Duitsland speelde als grootste buurland altijd een bepalende rol voor de Nederlandse identiteit. Sinds de oorlog was die negatief, nu kan het land ook als positief voorbeeld worden gebruikt. Hoe lang blijft dat?

De foto’s gingen direct de hele wereld over. Begin september ontvingen honderden Duitsers duizenden Syrische vluchtelingen met open armen op het station van München. Ze gaven hen Bretzels, omhelzingen en hulp; in ruil ervoor kregen ze een dankbare glimlach, soms droegen de nieuwkomers zelfs spandoeken met ‘Thank you Germany’ erop.

Selfies met bondskanselier Angela Merkel.

“Hartverwarmend”, schreef een Berlijnse krant. “De goede Duitser” is terug, meldde een columnist opgetogen. En de Frankfurter Allgemeine Zeitung herinnerde zijn lezers er fijntjes aan hoe cruciaal het is dat deze foto’s juist in deze maand te zien waren, voorafgaand aan de herdenking van ‘25 jaar Wiedervereinigung’. De wereld kan nu een nieuw Duitsland zien, schreef de krant duidelijk opgelucht.

De verandering in de beeldvorming is inderdaad verbijsterend. Ook begin jaren negentig kwam er een stroom vluchtelingen naar Duitsland, maar in de eerste jaren van de hereniging zorgde dat voor een heel ander soort krantenfoto’s. Op de voorpagina’s waren brandende asielzoekerscentra te zien, een woedende menigte in Rostock belette de brandweer de in het nauw gedreven vluchtelingen te hulp te komen.

Er vielen doden, in Oost-, maar ook in West-Duitsland. In Solingen, een stadje vlakbij de Nederlandse grens, kwamen in 1993 vijf Turken om het leven na brandstichting door rechtsradicalen. In Nederland startte een radio-DJ een actie, en meer dan een miljoen Nederlanders stuurden briefkaarten met de tekst ‘Ik ben woedend’ erop naar de toenmalige Duitse bondskanselier Helmut Kohl.

De aanslagen pasten bij het algemene beeld van Nederlanders over Duitsland, dat direct na de Wiedervereinigung in 1990 uiterst negatief was. In de politiek vreesde men een nieuw machtig Duits rijk. In de publieke opinie overheerste de afkeer van een te ouderwets, te bureaucratisch en te weinig multicultureel buurland. Duitsland was simpelweg alles wat het zichzelf als modern en tolerant beschouwende Nederland juist niet wilde zijn.

En nu? Nu zou er eigenlijk best wat te klagen kunnen zijn. Duitsland is inderdaad het machtige land geworden dat Lubbers, Thatcher en Mitterrand destijds wilden vermijden. En tijdens de huidige vluchtelingencrisis hebben rechtsradicalen opnieuw aanslagen op asielzoekerscentra gepleegd – tot nu toe nog zonder doden.

Toch wordt er vanuit Nederland geen beschuldigende vinger meer geheven. In plaats daarvan lees ik onder andere op De Correspondent, een aan De groene Amsterdammer gelieerde website, bewonderende beschrijvingen van de Duitse houding in de vluchtelingencrisis. “Natuurlijk”, schrijft een columnist, “in Duitsland zijn er ook racisten en gaan er zelfs asielzoekerscentra in vlammen op. Maar daar worden de vreemdelingenhaters niet naar de mond gepraat door een groot deel van de politieke en journalistieke kaste.”

Inderdaad hebben beide buurlanden in het openbare debat over multiculturalisme een haast tegengestelde ontwikkeling doorgemaakt. In 1993 was het in Duitsland nog volkomen geaccepteerd als politici harde woorden over buitenlanders spraken. “De boot is vol!”, klonk het destijds zelfs uit de mond van een sociaaldemocratische minister. In Nederland was een dergelijke uitspraak alleen bij Hans Janmaat van de Centrumpartij te horen, de rest van de politiek benadrukte de zegeningen van de multiculturele samenleving.

Anno 2015 is de situatie 180 graden gedraaid. Nu wijzen politici in Nederland juist bezorgd op de problemen van die multiculturele samenleving, terwijl men in Duitsland enthousiast over een nieuwe ‘welkomstcultuur’ voor migranten spreekt. Een paar jaar geleden klonk dat nog voorzichtig, maar sinds Merkel dit jaar openlijk heeft gezegd dat “de islam ook bij Duitsland hoort” is het zelfs bij de conservatieve vleugel van de christendemocratische CDU te horen.

De media hebben dezelfde draai gemaakt. Begin jaren negentig hitste het boulevardblad Bild de politici en het publiek nog heel bewust op. De krant bracht verhalen over asielzoekers die banen van de gewone Duitser zouden afpikken. Nu plaatst de krant op zijn voorpagina grote foto’s van helpende landgenoten, en schrijft portretten over ‘goede’ Syrische vluchtelingen die juist een aanwinst voor de Duitse arbeidsmarkt zouden zijn.

