Geen dichter, geen kunstenaar bij wie leven en werk zozeer één zijn als bij Breyten Breytenbach. Zeven jaar zat hij gevangen in een Zuid-Afrikaanse cel, maar het werk van deze ‘handelsreiziger in dromen en illusie’ van voor en na die periode kent geen verschil. Eind oktober komt hij naar Maastricht.
door Cyrille Offermans
Het zou cynisch zijn Breyten Breytenbach zonder meer een reiziger te noemen, elke associatie met taxi’s en hotellobby’s roept een vals beeld op. Eerder is hij, de blanke Zuid-Afrikaan, een geboren ontheemde, letterlijk, een vreemdeling in eigen land, een thuisloze. Gedreven door onrust en schaamte verliet hij zijn geboorteland op zijn twintigste, in 1959, om zich na de nodige omzwervingen als kunstschilder en dichter in Parijs te vestigen – hoewel dat werkwoord onverenigbaar is met het nauwelijks controleerbare vuur dat in hem brandde. Leven en werk stonden in het teken van het verscheurde thuisland, zijn blik erop was die van een verdrevene.