Merieke Manders was jarenlang een fervent lezer. Daarna nam ze zelf de pen ter hand om te schrijven over haar literaire helden. Zoals op een landgoed in Kent, waar de ongrijpbare Virginia Woolf naast haar komt zitten op een bankje.

Wat zou er zijn gebeurd als ik geen kinderen had gehad? Wat, als ik op dertigjarige leeftijd, op de valreep van het meest ingrijpende vrouwelijke dilemma, had besloten een andere weg te kiezen en de kinderwens aan de wilgen had gehangen?

Op het moment dat mijn eerste kind geboren wordt, zie ik de vrouwen uit mijn buurt al vier keer per dag op hun fiets voorbij rijden om hun kroost naar school te brengen en weer op te halen. Moeder willen zijn is voor mij niet als vanzelfsprekend. Toch gooi ik bijtijds nog het roer om. In één keer is het er, dat moederinstinct. Ik ben dan drieëndertig en heb al een groot deel van mijn leven achter me. Tot die tijd kijk ik meewarig naar al die redderende, jonge moeders, gebonden aan huis en haard en verstoten van alle genoegens waar ik me aan laaf. Ik stort me nog volop in het uitgaansleven, verslaap halve weekends en sta op hoe laat ik wil. Geen baby die me tiranniseert met vroeg ontwaken of voortdurend gekrijs. Ik ga lekker op reis en boek zomaar tussendoor een uitstapje naar een opwindende stad en… ik lees me door de dagen, de weken en de maanden. Op elk mogelijk tijdstip raak ik geboeid of verstrikt in de verhalen en levens van anderen. De boeken zijn míjn kinderen. Ik zorg goed voor hen en zij zorgen goed voor mij. Het zijn ook nog eens kinderen die me in een korte tijdspanne naar de volwassenheid voeren en ervoor zorgen dat ik koers houd.

Inmiddels heb ik de leeftijd van eenenveertig jaren bereikt. Ik wandel met mijn vriend en kinderen door de tuinen van Sissinghurst in Zuid-Engeland en overpeins dit allemaal. Hoe komt het dat ik me op latere leeftijd dan toch laat beïnvloeden door opruiende hormonen en ik daarna moet zien klaar te komen met een knagend gevoel van twijfel dat me bij tijden blijft hinderen? Uiteindelijk kies ik toch voor het moederschap.

Virginia Woolf laat zich niet meeslepen door deze ingrijpende, vaak geromantiseerde kinderwens. Ze doolt hier ergens rond, in de tuinen van haar vriendin Vita Sackville-West. Ik voel haar geest over de paden zweven en zie haar neus de geparfumeerde geur van de prachtige, veelkleurige bloemen opsnuiven. Haar ogen dwalen over dit bloementapijt maar haar blik keert zich tegelijkertijd naar binnen. Ze trekt zich terug in haar eigen, raadselachtige wereld. De wereld van haar boeken. Hoe graag had ik in haar schoenen gestaan? Het is een hevige, verwarrende emotie die me op bepaalde momenten in het leven steeds weer overvalt. De pijn van de andere keuze. De twijfel die bezit van me neemt en het diepgevoelde gemis van een ander mogelijk leven. Het overkomt me bij vrouwen die sterk en bewust het moederschap afwijzen. Die voelen dat ze een andere taak te volbrengen hebben in het leven of die zichzelf goed genoeg kennen om te weten dat zij en hun ongeboren kinderen niet in de wieg zijn gelegd voor deze verantwoordelijke taak. Vrouwen zoals Simone de Beauvoir, Marguerite Yourcenar en Virginia Woolf dus. Ik houd intens veel van mijn kinderen, ik wil ze nooit meer missen, de gedachte alleen maakt me panisch. Het is de beperkende, zorgende taak tegenover een leven in vrijheid in mijn hoofd dat me parten speelt.

