van cactussen, dat vind ik ook geweldig. Dus eigenlijk klopt die redenering van mij over steden en dorpen niet zo; het ligt aan je verwachting. Als je kunt spelen met je verwachtingen, dan kom je in De Oneindige Actieve Staat van Verveling. Dan kunnen er goede dingen ontstaan.’ 

Dus je verveelt je in je atelier?

‘Nee nooit. Geef me een lepel, sluit me op in een witte ruimte en klop na drie dagen eens op de deur om te vragen hoe het gaat. Vermoedelijk ben ik dan aan het skateboarden op die lepel. Het gaat om het moment dat je je bijna verveelt. Zoals tijdens corona, toen zijn we hier met een paar vrienden messen gaan gooien op een doelwit. Iemand gooide helemaal scheef en dat mes landde in een van mijn schilderijen. Dat zou ik uit mezelf nooit doen, maar het zag er vet uit dus dan laat ik het zo. Ergens wringt dat, als je voortdurend alles weglacht, zo van “boeit me niet.” Als je te simpel met die houding omgaat, ben je niet meer kritisch. Als je toeval zo’n grote rol geeft, moet je daarmee overweg kunnen. Je moet sturen, tegensturen, loslaten.’

Hoe stuur je toeval?

‘Als ik niet wil dat er messen in mijn schilderij belanden dan moet ik geen messengooiers in mijn atelier uitnodigen. Of als ik wel wil dat ze komen zeggen: “Wacht met gooien, ik zet mijn werk even aan de kant. Dat doe ik niet, dus zal ik nooit zeggen “O nee, wat erg, een mes in mijn werk!” Ik zoek dat soort toevalligheden bewust op, het houdt me alert. Vanavond heb ik een goede vriend uitgenodigd om een paar van mijn schilderijen af te maken. De laatste keer dat hij heeft geschilderd was op de basisschool, dus ik ben erg benieuwd wat hij er van maakt.’ 

Ik kom hier meestal gewoon binnenvallen

Hoe start je dan een serie toevalligheden?

‘Ik kom hier meestal gewoon binnenvallen en begin wat te rommelen. Als ze me voortdurend horen gniffelen, weten de anderen hier in het gebouw dat ik weer iets te pakken heb. En dan begint de megapuzzel: dan is het schuiven en dingen vallen om en gereedschap is kwijt en dan zaag je het weer kapot en dan plak je het weer eens ergens aan. Tot het op het allerstomste punt is, maar wel spits en scherp. En het is best moeilijk om echt iets stoms te maken. Dat is zoeken en schrapen, in die hoeken waar het op niks meer slaat. Dat is voortdurend het doel; tegelijkertijd heb je super veel plezier. Het is in ieder geval niet zo dat ik hier moeilijk ga zitten nadenken, schetsen en dan het idee uitwerk. Ik weet nooit wat er komt. Gelukkig maar.’

Mike deelt zijn atelier met enkele andere kunstenaars zonder dat er delen van de ruimte zijn afgebakend. Binnenkort verhuist hij naar Amsterdam om er verder te studeren.  

Wat ga je meenemen? 

‘Ik begin met nul. Misschien wat papier en gekleurde lijmpistoolpatronen, de rest laat ik achter in een opslag. In Maastricht ben ik de hele tijd koprollend van het ene naar het andere project gegaan. Ik ken iedereen in deze bubbel, en is het gewoon chill, maar ik ben ook benieuwd hoe dat in een andere stad is. En ik denk dat de tijd rijp is voor verdieping; andere mensen, andere meningen, weer wat frisse wind erdoor. Ik denk dat die eindeloze zoektocht dan weer wat verder komt.’