Hoe mooi dat ook allemaal klinkt, het is allerminst een garantie voor een idyllisch verloop. Feitelijk staat Duitsland verder weg van een ‘veelkleurige’ samenleving dan Nederland. De scheiding tussen autochtonen en allochtonen is in Duitse steden veel sterker voelbaar. Een uitgesproken politicus met niet-westerse wortels, zoals Ahmed Aboutaleb in Rotterdam, is er ondenkbaar. Uit peilingen blijkt dat een meerderheid van de Duitsers weliswaar vindt dat de vluchtelingen welkom zijn, maar dat neemt niet weg dat ongeveer achttien procent van de kiezers sceptisch staat tegenover de multiculturele samenleving – net als in Nederland.

In de Duitse media en politiek hoor je die geluiden echter niet. Nu er in het openbaar vooralsnog gejubeld wordt over de nieuwe ‘welkomstcultuur’, zoeken de ontevredenen naar andere uitlaatkleppen. Sommige politicologen brengen de ‘onderdrukkingsmentaliteit’ in het Duitse debat daarom zelfs in relatie met het groeiend aantal aanslagen op asielzoekerscentra.

Waarom kan Duitsland in Nederland dan toch als voorbeeldland dienen? Het nieuwe beeld van Duitsland heeft vooral te maken met de functie die het buurland in het Nederlandse debat vervult. Duitsland speelde als grootste buurland altijd al een bepalende rol voor de afbakening van de eigen identiteit. Maar terwijl die rol sinds de oorlog vooral negatief was, is het beeld van Duitsland nu juist positief.

De Nederlandse waardering voor Duitsland is gegroeid toen de zelfkritiek toenam. Dat begon een jaar of tien geleden. Nederland bleek toen helemaal niet zo vlot en tolerant als lang was gedacht. Europa? Daar begon men sceptisch over te worden. De islam? Men stemde massaal voor Geert Wilders, die zei de Koran te willen verbieden. Zelfs het oude vertrouwde beeld van de vaderlandse geschiedenis veranderde. Ineens had niet meer iedere opa in Nederland in het verzet gezeten, maar bleek 75 procent van de Nederlandse Joden te zijn vermoord, een percentage dat alleen in Oost-Europese landen hoger ligt.

Toen de Nederlandse onzekerheid toenam, veranderde de blik op de buren, waar het allemaal beter leek te lopen. Terwijl de Nederlandse economie kwakkelde, werd Duitsland sterker dan ooit. In Nederland bezuinigde de politiek op cultuur, in Duitsland werden miljoenen extra uitgetrokken. En in plaats van “gidsland Nederland”, zoals begin jaren negentig het geval was, looft de New York Times nu Duitsland als “morele leider van Europa”, omdat het als enige land de opvang van vluchtelingen boven de problemen ervan stelt.

In de Duitse media wordt de opkomst van de ‘goede Duitser’ dan ook bezongen alsof het het beste is dat het land voor zijn reputatie kon overkomen. Maar beeldvorming blijft onvoorspelbaar. Die hangt vooral samen met belangen, en als die veranderen, verandert ook de beeldvorming weer.

“Een menselijke opstelling” hoeft niet altijd voor een betere verhouding tussen landen te zorgen. In de eurocrisis was het juist de Duitse strengheid tegenover Griekenland die zo goed aansloot bij de Nederlandse politiek. Die opstelling zorgde in Zuid-Europa voor een anti-Duitse stemming, maar in Nederland voor gevoelens van een Noord-Europese broederschap.

De vluchtelingencrisis is een ander voorbeeld van deze onvoorspelbaarheid van de beeldvorming. Het Duitse ideaal van een ‘welkomstcultuur’ zorgt bij linksgeoriënteerde columnisten voor bewondering, maar het kan haaks staan op de belangen van rechtse Nederlandse regeringspolitici. Uitgerekend de nieuwe Duitse openheid kan in Nederland daarom voor een andere, negatievere opstelling over de buren zorgen – net als vroeger dus.

Misschien is dat wel de wrange ironie van de Duits-Nederlandse relatie. 25 jaar na de Wiedervereinigung zijn beide landen zó veranderd, dat de opkomst van de ‘goede Duitser’ niet automatisch een grotere politieke toenadering hoeft op te leveren.

Merlijn Schoonenboom is oud-Duitslandcorrespondent van De Volkskrant en auteur van het boek Waarom we ineens van de Duitsers houden (en ze daar zelf van schrikken). merlijnschoonenboom.nl