Het is een prachtige dag. De zon kruipt met regelmatige tussenpozen vanachter de hagelwitte wolken vandaan en de lucht is van een sacraal azuurblauw. De Engelse zomer laat zich van zijn beste kant zien in het zuidelijke Kent. We hebben anderhalf uur met de auto gereden vanaf ons vakantiehuisje in de buurt van Londen naar deze plek, die meer dan een halve eeuw geleden wordt bewoond door schrijfster Vita Sackville-West en haar man, de politicus Nigel Nicolson. Het is een stukje paradijs op aarde. De serene stilte wijst ons de weg naar hun statige landhuis. We parkeren onze auto en betreden devoot de vertrekken waar het echtpaar heeft geleefd. Wat opvalt, is hoe losjes alles is gerangschikt, zowel in huis als in de tuin. De kamers staan volgestouwd met dierbare spullen en, vooral, boeken. Een vleugje toverstof lijkt op de meubels te zijn neergedaald, van de goudbruine, warme aardekleuren gaat een comfortabele knusheid uit. Geen kneuterigheid maar veeleer een distillaat van inspirerende, artistieke gedachten en ideeën. Alsof zich in elk vaasje, achter elk schilderij, onder ieder sleets kleedje woorden schuilhouden. Dat, zodra je een pennenbakje van het bureau oplicht of de plooien in de zware, gedrapeerde gordijnen herschikt, de zinnen als bij toverslag naar buiten stromen.

Dit is het huis van en voor een schrijver. Hier ontmoeten de menselijke geest en de natuur elkaar. De liefde voor alles wat ooit geschreven is en nog geschreven moet worden, verzamelen zich in dit kleine kasteel. Maar ook buiten zet dit gevoel zich voort. De zachte tinten van de bloemen en de achteloze rangschikking van de planten voeren de woorden in een ritmische cadans aan de ene kant langs de boomstammen en over de kronkelpaadjes naar de aangrenzende weiden met het panoramische uitzicht. Aan de andere kant kaatsen ze tegen de eeuwenoude, steenrode muren en maken een zachte landing op de houten bankjes, die her en der in de tuin zijn neergezet. Op één van die bankjes achter het woonhuis, beschut onder een grote boom, neem ik plaats. Ik ben alleen. Totdat ik vanuit mijn ooghoek een lucide gestalte op me af zie komen. Virginia neemt de lege plek in naast me op de bank en begroet me met een schichtige hoofdknik. Haar grote, dromerige ogen zwenken met een half geloken blik over de weelderige tuin van haar vriendin. Het tengere lichaam neemt niet veel plaats in beslag. Hier kan ze tot rust komen en al haar mysterieuze gedachten ongebreideld de vrije loop laten. De opkomende depressies die haar voortdurend folteren, verzachten misschien. Hier kan ze haar volgende roman uitbroeden. Ze hoeft zich geen zorgen te maken over hoe laat haar kinderen uit school komen en ze heeft geen last van doorwaakte nachten. Voor haar zelf maakt ze de juiste keuze. Ze kan niet anders en maar goed ook. Anders had ik nooit haar roman Naar de vuurtoren kunnen lezen. En al haar andere werk. Misschien komen vanaf dit bankje de ideeën voor dit meesterwerk. Haar beste roman. Er is in heel de wijde omtrek geen vuurtoren te bekennen. We zijn kilometers ver van de zee verwijderd. Pas als ik mijn ogen dichtknijp tegen het felle zonlicht dat plotseling in mijn gezicht schijnt, meen ik het licht van de vuurtoren te zien. Het beeld is bedrieglijk echt. Waar ik me nu bevind, zijn haar boeken werkelijk uit haar brein ontsproten. Ik draai me naar haar om maar ze is al weer verdwenen. De ongrijpbare Virginia Woolf. Ik had zo graag nog even de prangende vragen die op mijn lippen branden aan haar voorgelegd en mijn twijfel met haar gedeeld.

Mijn vriend en kinderen komen me nu gezelschap houden, mijn zoon kruipt aanhankelijk tegen me aan. Zijn warme, beweeglijke lijfje en zijn gretige, innemende lach doen me smelten. Ik druk hem steviger tegen me aan en beroer met mijn hand de blonde krullenpracht van mijn dochter die naast hem zit. Wat een rijkdom. Ik heb de juiste keuze voor mezelf gemaakt. Op deze bijzondere plek kom ik in het reine met mezelf. Virginia heeft afstand gedaan van deze warme moederliefde. Ik mag me gelukkig prijzen want ik heb het allebei. Háár boeken en mijn kinderen.

Merieke Manders is een pseudoniem: haar echte naam is bij de redactie bekend. Dit is de zesde aflevering in een reeks van zeven.